BELANGRIJK Elke verandering of wijziging aan het voertuig kan ernstige negatieve invloed hebben op de veiligheid en de
wegligging ervan, hetgeen kan leiden tot ongevallen waarbij de inzittenden zelfs dodelijk gewond kunnen raken.
BELANGRIJK Het gebruik van deze apparaten in het voertuig (zonder buitenantenne) kan storingen in de elektrische systemen
van het voertuig veroorzaken. Dit kan de veiligheid van het voertuig in gevaar brengen en een potentieel gevaar voor de
gezondheid van de passagiers opleveren.
BELANGRIJK Indien mobiele telefoons/laptops/smartphones/tablets in het voertuig en/of dichtbij de elektronische sleutel
gebruikt worden, dan kunnen de prestaties van het Passive Entry/Keyless Go-systeem beperkt worden.
VERANDERINGEN/WIJZIGINGEN AAN HET VOERTUIG
6)Alvorens het voertuig te verlaten ALTIJD
de parkeerrem inschakelen, de wielen
draaien, de eerste versnelling inschakelen
bij een helling omhoog en de
achteruitversnelling bij een helling omlaag.
Zet de versnellingspook, bij versies met
automatische versnellingsbak, in P
(Parkeren) en druk op de startinrichting om
deze op STOP te zetten. Als het voertuig
op een steile helling wordt geparkeerd,
blokkeer de wielen dan met of wiggen of
stenen. Wanneer het voertuig verlaten
wordt, altijd alle portieren vergrendelen met
de speciale knop op de handgreep (zie
"Keyless Entry" in de paragraaf
"Portieren").
7)Laat bij versies met Full Keyless-systeem
de elektronische sleutel niet in of in de
buurt van het voertuig achter of op een
plaats die toegankelijk is voor kinderen.
Laat het voertuig niet achter met de
startinrichting in de stand MAR. Een kind
zou de elektrische ruitbediening, andere
bedieningselementen kunnen gebruiken of
zelfs het voertuig kunnen starten.FIAT CODE
Het Fiat Codesysteem verhindert
ongeautoriseerd gebruik van het
voertuig, door het starten van de motor
onmogelijk te maken.
Het systeem hoeft niet te worden
in-/uitgeschakeld: de werking is
automatisch, onafhankelijk van het feit
of de portieren van het voertuig al
dan niet zijn vergrendeld.
Wanneer de startinrichting op MAR
wordt gezet, identificeert het Fiat
Codesysteem de code die door de
sleutel wordt verzonden. Als de code
herkend wordt als geldig, maakt het
Fiat Codesysteem het starten van
de motor mogelijk.
Wanneer de startinrichting weer naar
STOP wordt gezet, schakelt het Fiat
Codesysteem de motorregeleenheid
uit, zodat de motor niet gestart kan
worden.
Zie voor de correcte procedures om de
motor te starten, de aanwijzingen in
de paragraaf "De motor starten" in het
hoofdstuk "Starten en rijden".
ONREGELMATIGE WERKING
Als de code van de sleutel, tijdens het
starten, niet correct herkend wordt,
wordt het pictogram
op het
instrumentenpaneel weergegeven (zie
de aanwijzingen in paragraaf "Lampjes
en berichten" in hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel"). Deze
omstandigheid leidt er toe dat de motor
na 2 seconden wordt uitgeschakeld.
Zet in dat geval de startinrichting op
STOP en daarna op MAR; als de motor
geblokkeerd blijft, probeer het dan
met de andere bijgeleverde sleutels.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
Als het
pictogram tijdens het rijden
wordt weergegeven, betekent dit dat
het systeem een zelfdiagnose uitvoert
(bijv. bij een spanningsval). Neem,
als het probleem aanhoudt, contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
14
WEGWIJS IN UW AUTO
ALARM
Activering van het alarm leidt tot een
geluidssignaal en het knipperen van de
richtingaanwijzers.
BELANGRIJK Het alarm is door de
Fabrikant aangepast om te voldoen aan
de eisen in de verschillende landen
waar het voertuig op de markt wordt
gebracht.
INSCHAKELING VAN HET
ALARM
(waar aanwezig)
Richt, bij gesloten portieren, motorkap
en achterklep en met de startinrichting
in de stand STOP, de sleutel met
afstandsbediening of elektronische
sleutel op het voertuig en druk op de
toets
"FIAT" en laat de toets los.
Bij versies met een elektronische sleutel
kan het alarm ook worden ingeschakeld
door te drukken op de toets
"portierslot" op de buitenhandgreep van
het portier. Zie voor nadere informatie
de paragraaf Keyless Entry, een paar
pagina's verderop.
