Page 225 of 510

4.5.7 Rijmodusselectieschakelaar
Afhankelijk van de rijomstandigheden kan een van de 3 rijmodi worden geselecteerd.
Rijmodi
Druk herhaaldelijk op de toets tot het systeem de gewenste rijmodus inschakelt.
Telkens wanneer op de toets wordt gedrukt, verandert de rijmodus in onderstaande
volgorde en gaan de controlelampjes ECO MODE en PWR MODE dienovereenkomstig aan
en uit.
1Normal-modus
Geschikt voor normaal rijden.
Wanneer de normale modus is
geselecteerd, doven de
controlelampjes ECO MODE en PWR
MODE.
2POWER-modus
Geschikt voor wanneer wendbaarheid
en een uitstekende reactie op het
gaspedaal gewenst zijn, bijvoorbeeld
bij het rijden in bergachtige
gebieden.
Wanneer de POWER-modus is
geselecteerd, gaat het controlelampje
PWR MODE branden op het
hoofdscherm.
3ECO-rijmodus
Geschikt voor het rijden met een
lager brandstofverbruik doordat er
soepeler koppel wordt gegenereerd
in reactie op de bediening van het
gaspedaal dan in de normale modus.
Wanneer de ECO-modus is
geselecteerd, gaat het controlelampje
ECO MODE branden op het
hoofdscherm.
Terwijl de airconditioning wordt
gebruikt, schakelt het systeem
automatisch over naar de ECO-modus
van de airconditioning (→298), zodat
er tijdens het rijden nog minder
brandstof wordt verbruikt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4
Rijden
Page 226 of 510

Wanneer de ECO-modus/POWER-
modus wordt uitgeschakeld
• Druk opnieuw op de toets. De
POWER-modus wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer het contact
UIT wordt gezet.
• De normale modus en de ECO-modus
worden echter niet automatisch
uitgeschakeld totdat u op de toets
drukt, zelfs niet als het contact UIT
wordt gezet.
Wijzigen van de rijmodus vanuit de
EV-modus
→Blz. 162
4.5.8 Snelheidsbegrenzer*
*: Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid
worden ingesteld met de cruise
control-schakelaar. De
snelheidsbegrenzer voorkomt dat de
auto de ingestelde snelheid
overschrijdt.
Instellen van de rijsnelheid
Druk op de schakelaar om de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
snelheidsbegrenzer uit te schakelen.Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de hendel
naar beneden om de gewenste
maximumsnelheid in te stellen.
Als de hendel naar beneden wordt
gedrukt terwijl de auto stilstaat of
wanneer de rijsnelheid 30 km/h of lager
is, wordt de snelheid ingesteld op
30 km/h.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1Verhogen van de snelheid
2Verlagen van de snelheid
Houd de hendel vast tot de gewenste
snelheid bereikt is.
Voor een kleine wijziging van de
ingestelde snelheid druk u de hendel
lichtjes omhoog of omlaag en laat u
hem vervolgens los.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
224
Page 227 of 510

Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer
1Uitschakelen
Trek de hendel naar u toe om de
snelheidsbegrenzer uit te schakelen.
2Hervatten
Druk de hendel omhoog om het
gebruik van de snelheidsbegrenzer te
hervatten.
Overschrijden van de ingestelde
snelheid
In de volgende situaties overschrijdt de
rijsnelheid de ingestelde snelheid en gaat
het hoofdscherm branden:
• Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
• Wanneer u bergaf rijdt (er klinkt ook
een zoemer)
Automatische uitschakeling
snelheidsbegrenzer
De ingestelde snelheid wordt
automatisch geannuleerd in een van de
volgende situaties:
• De cruise control wordt ingeschakeld.
• Wanneer het VSC- en/of TRC-systeem
wordt uitgeschakeld.
Als “Speed Limiter Malfunction Visit
Your Dealer” (Storing snelheidsbegren-
zer. Ga naar uw dealer.) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, zet het contact UIT en weer AAN
en stel vervolgens de snelheidsbegrenzer
in. Als de snelheidsbegrenzer niet kan
worden ingesteld, is er mogelijk een
storing aanwezig in het systeem. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige, ook al kan er
normaal met de auto worden gereden.
WAARSCHUWING!
Onbedoeld inschakelen van de
snelheidsbegrenzer voorkomen
Laat de snelheidsbegrenzer
uitgeschakeld wanneer deze niet in
gebruik is.
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in
de volgende situaties. Als u dat wel
doet, kunt u de macht over het stuur
verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile hellingen
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of slepen
OPMERKING
Wanneer wordt gewaarschuwd via een
weergave op het instrumentenpaneel
en een zoemer nadat de ingestelde
snelheidslimiet is overschreden
wanneer helling af wordt gereden,
trap dan het rempedaal in om te
decelereren.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
225
4
Rijden
Page 228 of 510

