Page 41 of 280

Knelbeveiliging ruit voorportier(waar aanwezig)
Dit veiligheidssysteem kan de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit herkennen. Als
dat gebeurt, wordt de beweging van de
ruit door het systeem gestopt en
omgekeerd, afhankelijk van de stand.
De ruit zakt vervolgens ongeveer 5
cm ten opzichte van de eerste
stopstand. Tijdens de omkering van de
beweging kan de ruit op geen enkele
manier bediend worden.
Initialisatie elektrische
ruitbediening
Als de stroomtoevoer is onderbroken,
moet de elektrische ruitbediening
opnieuw worden geïnitialiseerd.
De hieronder beschreven
initialisatieprocedure moet met gesloten
portieren en voor elk portier uitgevoerd
worden:
❒sluit de ruit door de knop ingedrukt te
houden;
❒zodra de ruit volledig gesloten is, de
knop gedurende minstens 3 seconden
ingedrukt houden.
BELANGRIJK
21)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond
door de bewegende ruiten of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als het voertuig
(voorzien van mechanische sleutel met
afstandsbediening) wordt verlaten om te
voorkomen dat onverwachtse bediening
van de elektrische ruitbediening gevaar
oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
ELEKTRISCH
SCHUIFDAK
22)11)
Het elektrische schuifdak bestaat uit
twee glazen panelen (het voorste is
beweegbaar en het achterste is een
vast paneel) en is voorzien van twee
handmatig te bedienen
zonneschermen.
De bediening van het schuifdak werkt
alleen met de startinrichting in de stand
MAR.
OPENEN
Druk op knop A fig. 40: het dak zal
volledig geopend worden.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
SLUITEN
Trek, bij volledig geopend stand, aan
knop A fig. 40: het dak wordt volledig
gesloten.
De automatische beweging kan in elke
stand onderbroken worden door
nogmaals op knop A te drukken.
39
Page 42 of 280

SCHARNIEROPENING
Om het dak in "scharnierstand" te
zetten, knop Bfig. 40 indrukken en weer
loslaten.Dit type scharnieropening kan
geactiveerd worden ongeacht de stand
van het schuifdak. Als het dak in
gesloten stand staat, wordt het door
het indrukken van de knop automatisch
geopend in scharnierstand. Als het
reeds geopend is, moet de knop
ingedrukt gehouden worden tot het dak
de scharnierstand bereikt heeft.
Als knop B tijdens de automatische
beweging van het dak nogmaals wordt
ingedrukt, wordt de beweging gestopt.
BEWEGING
ZONNESCHERM
Het zonnescherm werkt handmatig: hij
kan in iedere stand worden gestopt.
KNELBEVEILIGING
Het schuifdak is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten
van het dak een eventueel obstakel kan
herkennen: wanneer dit gebeurt,
onderbreekt het systeem de beweging
en wordt de beweging van het dak
onmiddellijk omgedraaid.
NOODBEDIENING
Als de bedieningsknoppen niet werken,
kan het cabriodak handmatig bediend
worden zoals hieronder is beschreven:
❒verwijder beschermdop A fig. 41
op de binnenbekleding;
❒neem de bijgeleverde inbussleutel B;❒plaats inbussleutel B in zitting A;
❒draai inbussleutel B rechtsom om het
dak te openen of linksom om het te
sluiten.
INITIALISATIEPROCEDURE
Na onregelmatig gedrag van het
schuifdak of een noodmanoeuvre (zie
beschrijving in de vorige paragraaf),
moet de automatische werking van het
schuifdak opnieuw geïnitialiseerd
worden.
Ga als volgt te werk:
❒druk op knop A fig. 40 om het dak in
volledig gesloten stand te zetten;
❒zet de startinrichting op STOP en
wacht minstens 10 seconden;
❒zet de startinrichting naar MAR;
❒houd knop A minstens 10 seconden
ingedrukt, daarna zou het mechanisch
stoppen van de motor van het dak
hoorbaar moeten zijn;
40F1B0069C
41F1B0070C
40
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 43 of 280