Het systeem zendt een visueel en
akoestisch signaal uit (indien aanwezig)
en maakt het vergrendelen van de
portieren mogelijk.Als het alarm in ingeschakeld, gaat
lampje A fig. 7 op het
instrumentenpaneel knipperen.
Voordat het alarm wordt ingeschakeld,
wordt een zelfdiagnose uitgevoerd:
als een storing wordt gevonden, dan
klinkt er nogmaals een geluidssignaal.
UITSCHAKELEN VAN HET
ALARM
BELANGRIJK Wanneer de portieren
met de metalen baard van de sleutel
centraal worden ontgrendeld, wordt het
alarm niet uitgeschakeld.
BUITEN WERKING
STELLEN VAN HET
ALARM
Om het alarm volledig buiten werking te
stellen (bijv. als het voertuig lang niet
wordt gebruikt), de portieren afsluiten
door de metalen baard van de sleutel
met afstandsbediening in het slot om te
draaien.
BELANGRIJK Wanneer de batterijen
van de sleutel met afstandsbediening
leeg zijn, of als er een storing in het
alarmsysteem is vastgesteld, dan kan
het systeem buiten werking worden
gesteld door de sleutel in het
contactslot in de stand MAR te zetten.
7F1B0015C
15
PORTIEREN
PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BINNENUIT
Centrale vergrendeling/
ontgrendeling
Als alle portieren goed gesloten zijn
worden ze automatisch vergrendeld
zodra het voertuig de snelheid van 20
km/h overschrijdt (functie "Autoclose").
Deze functie kan ook uitgeschakeld
worden via het menu op het
instrumentenpaneel.
Om de portieren te vergrendelen, op de
knop
op de bekleding van het
voorportier fig. 8 drukken.
Om de portieren te ontgrendelen, op de
knop
drukken.
Handmatige vergrendeling/
ontgrendeling
De portieren kunnen ook vergrendeld/
ontgrendeld worden door voorziening A
fig. 9, ingebouwd in de
binnenhandgrepen van de
voorportieren, te draaien.
De bediening van de voorziening van
het achterportier vergrendelt alleen het
betreffende portier.
Stand 1: portier ontgrendeld
Stand 2
: portier vergrendeld
Door het bedienen van de hendel van
de voorportieren worden alle portieren
en de achterklep ontgrendeld.
PORTIEREN
VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN
BUITENAF
Portieren vergrendelen van buitenaf
Druk, bij gesloten portieren, op de
knop
"FIAT" op de sleutel of steek
en draai de metalen baard in het slot
van het bestuurdersportier.
2)
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op de knopop de sleutel of
steek en draai de metalen baard in het
slot van het bestuurdersportier.
KEYLESS ENTRY(waar aanwezig)
3)
Het Keyless Entry-systeem kan de
aanwezigheid van een elektronische
sleutel in de buurt van de portieren en
de achterklep identificeren.
Met het systeem kunnen de portieren
(of de achterklep) vergrendeld/
ontgrendeld worden zonder welke toets
op de elektronische sleutel dan ook te
hoeven indrukken.
8F1B0024C
9F1B0017C
16
WEGWIJS IN UW AUTO
❒OK: druk op deze knop om toegang
te krijgen tot de infoschermen of de
submenu's van een optie van het
hoofdmenu of om deze te selecteren.
Houd de knop 1 seconde ingedrukt om
de weergegeven/geselecteerde
functies te resetten.
HOOFDMENU
Het menu biedt de volgende functies:
❒TRIP
❒MOOD SELECTOR/GSI
❒VOERTUIGINFO
❒DRIVER ASSIST
❒AUDIO
❒PHONE
❒NAVIGATIE
❒WAARSCHUWINGEN
❒VOERTUIGINST.
Voertuiginst. (Voertuiginstellingen
wijzigen)
Met deze menuoptie kunnen de
instellingen gewijzigd worden voor:
❒"Display";
❒"Meeteenheid";
❒"Tijd en datum";
❒"Veiligheid"
❒"Veiligheid / Hulp";
❒"Lichten";
❒"Portieren+Vergrend."
Display
Bij het kiezen van de optie "Display"
wordt toegang verkregen worden tot de
instellingen/informatie met betrekking
tot: "Taal", "Zie telefoon", Zie navigatie",
"Automatische reset Trip B", "Herhaling
Mood Selector".
"Meeteenheid"
Selecteer optie "Meeteenheid" om de
meeteenheid te kiezen tussen:
"Eenheden van het Gemenebest",
"Metr.", "Gepersonalis.".