4.5.9 BSM (Blind Spot Monitor)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van de Blind Spot Monitor
De Blind Spot Monitor is een systeem met 2 functies;
• De Blind Spot Monitor-functie Helpt de bestuurder bij het maken van de beslissing wanneer van rijstrook te wisselen
• De Rear Crossing Traffic Alert-functie Helpt de bestuurder bij het achteruitrijden
Deze functies maken gebruik van dezelfde sensoren.
1Indicatoren in buitenspiegel
Blind Spot Monitor-functie: Als een
auto in de dode hoek wordt gesigna-
leerd, gaat de indicator in de buiten-
spiegel branden als de richtingaanwij-
zerschakelaar niet wordt bediend. Als
de richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend in de richting van de zijde waar
een auto wordt gesignaleerd, gaat de
indicator in de buitenspiegel knipperen.
Rear Crossing Traffic Alert-functie:
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, gaan de indicatoren in
de buitenspiegels knipperen.
2Het scherm en de indicator Blind Spot
Monitor aan/uit
De Blind Spot Monitor-functie en de
Rear Crossing Traffic Alert-functie
kunnen in en uit worden geschakeld
via het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 100) Wanneer de functie is ingeschakeld,
gaat het controlelampje BSM in het
instrumentenpaneel branden en
klinkt de zoemer.
3Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
(alleen Rear Crossing Traffic Alert-functie)
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, klinkt een zoemer
vanuit het dashboard aan
bestuurderszijde.
4RCTA-signaleringsscherm (alleen
RCTA)
Wanneer een auto wordt
gesignaleerd die van rechts of links
achter nadert, wordt het
RCTA-signaleringsscherm
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
226
Page 229 of 510

Wijzigen van instellingen van de Blind
Spot Monitor-functie en de Rear
Crossing Traffic Alert-functie
De Blind Spot Monitor-functie en Rear
Crossing Traffic Alert-functie kunnen
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→blz. 100) op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer de systemen zijn uitgeschakeld,
kunnen ze alleen via het scherm
op
het multi-informatiedisplay weer worden
ingeschakeld. (De systemen worden niet
automatisch ingeschakeld, zelfs niet
wanneer het hybridesysteem opnieuw
wordt gestart.)
De zichtbaarheid van de BSM-
indicatoren in de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid van de Rear Crossing
Traffic Alert-zoemer
De Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
komt mogelijk moeilijk boven harde
geluiden uit, zoals wanneer het volume
van het audiosysteem hoog staat.
Wanneer “Blind Spot Monitor
Unavailable” (Blind Spot Monitor niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
De sensorspanning is niet in orde of
water, sneeuw, modder, enz. hopen zich
mogelijk op in de buurt rondom de sensor
in de bumper (→blz. 239). Wanneer het
water, de sneeuw, de modder, enz.
rondom de sensor in de bumper wordt
verwijderd, moet het systeem weer
normaal gaan werken. Ook werkt
mogelijk de sensor niet normaal bij
extreem warm of koud weer.Wanneer “Blind Spot Monitor System
Malfunction Visit Your Dealer” (Storing
in Blind Spot Monitor-systeem. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Hiermee kunt u de helderheid van de
indicatoren in de buitenspiegels wijzigen.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 427)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
227
4
Rijden
Page 230 of 510
Verklaringen bij de Blind Spot Monitor
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
228
Page 231 of 510
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
229
4
Rijden
Page 232 of 510
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230