❒druk knop A binnen 5 seconden in:
het dak zal een volledige openings-
en sluitingscyclus uitvoeren (om aan te
geven dat de initialisatieprocedure
correct is uitgevoerd). Als dit niet
gebeurt, moet de procedure vanaf het
begin herhaald worden.
BELANGRIJK
22)Verwijder altijd de sleutel (indien
aanwezig) uit het contactslot als
het voertuig wordt verlaten om het risico
op letsel te voorkomen als het schuifdak
per ongeluk wordt bediend. Oneigenlijk
gebruik van het schuifdak kan gevaarlijk
zijn. Controleer voor en tijdens het
bedienen altijd of de passagiers niet
kunnen worden verwond door het
bewegende schuifdak of door voorwerpen
die hierdoor worden meegesleept of
geraakt.
BELANGRIJK
11)Open het schuifdak niet als er een
imperiaal of dwarsstangen gemonteerd
zijn. Open het schuifdak niet als er sneeuw
of ijs op ligt: risico op beschadiging.
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de hendel fig. 42 in de richting
van de pijl;
❒verplaats hendel B fig. 43, in de
richting van de pijl en til de motorkap
op;❒maak de steunstang C fig. 44 los uit
klem D, en zet het uiteinde ervan in
de zitting E op de motorkap.
BELANGRIJK Verzeker u ervan, voordat
u de motorkap opent, dat de armen
van de ruitenwissers tegen de ruit
liggen en dat de ruitenwisser niet werkt.
23) 24) 25)
SLUITEN
26)
Ga als volgt te werk:
❒houd de motorkap met één hand
omhoog, verwijder met de andere hand
de stang C fig. 44 uit de zitting E en
zet hem terug in vergrendeling D;
42F1B0500C
43F1B0072C
44F1B0073C
41
Page 44 of 280

❒laat de motorkap tot op ongeveer 40
cm van de motorruimte zakken en
laat hem dan vallen. Controleer of de
motorkap volledig gesloten is en niet
alleen met de beveiliging is vergrendeld
door te proberen hem op te tillen. Als
de motorkap niet perfect gesloten
is, probeer dan niet erop te drukken
maar open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens
het rijden open gaat.
BELANGRIJK
23)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaand voertuig.
24)Onjuiste plaatsing van de steunstang
van de motorkap kan ertoe leiden dat
de motorkap onverwachts naar beneden
valt.
25)Til de motorkap met beide handen op.
Verzeker u ervan, voordat de motorkap
geopend wordt, dat de armen van de
ruitenwissers tegen de ruit liggen, dat het
voertuig stilstaat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld.26)Om veiligheidsredenen moet de
motorkap tijdens het rijden altijd correct
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap
op de correcte manier.
BAGAGERUIMTE
De ontgrendeling van de bagageruimte
gebeurt elektrisch en is uitgeschakeld
wanneer het voertuig rijdt.
OPENEN
27)
Openen van buitenaf
Indien ontgrendeld kan de achterklep
van buitenaf geopend worden met
de elektrische hendel A fig. 45 onder de
handgreep van de achterklep tot de
klik van het ontgrendelen wordt
gehoord of door het tweemaal snel
indrukken van de knop
op de
afstandsbediening.
45F1B0074C
42
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 45 of 280

