Page 313 of 760
3134-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Wanneer het LDA-systeem is ingeschakeld, worden de rijstroken
weergegeven.
De dikke rijstrookmarkeringen
worden weergegeven als de
rechter en linker rijstrookmarke-
ring worden herkend.
De herkende zijdelingse rij-
strookmarkering wordt weerge-
geven als een dikke lijn als de
rechter of linker rijstrookmarke-
ring wordt herkend.
De rijstrookmarkering aan de
zijde die de auto verlaat, gaat
knipperen als de auto de rij-
strook verlaat.
De dunne rijstrookmarkeringen
worden weergegeven als er
geen rijstrookmarkering wordt
herkend of wanneer het LDA-
systeem tijdelijk is uitgescha-
keld.
Weergave op het multi-informatiedisplay
of
of
1
2
3
4
Page 314 of 760

3144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
■Tijdelijk uitschakelen van het LDA-systeem
In de volgende gevallen wordt het LDA-systeem tijdelijk uitgeschakeld. De
functie wordt weer ingeschakeld zodra de vereiste werkingsvoorwaarden her-
steld zijn.
●De rijsnelheid wijkt af van het werkingsgebied van het LDA-systeem.
●De richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend.
●Als de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden herkend als de auto rijdt.
●Wanneer de Lane Departure Warning-functie actief is.
De Lane Departure Warning-functie zal enige seconden na activering niet
weer in werking treden, ook al verlaat de auto weer de rijstrook.
■De Lane Departure Warning
Afhankelijk van het geluidsniveau van het audiosysteem of het geluid dat de
ventilator van de airconditioning maakt terwijl het audiosysteem of de aircon-
ditioning is ingeschakeld, is het waarschuwingsgeluid mogelijk moeilijk te
horen.
■Nadat de auto in de zon heeft gestaan
Het LDA-systeem is mogelijk niet beschikbaar en er wordt gedurende een
bepaalde tijd na het wegrijden een waarschuwingsmelding (Blz. 632) weer-
gegeven.
Als de temperatuur in de auto daalt en de temperatuur rondom de camera-
sensor (Blz. 311) weer geschikt is voor de werking ervan, worden de func-
ties geactiveerd.
■Als er slechts aan één zijde van de auto rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn
De Lane Departure Warning-functie zal niet werken voor de zijde waar geen
rijstrookmarkeringen konden worden herkend.
■Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties kan de camerasensor de rijstrookmarkeringen moge-
lijk niet herkennen, waardoor de Lane Departure Warning-functie niet goed
werkt. Dit duidt echter niet op een storing.
●Wanneer door een gebied zonder rijstrookmarkeringen wordt gereden,
zoals bij een tolhuisje, een zebrapad of bij een kaartautomaat
●Bij het nemen van een scherpe bocht
●Wanneer de rijstrookmarkeringen zeer smal of breed zijn
●Wanneer de auto naar een kant overhelt als gevolg van een zware belading
of een onjuiste bandenspanning
Page 315 of 760

3154-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)●Wanneer de afstand tot uw voorligger zeer kort is
●Wanneer de rijstrookmarkeringen geel zijn (het systeem herkent deze
mogelijk minder goed dan de witte markeringen)
●Bij onderbroken rijstrookmarkeringen, kattenogen, verhoogde rijstrookmar-
keringen of bij stenen
●Wanneer de rijstrookmarkeringen op een stoeprand zijn aangebracht, enz.
●Wanneer de rijstrookmarkeringen (deels) onzichtbaar zijn door zand, vuil,
enz.
●Bij schaduwen op de weg die parallel lopen aan rijstrookmarkeringen of als
de rijstrookmarkeringen door een schaduw niet zichtbaar zijn
●Bij het rijden over een zeer helder wegoppervlak, zoals beton
●Bij het rijden op een wegoppervlak dat helder is als gevolg van gereflec-
teerd licht
●Wanneer u ergens rijdt waar het licht heel snel verandert, bijvoorbeeld bij
het in- of uitrijden van een tunnel
●Wanneer zonlicht of de koplampen van tegenliggers rechtstreeks in de
cameralens schijnt
●Bij het rijden op wegen die zich splitsen of die samenkomen
●Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van regen, plassen op de weg,
enz.
●Wanneer de auto wordt blootgesteld aan sterke op- en neergaande bewe-
gingen, zoals bij het rijden over onverharde wegen of naden in het wegdek
●Wanneer de koplampen in het donker minder helder zijn als gevolg van vuil
op de lenzen of wanneer de koplampen niet goed zijn uitgelijnd
●Wanneer u op bochtige wegen of hobbelige wegen rijdt
●Tijdens het rijden op onverharde wegen
■Als de banden zijn gewisseld
Afhankelijk van de gebruikte banden zijn de prestaties mogelijk niet als voor-
heen.
■Waarschuwingsmeldingen voor het LDA-systeem
Waarschuwingsmeldingen worden gebruikt om een storing in het systeem
aan te geven of om de bestuurder tijdens het rijden te waarschuwen.
(Blz. 629, 632)
Page 316 of 760