"Tijd en datum"
Selecteer optie "Tijd en Datum" om de
volgende instellingen te maken: "Stel
tijd in", "Formaat", Stel datum in".
"Veiligheid"
Selecteer optie "Veiligheid" om de
volgende instellingen te maken:
"AIRBAG passagier", "Piep snelheid",
"Piep veiligheidsgordel", "Hill Hold
Control".
Met de instelling "AIRBAG passagier"
kan de airbag aan passagierszijde
in-/uitgeschakeld worden:
❒Passagiersbescherming
ingeschakeld:deled
ONgaat
permanent branden op het
instrumentenpaneel.❒Passagiersbescherming
uitgeschakeld:deled
OFFgaat
permanent branden op het
instrumentenpaneel.
"Veiligheid / Hulp"
Zie voor mogelijke instellingen de
paragraafUconnect™in het
betreffende hoofdstuk.
"Lichten"
Selecteer optie "Lichten" om de
volgende instellingen te maken:
"Interieurverlichting", "Koplampsensor"
,"Follow me", "Koplampen tijdens
opening", "Autom. grootlicht",
"Daglichten", "Flanklichten".
"Portieren+Vergrend."
Selecteer optie "Portieren+Vergrend."
om de volgende instellingen te maken:
"Autoclose", "Port. open bij uitstapp.",
"Lichten bij sluiten", "Claxon bij sluiten",
"Claxon remote start", "Remote
port.ontgr", "Portierontgrendeling"
(versies met Keyless Entry), "Keyless
Entry".
49
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden
(geprogrammeerd
onderhoudsschema) .................... 185
Geprogrammeerd onderhoud......... 174
Geprogrammeerd
onderhoudsschema ............. 175-179
Gewichten...................................... 213
Gordelspanners ............................. 93
– Krachtbegrenzers ...................... 93
Grootlicht ....................................... 27
GSI (Gear Shift Indicator) ................ 48
Handbediende klimaatregeling ...... 34
Handgeschakelde
versnellingsbak ............................ 120
Herconfigureerbare laadvloer.......... 43
Het voertuig opkrikken ................... 200
HHC (systeem) ............................... 76
Hoofdairbag ................................... 112
Hoofdmenu .................................... 49
Hoofdsteunen ................................ 22
Hoogteregeling koplampen ............ 28
Identificatiegegevens
– chassisnummer ......................... 206
– motorcode ................................ 206
– VIN-plaatje ................................ 206
Interieur (reiniging) .......................... 203
Interieurverlichting .......................... 29
i-Size kinderzitjes ........................... 102
ISOFIX-kinderzitje (montage) .......... 99iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) ...................... 86
Kentekenverlichting (lamp
vervangen) ................................... 153
Keyless Entry (systeem).................. 16
Kinderslot....................................... 18
Kinderzitjes .................................... 95
Kleurendisplay................................ 47
Klimaatregeling............................... 34
Koplampen (reiniging) ..................... 202
Lakwerk (reiniging en
onderhoud) .................................. 201
Lamp buitenverlichting
vervangen .................................... 151
Lampen
– typen lampen ............................ 149
Lampjes en meldingen ................... 51
Lane Assist systeem ...................... 137
Lichtschakelaar .............................. 25
Mistachterlicht .............................. 26
Mistlampen (lamp vervangen) ......... 152
Mistlampen .................................... 26
Mood Selector ............................... 133
Motorkap ....................................... 41
Motor ............................................. 207
– code ......................................... 206
– niveau motorkoelvloeistof .......... 192
Motorolie
– niveau controleren ..................... 192
– verbruik ..................................... 192Motorruimte ................................... 186
Motorruimte (uitspuiten).................. 202
Motor starten ................................. 116
Niveaus controleren ...................... 186
Noodstart....................................... 165
Onderhoudsprocedures ................ 196
Park Assist (systeem) .................... 135
Parkeerlichten ................................ 26
PBA (systeem) ............................... 75
Periodieke controles
(geprogrammeerd
onderhoudsschema) .................... 185
Plafondverlichting voor ................... 29
Portieren ........................................ 16
Prestaties (topsnelheid) .................. 224
RCP-systeem ............................... 80
Regensensor.................................. 30
Remlichten (lamp vervangen).......... 152
Remmen
– remvloeistofniveau ..................... 192
Richtingaanwijzers achter (lamp
vervangen) ................................... 152
Richtingaanwijzers ......................... 28
Richtingaanwijzers zijkant (lamp
vervangen) ................................... 152
Richtlijnen voor de behandeling
van het voertuig aan het einde
van de levensduur ........................ 228
Rijbaanwissel ................................. 28
Rijhulpsystemen ............................. 78