De richtingaanwijzers zullen tweemaal
knipperen en tegelijkertijd gaat de
plafondverlichting branden wanneer de
bagageruimte wordt geopend; de
plafondverlichting gaat automatisch uit
wanneer de achterklep wordt gesloten
(zie ook "Interieurverlichting").
Als de achterklep open staat, zal de
plafondverlichting automatisch
uitgeschakeld worden om de accu niet
te laten ontladen.
Achterklep van binnenuit openen in
geval van nood
Ga als volgt te werk:
❒breng de hoofdsteunen omlaag en
klap de rugleuningen in;
❒zoek de gele beschermkap A fig. 46,
die op het slot geklemd zit en verwijder
deze met de bijgeleverde
schroevendraaier;❒plaats de schroevendraaier zodanig
dat lipje B fig. 47 geactiveerd wordt, om
het slot mechanisch te ontgrendelen.SLUITEN
Pak handgreep A fig. 48 vast en laat de
achterklep zakken, druk in de buurt
van het slot tot het vastklikt.
BELANGRIJK Controleer of u in het
bezit van de sleutels bent voordat de
achterklep wordt gesloten, deze wordt
namelijk automatisch vergrendeld.
INITIALISERING
BAGAGERUIMTE
BELANGRIJK Als de accu
losgekoppeld is of als er een zekering is
doorgebrand, dan moet het
mechanisme voor het openen/sluiten
van de bagageruimte opnieuw worden
geïnitialiseerd. Ga hiervoor als volgt
te werk:
❒sluit alle portieren en de
bagageruimte;
❒druk op de knop
"FIAT" van de
afstandsbediening;
❒druk op de knop
van de
afstandsbediening.
LAADBAK
Herconfigureerbare laadvloer
12)
Het voertuig is uitgerust met een
herconfigureerbare laadvloer A,
waardoor de bagageruimte modulair
wordt.
De laadvloer kan in 2 verschillende
standen worden gezet:
❒Vloerniveau (laag)fig. 49: op die
manier kunt u het volledige volume van
de bagageruimte benutten.
46F1B0075C
47F1B0076C
48F1B0077C
43
Page 46 of 280

❒Drempelniveau (hoog)fig. 50:
gecombineerd met het neerklappen van
de rugleuning van de achterbank en
de rugleuning van de passagiersstoel
voor, kunnen lange voorwerpen
ingeladen worden. Het vergemakkelijkt
bovendien het laden/lossen van
voorwerpen in/uit de bagageruimte.
Hierbij kan ook de ruimte onder de
laadvloer (dubbele bodem) gebruikt
worden om voorwerpen op te bergen
die breekbaarder of klein zijn.
De laadvloer kan ook gekanteld
worden, en is voorzien van een
afwasbaar kunststof oppervlak, handig
voor bijvoorbeeld het vervoeren van
natte of modderige voorwerpen.
BELANGRIJK Het verplaatsen van de
laadvloer moet gedaan worden op een
centrale plaats ten opzichte van de
bagageruimte.
Lading vastzetten
Er zitten vier haken in de hoeken van de
bagageruimte (twee aan de voorkant
A fig. 51 en twee aan de achterkant B),
om de kabels te bevestigen waarmee
de lading vastgezet kan worden.
NOODKIT(waar aanwezig)
De noodkit bevindt zich in de
bagageruimte en bevat een
brandblusser en een EHBO-tas.
BELANGRIJK
27)Let op dat er geen voorwerpen op de
hoedenplank worden geraakt wanneer
de achterklep wordt geopend.
BELANGRIJK
12)De afmetingen van de laadvloer staan
een maximaal verdeeld gewicht van 70
kg toe: laad geen voorwerpen met een
zwaarder gewicht.
49F1B0327C
50F1B0328C
51F1B0079C
44
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 47 of 280
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 46
DISPLAY ......................................... 48
TRIP COMPUTER ........................... 50
LAMPJES EN MELDINGEN............. 51
45
Page 48 of 280
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
VERSIES MET ENKELKLEURIG DISPLAY
A. Snelheidsmeter – B. Brandstofmeter met reservelampje – C. Display – D. Digitale koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje
oververhitting – E. Toerenteller.
Waarschuwingslampje alleen aanwezig op dieseluitvoeringen.
BELANGRIJK De verlichting van het instrumentenpaneel kan per versie verschillen.
km/h
52F1B2034C
46
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL