Page 145 of 510

4.1 Voordat u gaat rijden..........144
4.1.1Rijdenmetdeauto.........144
4.1.2 Lading en bagage.........150
4.1.3 Rijden met een aanhangwagen
(2WD-uitvoeringen)........151
4.1.4 Rijden met een aanhangwagen
(AWD-uitvoeringen)........157
4.2Rijprocedures..............157
4.2.1 Startknop.............157
4.2.2 EV-modus.............161
4.2.3 Hybridetransmissie........162
4.2.4 Richtingaanwijzerschakelaar....166
4.2.5 Parkeerrem............167
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............167
4.3.1 Lichtschakelaar..........167
4.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*...170
4.3.3 Schakelaar mistlampen......172
4.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....173
4.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . .176
4.4Tanken..................176
4.4.1 Openen van de tankdop......176
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................178
4.5.1 Toyota Safety Sense
*.......178
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*.189
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....196
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......206
4.5.5 Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
*...210
4.5.6 Cruise control*...........220
4.5.7 Rijmodusselectieschakelaar....223
4.5.8 Snelheidsbegrenzer
*........224
4.5.9 BSM (Blind Spot Monitor)*.....226
4.5.10 Toyota Parking Assist-sensor*. .246
4.5.11 Parking Support Brake-functie*.254
4.5.12 S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)
*.........261
4.5.13 GPF-systeem
(benzineroetfilter)
*........285
4.5.14 Ondersteunende systemen....2864.6Rijtips..................291
4.6.1 Rijden met een hybrideauto....291
4.6.2Rijdenindewinter.........292
Rijden4
143
Page 146 of 510

4.1 Voordat u gaat rijden
4.1.1 Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de
onderstaande procedures:
Starten van het hybridesysteem
→157
Rijden
1. Selecteer met ingetrapt rempedaal
schakelstand D. (→162)
Controleer of de
schakelstandindicator D aangeeft.
2. Deactiveer de parkeerrem. (→167)
3. Laat het rempedaal geleidelijk
opkomen en trap langzaam het
gaspedaal in om de auto in beweging
te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1. Trap, terwijl de selectiehendel in stand
D staat, het rempedaal in.
2. Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd
stilstaat, zet dan de selectiehendel in
stand P. (→163)
Parkeren van de auto
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→167)
3. Selecteer stand P. (→163)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
4. Druk op de startknop om het
hybridesysteem te stoppen.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen.
6. Vergrendel de portieren nadat u hebt
gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling
indien nodig wielblokken.
Wegrijden op een steile helling omhoog
1. Zet met het rempedaal ingetrapt de
auto goed op de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand D.2. Laat het rempedaal opkomen en trap
het gaspedaal geleidelijk in.
3. Deactiveer de parkeerrem.
Wegrijregeling
Wanneer de onderstaande ongewone
bediening plaatsvindt terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt, wordt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk beperkt.
• Wanneer de selectiehendel in stand R
*
wordt gezet.
• Wanneer de transmissie vanuit stand
P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt
gezet.
Als het systeem ingeschakeld wordt,
verschijnt er een melding op het
multi-informatiedisplay. Lees de
boodschap en volg de instructie op.
*: Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om de transmissie
in een andere stand te zetten.
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control wordt
geactiveerd. (→Blz. 286)
Rijden met een gunstig
brandstofverbruik
Houd er rekening mee dat hybrideauto's
vergelijkbaar zijn met conventionele
auto's en dat het belangrijk is dat u niet
plotseling accelereert, enz. (→Blz. 291)
Rijden in de regen
• Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten
beslagen kunnen zijn en de weg glad
kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
4.1 Voordat u gaat rijden
144
Page 147 of 510

Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is. (→Blz. 383)
“ECO Accelerator Guidance”
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) (→blz. 88)
Het is gemakkelijker om
milieuvriendelijk te rijden door te rijden
overeenkomstig het display “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal). Ook
kunt u door het gebruik van de “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal) uw
Eco Score eenvoudig verhogen.