3164-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
WAARSCHUWING
■Voordat u het LDA-systeem gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het LDA-systeem. Het LDA-systeem zorgt er
niet voor dat de auto automatisch rijdt en zorgt er ook niet voor dat u zelf
minder hoeft op te letten. De bestuurder dient als zodanig volledige verant-
woordelijkheid te nemen voor het overzien van zijn/haar omgeving, voor het
bedienen van het stuurwiel om de rijlijn te corrigeren en voor het veilig rij-
den.
Onjuist of nalatend rijgedrag kan resulteren in een ongeval.
■Onbedoelde werking van de LDA vermijden
Schakel het LDA-systeem uit met de toets LDA wanneer u het systeem niet
gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van het LDA-systeem
Gebruik het LDA-systeem niet in de volgende situaties.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aan-
rijding.
●Als wordt gereden met sneeuwkettingen, een reservewiel of soortgelijke
uitrusting
●Als zich objecten of constructies naast de weg bevinden die gezien zou-
den kunnen worden als rijstrookmarkeringen (bijvoorbeeld vangrails,
stoepranden, reflectorpalen, enz.)
●Tijdens rijden op besneeuwde wegen
●Wanneer rijstrookmarkeringen moeilijk te zien zijn door regen, sneeuw,
mist, zand, vuil, enz.
●Wanneer tijdelijke wegmarkeringen zichtbaar zijn of wanneer oude rij-
strookmarkeringen nog deels zichtbaar zijn op de weg
●Wanneer u op een weg rijdt die gedeeltelijk is afgesloten als gevolg van
onderhoud of wanneer u op een tijdelijke rijstrook rijdt
Page 317 of 760

3174-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
OPMERKING
■Voorkomen van schade aan of een onjuiste werking van het LDA-sys-
teem
●Breng geen wijzigingen aan de koplampen aan en plak geen stickers op
het lampglas.
●Wijzig de wielophanging niet. Als een onderdeel van de wielophanging
moet worden vervangen, neem dan contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Monteer of plaats geen voorwerpen op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
●Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als
uw voorruit gerepareerd moet worden.
■Camerasensor (Blz. 311)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om ervoor te zorgen dat
het LDA-systeem goed blijft functioneren.
●Houd de voorruit te allen tijde schoon.
De prestaties worden mogelijk negatief beïnvloed als de voorruit vuil is of
wanneer er regendruppels, damp of ijs op de voorruit zit(ten).
●Mors geen vloeistof op de camerasensor.
●Plak geen ruitfolie op de voorruit.
●Plaats geen antenne vóór de cameralens.
●Als de voorruit is beslagen, gebruik dan de voorruitverwarming om de
damp van de voorruit te verwijderen.
Bij koud weer kan het gebruik van de kachel waarbij warme lucht naar de
voeten stroomt ervoor zorgen dat het bovenste deel van de voorruit
beslaat. Dit beïnvloedt de beelden op een negatieve manier.
●Bevestig geen stickers op de voorruit in
de buurt van de camerasensor.
Page 318 of 760
3184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
OPMERKING
●Houd de cameralens vrij van krassen of vuil.
Let er bij het schoonmaken van de binnenzijde van de voorruit op dat er
geen ruitreiniger o.i.d. op de lens terechtkomt. Raak de lens ook niet aan.
Neem voor reparaties aan de lens contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Wijzig de montagepositie of -richting van de camerasensor niet en verwij-
der de sensor niet. De richting van de camerasensor is nauwkeurig afge-
steld.
●Stel de camerasensor niet bloot aan krachtige schokken en neem de sen-
sor niet uit elkaar.
●Als de voorruit moet worden vervangen, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 319 of 760
319
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Toyota Parking Assist-sensor
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Hiermee wordt de Toyota Parking
Assist-sensor in- of uitgeschakeld
Als de schakelaar aan is, gaat het
controlelampje branden om de
bestuurder te informeren dat het
systeem geactiveerd is.
: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en ach-
teruit inparkeren in een garage wordt gemeten door sensoren en
wordt doorgegeven via het controlelampje en een zoemer. Con-
troleer bij gebruik van dit systeem ook altijd zelf de omgeving.
Soorten sensoren
1
2
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
Page 320 of 760
3204-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
RAV4_OM_OM42A21E_(EE)
Als een sensor een obstakel signaleert worden de richting van en de
afstand tot het obstakel bij benadering weergegeven en klinkt de zoe-
mer.
■Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
Controlelampje auto
Controlelampje hoeken ach-
ter
Controlelampje midden ach-
ter
■Werking sensor en afstand tot een obstakel
Het systeem werkt wanneer de auto een obstakel nadert, zoals
hieronder aangegeven.
Als er gelijktijdig 2 of meer obstakels worden gesignaleerd, reageert het
zoemersysteem op het dichtstbijzijnde obstakel.
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Controlelampje en zoemer
1
2
3
Globale afstand tot obstakelControlelampje en zoemer
50 cm - 40 cmIntermitterend
40 cm - 30 cmSnel intermitterend
Minder dan 30 cmContinu
Globale afstand tot obstakelControlelampje en zoemer
150 cm - 60 cmIntermitterend
60 cm - 45 cmSnel intermitterend
45 cm - 35 cmZeer snel intermitterend
Minder dan 35 cmContinu