Page 177 of 510

als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de
voorruit valt of als er insecten o.i.d. op
de voorruit zitten.
• Als de ruitenwisserschakelaar in de
stand
wordt gezet terwijl het
contact AAN is, maken de
ruitenwissers één wisslag om aan te
geven dat de stand AUTO is
ingeschakeld.
• Als de ruitenwisser gevoeliger wordt
afgesteld, kan de wisser één keer
werken om aan te geven dat de
gevoeligheid is gewijzigd.
• Als de temperatuur van de
regensensor 85°C of hoger is, of -15°C
of lager, werkt de automatische
functie mogelijk niet. Zet de
ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere modus dan AUTO.
Als er geen vloeistof uit de
ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en
controleer als dat het geval is of de
sproeierkoppen niet verstopt zijn.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen van de bediening van de
AUTO-modus kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 427)
WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met
ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers voor kunnen
onverwacht in werking treden als de
sensor wordt aangeraakt of als de
voorruit aan trillingen wordt
blootgesteld terwijl de ruitenwissers in
de stand AUTO staan. Let erop dat u
zich niet kunt bezeren als de
ruitenwissers in werking treden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van
ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de
ruitensproeiervloeistof pas wanneer de
voorruit warm is. De vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en zo
het zicht belemmeren. Dit kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de
voorruit droog is omdat hierdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Probeer deze niet schoon te
maken met een naald of iets dergelijks.
Anders kan de sproeierkop beschadigd
raken.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de ruitenwissers niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet ingeschakeld is.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
175
4
Rijden
Page 178 of 510

4.3.5 Achterruitenwisser en
-sproeier
Bedienen van de ruitenwisserhendel
Door de schakelaar
te bedienen
werkt de achterruitenwisser als volgt:
1Uit
2Intervalwerking
3Normale werking
4Gelijktijdig inschakelen
ruitensproeiers en ruitenwissers
Door de hendel naar voren te duwen
treden de ruitenwissers en -sproeiers
in werking.
De achterruitenwisser en -sproeier
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.Als er geen ruitensproeiervloeistof op
de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof
in het reservoir aanwezig is en controleer,
als dat het geval is, of de sproeierkop niet
verstopt is.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de
achterruit droog is omdat de achterruit
hierdoor beschadigd kan raken.
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar,
aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Probeer deze niet schoon te maken met
een naald of iets dergelijks. Anders kan
de sproeierkop beschadigd raken.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de ruitenwisser niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
4.4 Tanken
4.4.1 Openen van de tankdop
Voer de volgende stappen uit om de
tankdop te openen:
Voor het tanken
• Zet het contact UIT en controleer of
alle portieren en ruiten gesloten zijn.
• Controleer de brandstofsoort.
Brandstofsoorten
→Blz. 426
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
176
Page 179 of 510

Vulopening brandstoftank voor
loodvrije benzine
Om vergissingen bij tankstations te
voorkomen, is uw auto uitgerust met een
kleinere vulopening speciaal voor
loodvrije benzine.
Instellingsscherm benzineprijs (indien
aanwezig)
Wanneer er meer dan ongeveer 5 l
brandstof is getankt en het contact AAN
is gezet, wordt het instellingsscherm
voor de benzineprijs automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING!
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
•
Raak na het verlaten van de auto en
voor het openen van de tankdopklep
een ongeverfd metalen oppervlak aan
om eventuele statische elektriciteit af
te voeren. Het is belangrijk om
statische elektriciteit af te voeren
voordat u gaat tanken, omdat vonken
als gevolg van statische elektriciteit
brandstofdampen tot ontbranding
kunnen brengen.
• Pak de tankdop bij de greep vast en
draai hem langzaam los. Tijdens het
losdraaien van de tankdop kan er een
sissend geluid hoorbaar zijn. Wacht
tot het geluid verdwenen is alvorens
de tankdop te verwijderen. Bij hoge
buitentemperaturen kan er brandstof
uit de vulpijp spuiten en letsel
veroorzaken.
• Zorg ervoor dat er niemand die de
eventueel aanwezige statische
elektriciteit van zijn lichaam niet
heeft afgevoerd, in de buurt van een
niet afgesloten brandstoftank komt.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schade-
lijk zijn als ze ingeademd worden.
• Rook niet tijdens het tanken. Als u
dat wel doet, kan er brand ontstaan.
• Keer niet naar de auto terug als u
statisch geladen bent. Statische
elektriciteit kan vonkvorming en
daarmee brand veroorzaken.
Bij het tanken
Neem de volgende voorzorg-
smaatregelen in acht om te voorkomen
dat de brandstoftank overstroomt:
• Plaats het vulpistool nauwkeurig in
de vulpijp.
• Stop met het vullen van de tank
wanneer het vulpistool automatisch
uit klikt.
• Vul de brandstoftank niet tot de
rand.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto
ontstaan, zoals het slecht functioneren
van het emissieregelsysteem, of
beschadiging van de onderdelen van het
brandstofsysteem of van de lak.
Openen van de tankdop
1. Druk op de schakelaar voor de
tankdopklep om de tankdopklep te
openen.
4.4 Tanken
177
4
Rijden
Page 180 of 510

2. Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder op de
tankdopklep.
Als de tankdopklep niet geopend kan
worden door de schakelaar in de auto in
te drukken
1. Open de achterklep en verwijder de
afdekkap onder de
bagageruimteverlichting.
2. Trek de hendel naar achteren en
controleer of de tankdopklep wordt
geopend.Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u een
andere tankdop gebruikt, kan er brand
ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Toyota Safety Sense*
*: Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en
comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)∗
→189
LTA (Lane Tracing Assist)∗
→196
AHB (Automatic High Beam)∗
→170
4.4 Tanken
178
Page 181 of 510

RSA (Road Sign Assist)∗
→206
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik∗
→210
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden. Vertrouw niet
blindelings op het systeem, aangezien
er een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en
de ondersteunende mogelijkheden die
dit systeem kan bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
Twee soorten sensoren, die zich achter de
grille en de voorruit bevinden, signaleren
informatie die nodig is voor de werking
van de ondersteunende systemen
1Radarsensor
2Camera voor
WAARSCHUWING!
Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, werkt de radarsensor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Houd de radarsensor en de afdekking
van de radarsensor altijd schoon.
1Radarsensor
2Afdekking radarsensor
Reinig de voorzijde van de radarsensor
of de voor- of achterzijde van afdekking
van de radarsensor als ze vuil zijn of als
er waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
Reinig de radarsensor en de kap van de
radarsensor met een zachte doek om te
voorkomen dat er beschadigingen
ontstaan.
• Bevestig geen accessoires,
(doorzichtige) stickers of andere
zaken op de radarsensor, de
afdekking van de radarsensor of het
omliggende gebied.
• Stel de radarsensor en de omgeving
van de sensor niet bloot aan
krachtige schokken. Laat de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
radarsensor, de grille of de
voorbumper is blootgesteld aan
krachtige schokken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
179
4
Rijden
Page 182 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Haal de radarsensor niet uit elkaar.
• Wijzig of spuit de radarsensor of de
kap van de radarsensor niet.
• In de volgende gevallen moet de
radarsensor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Als de radarsensor of de grille is
verwijderd en geplaatst of
vervangen
– Als de voorbumper is vervangen
WAARSCHUWING!
Storingen in de camera voor
voorkomen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, werkt de camera voor
mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden
tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
• Houd de voorruit te allen tijde
schoon.
– Reinig de voorruit als deze vuil is of
als er een dun olielaagje,
waterdruppels, sneeuw, enz. op
zit(ten).
– Als er een ruitencoating op de
voorruit is aangebracht, moeten
waterdruppels e.d. nog steeds met
de ruitenwissers voor worden
verwijderd van het gedeelte van de
voorruit vóór de camera voor.
– Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
binnenzijde van de voorruit waar de
camera voor is geplaatst vuil is.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen voorwerpen, zoals
(doorzichtige) stickers e.d. op de
buitenzijde van de voorruit vóór de
camera voor (het grijze gebied in de
afbeelding).
A: Vanaf de bovenzijde van de voorruit
tot ongeveer 1 cm onder de onderzijde
van de camera voor
B: Ongeveer 20 cm (ongeveer 10 cm
rechts en links van het midden van de
camera voor)
• Als de voorruit vóór de camera voor is
beslagen of wanneer er condens of ijs
op de voorruit zit, gebruik dan de
voorruitverwarming om de condens
van de voorruit te verwijderen of de
voorruit te ontdooien. (→Blz. 298)
• Vervang het ruitenwisserrubber of het
ruitenwisserblad als de ruitenwissers
vóór de waterdruppels niet goed
kunnen verwijderen van het gedeelte
van de voorruit vóór de camera voor.
• Plak geen ruitfolie op de voorruit.
• Vervang de voorruit als deze
beschadigd is of als er een barst in zit.
Na vervanging van de voorruit moet
de camera voor opnieuw worden
gekalibreerd. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen
op de camera voor terechtkomen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
180
Page 183 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Voorkom dat er fel licht op de camera
voor schijnt.
WAARSCHUWING!
• Zorg ervoor dat de camera voor niet
vuil wordt of beschadigd raakt. Zorg
er bij het reinigen van de binnenzijde
van de voorruit voor dat er geen
glasreiniger op de lens van de
camera voor terechtkomt. Raak de
lens ook niet aan. Neem, als de lens
vuil of beschadigd is, contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Stel de camera voor niet bloot aan
sterke schokken.
• Wijzig de montagepositie of
-richting van de camera voor niet en
verwijder de camera niet.
• Haal de camera voor niet uit elkaar.
• Wijzig geen onderdelen van de auto
rond de camera voor (binnenspiegel,
enz.) of het dak.
• Bevestig geen accessoires die de
camera voor kunnen hinderen op de
motorkap, de grille of de
voorbumper. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Zorg er als een surfplank of een
ander lang voorwerp op het dak
moet worden geplaatst voor dat de
camera voor er niet door wordt
gehinderd.
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen of andere lichten aan.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
181
4
Rijden
Page 184 of 510
Verklaringen
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
182