• Bij het wegrijden: Trap, terwijl u
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de “Eco-Start”-score toe.
• Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een
constante snelheid binnen het bereik
voor begeleiding milieubewust
bedienen gaspedaal. Door de auto
binnen het “ECO Accelerator
Guidance”-bereik (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal) te
houden, neemt de “Eco-Cruise”-score
toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de
“Eco-Stop”-score toe.Wegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 287), werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp
van de wegrijregeling weg te rijden in
modder of op verse sneeuw, deactiveer
dan de TRC (→blz. 287), zodat de auto in
zo'n geval gemakkelijker wegrijdt.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 800 km: Rijd niet met een
aanhangwagen.
• De eerste 1600 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 419)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bij het starten van de auto
Houd het rempedaal altijd ingetrapt als
de auto stilstaat en het controlelampje
READY brandt. Dit voorkomt kruipen
van de auto.
Tijdens het rijden
• Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt,
blindelings het gas- en rempedaal
kunt vinden.
4.1 Voordat u gaat rijden
145
4
Rijden
Page 148 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als u per ongeluk in plaats van het
rempedaal het gaspedaal intrapt,
zal de auto onverwacht
accelereren, wat een ongeval tot
gevolg kan hebben.
– Bij het achteruitrijden draait u
wellicht uw lichaam, waardoor het
bedienen van de pedalen moeilijk
wordt. Zorg dat u de pedalen altijd
goed kunt bedienen.
– Zorg dat u altijd in de juiste houding
achter het stuur zit, ook als de auto
maar kort hoeft te rijden. Zo kunt u
het rem- en gaspedaal goed
bedienen.
– Trap het rempedaal met uw
rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met uw linkervoet
intrapt, kan in een noodgeval uw
reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
•
De bestuurder moet extra goed letten
op voetgangers als de auto alleen wordt
aangedreven door de elektromotor
(tractiemotor). Aangezien er geen
motorgeluiden zijn, kunnen voetgan-
gers de beweging van de auto misschien
onjuist inschatten. Hoewel uw auto is
voorzien van een waarschuwings-
systeem voor een naderende auto, dient
u voorzichtig te rijden, aangezien
voetgangers in de buurt de auto
mogelijk nog steeds niet opmerken als
er veel omgevingsgeluid is.
•Rijd niet met de auto over licht ontvlam-
bare materialen zoals bladeren, papier
of doeken en parkeer de auto ook niet in
de buurt van dergelijke materialen. Het
uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kun-
nen zeer heet worden. Deze hete onder-
delen kunnen brand veroorzaken als er
licht ontvlambaar materiaal aanwezig is.
• Schakel het hybridesysteem tijdens
normaal rijden niet uit. Door het
uitschakelen van het hybridesysteem
tijdens het rijden verliest u niet de
controle over het stuurwiel of de
remmen. De stuurbekrachtiging werkt
WAARSCHUWING!(Vervolg)
echter niet meer. Hierdoor zal het
sturen veel zwaarder gaan dan
normaal. Zet in dat geval de auto aan
de kant zodra dit veilig kan. In geval
van nood echter, bijvoorbeeld als de
auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden
gebracht:→blz. 364
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden
• Rem bij het afdalen van een steile
helling af op de motor (schakelstand
B in plaats van schakelstand D) om
een veilige snelheid te bewaren. Het
continu gebruiken van de remmen
kan leiden tot oververhitting en een
verminderde remwerking. (→163)
• Verstel het stuurwiel, de stoel en de
binnen- en buitenspiegels niet
tijdens het rijden. Als u dat wel doet,
kunt u de macht over het stuur
verliezen.
• Controleer altijd of alle passagiers
hun armen, hoofd en andere
lichaamsdelen binnen de auto
houden.
• AWD-uitvoeringen: Ga met deze
auto niet off-road rijden. Dit is geen
vierwielaangedreven auto die
ontworpen is voor off-road rijden.
Neem de nodige zorgvuldigheid in
acht als off-road rijden
onvermijdelijk is.
•
Rijd niet met de auto door
rivierbeddingen of diepe plassen.
Hierdoor kan kortsluiting ontstaan in
elektrische/elektronische
componenten, kan het hybridesysteem
beschadigd raken of kan andere
ernstige schade aan de auto ontstaan.
4.1 Voordat u gaat rijden
146
Page 149 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Tijdens het rijden op een glad wegdek
• Door plotseling remmen, accelereren
en sturen kunnen de banden hun grip
verliezen, met controleverlies tot
gevolg.
• Door plotseling accelereren,
afremmen op de motor als gevolg
van terugschakelen of veranderingen
in het motortoerental kan de auto in
een slip raken. Dit kan leiden tot een
ongeval.
• Trap na het rijden door een plas het
rempedaal lichtjes in om ervoor te
zorgen dat de remmen goed werken.
Door natte remblokken kan de
remwerking afnemen. Remmen die
aan één kant van de auto nat zijn en
niet goed werken, kunnen de
besturing bemoeilijken.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Bedienen van de transmissie
• Laat de auto niet achteruit rollen als
een vooruitversnelling is
ingeschakeld of vooruit rollen terwijl
de selectiehendel in stand R staat.
Als dat wel gebeurt, kan een ongeval
ontstaan of kan de auto beschadigd
raken.
• Selecteer schakelstand P niet tijdens
het rijden. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
• Schakel stand R niet in terwijl de auto
vooruitrijdt. Als u dat wel doet, kan er
schade aan de transmissie ontstaan
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Selecteer tijdens het achteruitrijden
geen vooruitversnelling. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Als stand N wordt ingeschakeld
terwijl de auto rijdt, wordt het
hybridesysteem uitgeschakeld. Er
kan niet op de motor worden
afgeremd als het hybridesysteem is
uitgeschakeld.
• Selecteer geen andere schakelstand
wanneer het gaspedaal ingetrapt is.
Als op dat moment een andere
schakelstand dan P of N wordt
geselecteerd, kan de auto
onverwacht snel accelereren,
waardoor een aanrijding en dodelijk
of ernstig letsel kunnen ontstaan.
Wanneer stand N is geselecteerd, kan
er mogelijk geen andere
schakelstand worden geselecteerd.
Nadat u de schakelstand gewijzigd
hebt, moet u de actuele schakelstand
controleren die op de
schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. De remschijven
kunnen beschadigd raken als de
remblokken niet op tijd worden
vervangen.
4.1 Voordat u gaat rijden
147
4
Rijden
Page 150 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Het rijden met een auto waarvan de
remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet hebben overschreden, is
gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als op dat moment een andere
schakelstand dan P of N is
geselecteerd, kan de auto
onverwachts in beweging komen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
• Houd, om ongevallen door het
wegrollen van de auto te voorkomen,
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom dat de motor met een te
hoog toerental draait. Als de motor
met een hoog toerental draait terwijl
de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken,
hetgeen brand kan veroorzaken als
er brandbaar materiaal aanwezig is.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren
in het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud in
het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op
het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens werken
en brand veroorzaken in de auto.
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een
zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P, schakel het
hybridesysteem uit en sluit de auto af.
Laat de auto niet onbeheerd achter als
het controlelampje READY brandt. Als
de auto is geparkeerd terwijl
schakelstand P is geselecteerd maar
de parkeerrem niet is geactiveerd, zou
de auto in beweging kunnen komen,
wat kan leiden tot een ongeval.
4.1 Voordat u gaat rijden
148
Page 151 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Raak de uitlaatpijp niet aan als het
controlelampje READY brandt of
direct na het uitschakelen van het
hybridesysteem. Anders kunt u
brandwonden oplopen.
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het hybridesysteem uit.
Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel kunnen verplaatsen of het
gaspedaal in kunnen trappen, waardoor
een ongeval zou kunnen ontstaan of het
hybridesysteem oververhit zou kunnen
raken en brand kan ontstaan. Verder
kunnen uitlaatgassen in een slecht
geventileerde omgeving in de auto
terechtkomen, wat kan leiden tot de dood
of ernstig gevaar voor de gezondheid.
