Page 73 of 510

Bij het losnemen en aansluiten van de
accukabels
De instellingen van de klok worden
gereset.
Kalenderinstellingen
Als kalenderinformatie wordt gewist door
het vervangen van de 12V-accu, het
ontladen van de accu, enz. wanneer het
contact na onderhoud AAN wordt gezet,
wordt het controlescherm voor de
kalenderinstellingen automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
•Als er geen informatie met betrekking
tot de datum is ingesteld, kan het
overzicht van het brandstofverbruik
niet juist worden opgeslagen. Stel de
kalender altijd in als het controlescherm
voor de kalenderinstellingen wordt
weergegeven. (→
Blz. 100)
•
Zolang de kalender niet is ingesteld,
wordt het controlescherm voor de
kalenderinstellingen telkens als het
contact AAN wordt gezet, weergegeven.
• Nadat de kalenderinformatie is
ingesteld, kan deze worden gewijzigd
in de “Meter Customize”-instellingen
(persoonlijke voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.Pop-up display (pop-updisplay)
Bij sommige functies, zoals de
rijmodusselectieschakelaar of de
airconditioning, is de weergave van
pop-updisplays op het multi-
informatiedisplay gekoppeld aan de
bediening. Als de pop-updisplays van
deze functies niet gewenst zijn, kunnen
ze worden uitgeschakeld in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
WAARSCHUWING!
Voorkomen van ongevallen
Plaats niets vóór en bevestig geen
stickers op het instrumentenpaneel.
Hierdoor kan het zicht worden
belemmerd of iets in het display
reflecteren, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan.
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
Probeer uit veiligheidsoverwegingen
tijdens het rijden de bedieningstoets
van het instrumentenpaneel zo min
mogelijk te bedienen en blijf tijdens het
rijden niet continu naar het
multi-informatiedisplay kijken. Breng
de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel. Als u dat niet
doet, kunt u een stuurfout maken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
2.1 Instrumentenpaneel
71
2
Instrumentenpaneel
Page 74 of 510
OPMERKING
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken.
OPMERKING(Vervolg)
Bij extreem lage temperaturen kan het
informatiedisplay trager reageren en
worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
2.1.2 Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes informeren de bestuurder over de
status van de diverse systemen in de auto. Om de functie van alle lampjes uit te
leggen, zijn in de volgende afbeelding alle controle- en waarschuwingslampjes
brandend afgebeeld.
W
aarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in de systemen van de
auto.
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1Waarschuwingslampje remsysteem (rood)Blz. 370
*1Waarschuwingslampje remsysteem (geel)Blz. 370
2.1 Instrumentenpaneel
72
Page 75 of 510
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1LaadstroomcontrolelampjeBlz. 370
*1Waarschuwingslampje lage oliedrukBlz. 370
*1MotorcontrolelampjeBlz. 371
*1Waarschuwingslampje SRSBlz. 371
*1Waarschuwingslampje ABSBlz. 371
*1Waarschuwingslampje elektrische stuurbe-
krachtiging (rood/geel)Blz. 371
*1, 2Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)Blz. 371
Controlelampje LTA (oranje) (indien aanwezig)Blz. 371
*1Controlelampje Traction ControlBlz. 372
*1Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftem-
peratuurBlz. 372
*1, 3Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)Blz. 372
Waarschuwingslampje open portier/achterklepBlz. 372
2.1 Instrumentenpaneel
73
2
Instrumentenpaneel
Page 76 of 510

Waarschuwingslampjes Bladzijde
Waarschuwingslampje laag brandstofniveauBlz. 373
Controlelampje bestuurders- en voorpassa-
giersgordelBlz. 373
Controlelampje achterpassagiersgordelBlz. 373
*1Centraal waarschuwingslampjeBlz. 373
*1Waarschuwingslampje lage bandenspanning
(indien aanwezig)Blz. 373
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert of brandt om een storing aan te geven.
*3: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus van de verschillende
systemen van de auto.
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje richtingaanwijzers Blz. 166
Controlelampje achterlicht Blz. 167
Waarschuwingslampje parkeerrem Blz. 167
Controlelampje grootlicht Blz. 168
2.1 Instrumentenpaneel
74
Page 77 of 510
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje mistlampen voor Blz. 172
Controlelampje mistachterlicht Blz. 172
Controlelampje antidiefstalsysteem Blz. 59,
blz. 60
Controlelampje READY Blz. 158
Schakelstandindicatoren Blz. 162
*1, 2Controlelampje Traction Control Blz. 287
*1, 3Controlelampje VSC OFF Blz. 287
Controlelampje cruise control Blz. 216,
blz. 220
Controlelampje Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig)Blz. 210
Controlelampje cruise control SET Blz. 210,
blz. 220
*1, 3Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig) Blz. 191
*4Controlelampje LTA (indien aanwezig) Blz. 202
Controlelampje stuurregeling (indien aanwezig) Blz. 202
2.1 Instrumentenpaneel
75
2
Instrumentenpaneel
Page 78 of 510

Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje Automatic High Beam-systeem
(indien aanwezig)Blz. 170
Controlelampje BSM (indien aanwezig) Blz. 226
Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)Blz. 246
*1, 3Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig) Blz. 255
*1Controlelampje S-IPA (indien aanwezig) Blz. 264
*1Controlelampje PASSENGER AIR BAG Blz. 35
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
*4: Afhankelijk van de bedrijfsconditie wijzigen de kleur en de manier waarop het
controlelampje brandt/knippert.
Op het scherm weergegeven controlelampjes en symbolen
Hoofddisplay en multi-informatiedisplay
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje EV MODEBlz. 161
*Controlelampje ECO MODEBlz. 223
2.1 Instrumentenpaneel
76
Page 79 of 510

ControlelampjesBladzijde
*Controlelampje PWR MODEBlz. 223
EV-controlelampjeBlz. 88
Controlelampje snelheidsbegrenzer (indien
aanwezig) Blz. 224
*: Het weergegeven controlelampje verandert overeenkomstig de huidige rijmodus.
Multi-informatiedisplay (weergave symbool
*)
Weergave symbool Bladzijde
Smart entry-systeem met startknopBlz. 157
Onjuiste bediening pedaalBlz. 374
LTA (Lane Tracing Assist) (indien aanwezig)
Blz. 205
*: Deze symbolen worden weergegeven in combinatie met een melding. De hier
weergegeven symbolen zijn slechts voorbeelden, en er kunnen andere symbolen worden
weergegeven overeenkomstig de inhoud van het multi-informatiedisplay.
BSM-indicatoren (Blind Spot Monitor) in
de buitenspiegels (indien aanwezig)
(→blz. 226)
• Er worden ook indicatoren weergegeven in de buitenspiegels. • Om aan te geven dat het systeem
werkt, gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels in de volgende
situaties branden:– Wanneer het contact AAN staat, wordt de BSM-functie geactiveerd
via het scherm
van het
multi-informatiedisplay.
– Wanneer de BSM-functie is geactiveerd via het scherm
van
het multi-informatiedisplay, wordt
het contact AAN gezet.
Wanneer het systeem correct werkt,
gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels na enkele seconden uit.
2.1 Instrumentenpaneel
77
2
Instrumentenpaneel
Page 80 of 510

Wanneer de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels niet gaan branden of niet
uitgaan, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn.
Laat, als dit gebeurt, de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het hybridesysteem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
beschermen bij een ongeval, waardoor
dodelijk of ernstig letsel zou kunnen
ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor
en onderdelen ervan
De motor kan oververhit raken als het
waarschuwingslampje voor een hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden
of knipperen. Breng in dat geval de auto
zo snel mogelijk op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de motor nadat
deze volledig is afgekoeld. (→Blz. 413)
2.1 Instrumentenpaneel
78