Page 201 of 760

2013-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig
letsel.
■Openen van het schuifdak
●Laat geen van de inzittenden tijdens het rijden zijn/haar hand of hoofd bui-
ten de auto uit steken.
●Ga niet op het schuifdak zitten.
■Sluiten van het schuifdak
●De bestuurder is verantwoordelijk voor het openen en sluiten van het
schuifdak.
Laat, om onbedoelde bediening, met name door kinderen, te voorkomen,
het schuifdak niet door kinderen bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een andere passagier klem komt te zitten
tussen het schuifdak. Wanneer er een kind in de auto zit, verdient het aan-
beveling om de blokkeerschakelaar voor de ruitbediening te gebruiken.
(Blz. 195)
●Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt
dat bekneld zou kunnen raken als het schuifdak bediend wordt.
●Wanneer u uit de auto stapt, zet dan het contact UIT en neem de sleutel
en het kind met u mee. Anders kan het kind de auto mogelijk onbedoeld,
uit kattenkwaad enz., bedienen, wat tot een ongeval kan leiden.
■Klembeveiliging
●Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembevei-
liging werkt.
●Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als het schuifdak bijna
gesloten is.
Page 202 of 760
2023-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Page 203 of 760

203
4Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ............ 204
Lading en bagage .............. 218
Rijden met een
aanhangwagen ................ 220
4-2. Rijprocedures
Contactslot (auto's zonder
Smart entry-systeem
en startknop) ................... 232
Startknop (auto's met
Smart entry-systeem
en startknop) ................... 236
Automatische transmissie
(met S-modus) ................. 244
Automatische transmissie
(met M-modus) ................ 251
Multidrive CVT ................... 260
Handgeschakelde
transmissie ...................... 268
Richtingaanwijzer-
schakelaar ....................... 272
Parkeerrem ........................ 274
Claxon ............................... 275
DPF-roetfilter
(Diesel Particulate Filter)/
DPNR-katalysator
(Diesel Particulate-NOx
Reduction) ....................... 2764-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar .................. 279
Automatic High Beam-
systeem ........................... 285
Schakelaar mistlampen ..... 292
Ruitenwissers en
-sproeiers......................... 294
Achterruitenwisser en
-sproeier .......................... 300
4-4. Tanken
Openen van de tankdop .... 302
4-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Cruise control..................... 307
LDA
(Lane Departure Alert) ..... 311
Toyota Parking Assist-
sensor .............................. 319
Schakelaar permanente
vierwielaandrijving
(AWD-uitvoeringen) ......... 325
Stop & Start-systeem ......... 326
Ondersteunende
systemen ......................... 333
Hill Start Assist Control ...... 339
Downhill Assist Control ...... 341
BSM (Blind Spot Monitor) .. 344
• De Blind Spot Monitor-
functie ............................ 351
• De Rear Crossing
Traffic Alert-functie ........ 354
4-6. Rijtips
Rijden in de winter ............. 357
Voorzorgsmaatregelen
bij terreinauto's ................ 362
Page 204 of 760

2044-1. Voordat u gaat rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Rijden met de auto
Blz. 232, 236
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D.
(Blz. 244, 251, 260)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 274)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het gas-
pedaal in om de auto in beweging te brengen.
Handgeschakelde transmissie
Zet met ingetrapt koppelingspedaal de selectiehendel in de 1e ver-
snelling. (Blz. 268)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 274)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap tegelijkertijd
het gaspedaal in om de auto in beweging te brengen.
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N als de auto langdurig stil zal staan.
(Blz. 244, 251, 260)
Handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem. (Blz. 274)
Als de auto gedurende langere tijd stilstaat, zet dan de selectiehen-
del in stand N. (Blz. 268)
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Starten van de motor
Rijden
1
2
3
Tot stilstand brengen van de auto
1
2
3
1
2
1
2
Page 205 of 760

