ACTIEVE
SYSTEMEN
In het voertuig zijn de volgende actieve
veiligheidssystemen aanwezig:
❒ABS (Anti-lock Braking System);
❒DTC-systeem (Drag Torque Control)
❒ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
❒TC (Traction Control) (Tractieregeling);
❒PBA (Hydraulic Brake Assist)
(Hydraulische remondersteuning);
❒HHC (Hill Hold Control);
❒DST (Dynamic Steering Torque);
❒ERM (Electronic Rollover Mitigation);
❒TSC (Trailer Sway Control).
Zie de volgende beschrijving van de
werking van deze systemen.
ABS (Anti-lock Braking
System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden
en de remweg wordt geoptimaliseerd.Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van het
voertuig wanneer op oppervlakken
met verschillende grip voor de wielen
aan rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van
de remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Ingreep van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS in werking treedt omdat het
rempedaal iets pulseert en het systeem
meer geluid maakt: dit is volkomen
normaal wanneer het systeem in
werking treedt.
31) 32) 33) 34) 35) 36) 37)
DTC-SYSTEEM (Drag
Torque Control)
Het systeem grijpt in bij een plotseling
lager schakelen of tijdens of tijdens
het remmen wanneer het ABS ingrijpt
door het motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aandrijfwielen wordt voorkomen, wat
vooral bij slechte gripcondities tot
verlies van stabiliteit van het voertuig
kan leiden.
ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van het
voertuig onder diverse
rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het
voertuig door de remkracht op de juiste
wijze naar de wielen te sturen. Ook
het door de motor geleverde koppel
kan verlaagd worden om de controle
over het voertuig te behouden.
74
VEILIGHEID
VEILIGHEIDS
Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in het voertuig gemonteerde
sensoren om het traject te bepalen dat
de bestuurder wil volgen en vergelijkt
dit met het werkelijke traject van het
voertuig. Wanneer het werkelijke traject
afwijkt van het gewenste traject, grijpt
het ESC-systeem in om het overstuur
of onderstuur van het voertuig te
corrigeren.
❒Overstuur: treedt op wanneer het
voertuig meer draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
❒Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Ingreep van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
38) 39) 40) 41) 42)
TC-SYSTEEM (Traction
Control)
Het systeem grijpt automatisch in als
één of meer aandrijfwielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en bij het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek.
Afhankelijk van de slipomstandigheden,
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
❒als slechts één aangedreven wiel
slipt, wordt de BLD-functie (Brake
Limited Differential) geactiveerd,
waardoor het wiel dat slipt automatisch
afgeremd wordt (de werking van een
zelfblokkerend differentieel wordt
gesimuleerd). Hierdoor wordt
het motorkoppel dat overgebracht
wordt op het wiel dat niet slipt
verhoogt. Deze functie blijft actief ook
als de modi "Systemen gedeeltelijk
gedeactiveerd" en "Systemen
gedeactiveerd" geselecteerd zijn (zie
beschrijving op de volgende pagina's).
Ingreep van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje
op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto
kritiek zijn.
43) 44) 45) 46) 47)
PBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Het PBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren.
Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het PBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
PBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om zo veel
mogelijk uit het systeem te halen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.
75
Als de modus "Sport" is ingeschakeld,
de draaischakelaar rechtsom draaien,
hem gedurende minstens een halve
seconde in deze stand houden, en in
ieder geval tot de betreffende led gaat
branden, en de geselecteerde modus
op het display wordt weergegeven.
Tegelijkertijd gaat de led voor de eerder
ingestelde modus uit. Na het loslaten
keert de schakelaar terug naar de
middelste stand.
"Traction"/"All Weather"
MODUS
Dit is een rijmodus voor veiligheid onder
omstandigheden dat het voertuig
weinig grip heeft (nat/glad wegdek,
regen, sneeuw). Bij de 4x4 versies
wordt het gebruik hiervan ook
aanbevolen op onverharde wegen of
off-road.
Inschakelen
Als de modus "Auto" is ingeschakeld,
de draaischakelaar rechtsom draaien,
hem gedurende minstens een halve
seconde in deze stand houden, en in
ieder geval tot de betreffende led gaat
branden, en de geselecteerde modus
op het display wordt weergegeven.
Tegelijkertijd gaat de led voor de eerder
ingestelde modus uit. Na het loslaten
keert de schakelaar terug naar de
middelste stand.Als de modus "Sport" is ingeschakeld,
de draaischakelaar linksom draaien,
hem gedurende minstens een halve
seconde in deze stand houden, en in
ieder geval tot de betreffende led gaat
branden, en de geselecteerde modus
op het display wordt weergegeven.
Tegelijkertijd gaat de led voor de eerder
ingestelde modus uit. Na het loslaten
keert de schakelaar terug naar de
middelste stand.
"Sport" MODUS
In deze modus wordt de nadruk gelegd
op het plezier van sportief rijden; dit
brengt echter wel een hoger
brandstofverbruik met zich mee. De
tractie wordt geoptimaliseerd bij 4x4
versies, waardoor de wegligging van
het voertuig verbeterd wordt, zelfs
in bochten.
Inschakelen
Als de modus "Auto" is ingeschakeld,
de draaischakelaar linksom draaien,
hem gedurende minstens een halve
seconde in deze stand houden, en in
ieder geval tot de betreffende led gaat
branden, en de geselecteerde modus
op het display wordt weergegeven.
Tegelijkertijd gaat de led voor de eerder
ingestelde modus uit. Na het loslaten
keert de schakelaar terug naar de
middelste stand.Als de modus "Tractie/All Weather" is
ingeschakeld, de draaischakelaar
rechtsom draaien, hem gedurende
minstens een halve seconde in deze
stand houden, en in ieder geval tot de
betreffende led gaat branden, en de
geselecteerde modus op het display
wordt weergegeven. Tegelijkertijd gaat
de led voor de eerder ingestelde modus
uit. Na het loslaten keert de schakelaar
terug naar de middelste stand.
STORINGSMELDINGEN
In geval van storingen van het systeem
of de schakelaar, wordt de optie om
de modus te wijzigen automatisch
uitgeschakeld. Het systeem zal zichtzelf
automatisch instellen op de "Auto"
modus. In deze gevallen zal op het
display een speciale waarschuwing
verschijnen. Ga zo snel mogelijk naar
een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
134
STARTEN EN RIJDEN