Bij het remmen
•Rijd voorzichtiger wanneer de remmen
nat zijn. De remweg neemt toe als de
remmen nat zijn en bovendien kan
vocht ertoe leiden dat de ene kant van
de auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de
parkeerrem kan door vocht in
negatieve zin beïnvloed worden.
• Rijd niet te dicht achter een andere
auto als de elektronisch geregelde
bekrachtiging niet werkt en vermijd
afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken. In dit
geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden
uitgeoefend dan normaal. De
remweg zal ook langer zijn. Laat uw
remmen onmiddellijk repareren.
•
Het remsysteem bestaat uit 2 of meer
afzonderlijke hydraulische systemen:
als een van de systemen uitvalt, werkt
WAARSCHUWING!(Vervolg)
het andere systeem/werken de andere
systemen nog wel. In dat geval moet
het rempedaal krachtiger worden
ingetrapt dan gewoonlijk en neemt ook
de remweg toe. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
Als de auto vast komt te zitten
(AWD-uitvoeringen)
Laat de wielen niet overmatig
doorslippen als een van de wielen los
van de grond komt of als de auto vastzit
in bijvoorbeeld zand of modder. Anders
kunnen de onderdelen van het
aandrijfsysteem beschadigd raken en
kan de auto plotseling naar voren of
achteren schieten en een ongeval
veroorzaken.
OPMERKING
Tijdens het rijden
• Trap tijdens het rijden niet
tegelijkertijd het gaspedaal en het
rempedaal in, anders neemt het
vermogen van het hybridesysteem
mogelijk af.
•
Gebruik het gaspedaal niet om de auto
op een helling op zijn plaats te houden
en trap daartoe ook niet het rempedaal
en het gaspedaal gelijktijdig in.
Bij het parkeren
Activeer altijd de parkeerrem en zet de
transmissie altijd in stand P. Anders kan
de auto onverwachts accelereren als het
gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
Voorkomen van schade aan onderdelen
van de auto
• Draai het stuurwiel niet gedurende
langere tijd in een van beide
richtingen tegen de aanslag aan.
Anders kan schade aan de
stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
• Rijd zo langzaam mogelijk over
oneffenheden in de weg om schade
aan de wielen, de onderzijde van de
auto, enz. te vermijden.
4.1 Voordat u gaat rijden
149
4
Rijden
Page 152 of 510

OPMERKING(Vervolg)
Als u tijdens het rijden een lekke band
krijgt
Een lekke of beschadigde band kan
leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap
het rempedaal geleidelijk in om de auto
tot stilstand te brengen.
• Het kan moeilijk zijn om de auto onder
controle te houden.
• De auto kan abnormale geluiden
maken of trillen.
• De auto kan abnormaal gaan
overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het
geval van een lekke band:→blz. 384,
blz. 396
OPMERKING
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval
e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig
beschadigd raken:
• Motor slaat af
• Kortsluiting in elektrische
componenten
• Motorschade door onderdompeling in
water
Na het rijden op een overstroomde weg
moet het volgende worden nagekeken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige:
• Remwerking
• Veranderingen in het peil en de
kwaliteit van de olie en vloeistoffen
voor de motor, de hybridetransmissie,
enz.
• Smering van de lagers en de
kogelgewrichten van de
wielophanging (indien mogelijk) en de
werking van alle koppelingen, lagers,
enz.
OPMERKING(Vervolg)
Als het regelsysteem voor stand P
beschadigd is door grote hoeveelheden
water, is het wellicht niet mogelijk om
stand P in te schakelen of vanuit stand P
een andere stand in te schakelen.
Wanneer vanuit stand P geen andere
stand ingeschakeld kan worden, zijn de
voorwielen geblokkeerd en kunt u de
auto niet slepen met de voorwielen op
de grond. Vervoer de auto in dit geval
met beide voorwielen of alle vier wielen
van de grond. (→Blz. 366)
4.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen
en belading zorgvuldig door.
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
4.1 Voordat u gaat rijden
150