2054-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand P. (, Blz. 244, 251260)
Activeer de parkeerrem. (Blz. 274)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te zetten.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te zetten.
Vergrendel het portier nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel bij
u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 268)
Activeer de parkeerrem. (Blz. 274)
Zet de selectiehendel bij het parkeren op een helling indien nodig in
stand 1 of R.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te schakelen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te schakelen.
Vergrendel het portier nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel bij
u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Parkeren van de auto
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Page 206 of 760

2064-1. Voordat u gaat rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Handgeschakelde transmissie
Houd de parkeerrem geactiveerd, trap het koppelingspedaal volle-
dig in en zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal in en laat tegelijkertijd het koppelingspedaal
geleidelijk opkomen.
Deactiveer de parkeerrem.
■Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control is beschikbaar. (Blz. 339)
■Rijden in de regen
●Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
●Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
●Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
■Motortoerental tijdens het rijden (behalve handgeschakelde transmissie)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog
oplopen.
Dit is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar gelang de
rijomstandigheden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
●Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
●Als het gaspedaal wordt losgelaten
●Als het rempedaal is ingetrapt en de sportmodus is geselecteerd
Wegrijden op een helling
1
2
3
1
2
3
Page 207 of 760

2074-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)■Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
●De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
●De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
●De eerste 1.000 km:
• Rijd niet met extreem hoge snelheden.
• Vermijd plotseling sterk accelereren.
• Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
• Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
■Separate trommelremmen
Uw auto is uitgerust met separate trommelremmen (die zich in de remschij-
ven bevinden) die als parkeerrem functioneren. Deze trommelremmen moe-
ten regelmatig worden bijgesteld. Bij het vervangen van onderdelen van de
parkeerrem, dienen ze te worden afgesteld. Laat de remmen afstellen door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Stationair draaien vóór uitzetten van de motor (alleen dieselmotor)
Laat de motor stationair draaien direct na het rijden met hoge snelheden of
oprijden van een helling om schade aan de turbo te voorkomen.
■Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(Blz. 726)
RijomstandighedenStationair draaien
Normaal stadsgebruikNiet nodig
Rijden met
hoge snelheid
Constante snelheid van
ongeveer 80 km/hOngeveer
20 seconden
Constante snelheid van
ongeveer 100 km/hOngeveer
1 minuut
Rijden op een steile helling of rijden met een con-
stante snelheid van 100 km/h of meer (rijden op
een circuit, enz.)Ongeveer
2 minuten
Page 208 of 760

2084-1. Voordat u gaat rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)■ECO-indicator (auto's met automatische transmissie of Multidrive CVT)
De beschikbaarheid van de ECO-indicator kan aan de persoonlijke voor-
keur worden aangepast door erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De
standaardinstelling is uit.
Gebied waarbinnen milieuvriendelijk wordt gereden
Mate van milieuvriendelijk rijden op basis van acceleratie
Als de acceleratie de bovengrens van de ECO-zone overschrijdt, gaat de
rechterzijde van de ECO-indicator knipperen.
In de volgende gevallen werkt de ECO-indicator niet:
●De selectiehendel staat in een andere stand dan D.
●De paddle shift-schakelaar (indien aanwezig) wordt bediend.
●Noch de normale modus, noch de ECO-rijmodus is geselecteerd.
(Blz. 246, 253, 262)
●De rijsnelheid is 130 km/h of hoger. Geeft het gebied aan waarin milieuvrien-
delijk wordt gereden en de mate van mili-
euvriendelijk rijden op basis van de
acceleratie.
ECO-controlelampje
Tijdens milieuvriendelijk accelereren
(ECO-rijden) gaat het ECO-controle-
lampje branden.
Wanneer de acceleratie de bovengrens
van de ECO-zone overschrijdt of wan-
neer de auto tot stilstand komt, gaat het
lampje uit.
De beschikbaarheid van het ECO-con-
trolelampje kan worden aangepast. De
standaardinstelling is aan. (Blz. 114)
ECO-indicator
1
2
3
4