Page 153 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden, zijn opgeborgen of
vastgezet.
WAARSCHUWING!
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
4.1.3 Rijden met een
aanhangwagen (2WD-
uitvoeringen)
Rusland, Bosnië en Herzegovina, Madeira,
Nieuw-Caledonië, Sint Maarten,
Guadeloupe, Martinique en Israël
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te
laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw
auto is niet ontworpen voor het rijden
met een aanhangwagen of het gebruikvan op de trekhaak bevestigde dragers.
Behalve Rusland, Bosnië en Herzegovina,
Madeira, Nieuw-Caledonië, Sint Maarten,
Guadeloupe, Martinique en Israël
Uw auto is in eerste instantie
ontworpen voor het vervoer van
personen en hun bagage. Het rijden met
een aanhangwagen zal een negatief
effect hebben op de rijeigenschappen,
prestaties, remvermogen,
duurzaamheid en het
brandstofverbruik. Met name bij het
rijden met een aanhangwagen hangen
uw veiligheid en comfort af van de
juiste uitrusting en een voorzichtig
rijgedrag. Voor uw veiligheid en die van
anderen, mag de aanhangwagen niet te
zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met
een aanhangwagen en houd u aan de
voorschriften die gelden voor de
aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade
die ontstaat bij het bedrijfsmatig rijden
met een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u met een
aanhangwagen gaat rijden eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie. In
sommige landen zijn er namelijk
wettelijke voorschriften voor het rijden
met aanhangwagens.
4.1 Voordat u gaat rijden
151
4
Rijden
Page 154 of 510

Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare
aanhangwagengewicht, het maximaal
toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de
maximale asbelasting (MPAC) en de
maximaal toelaatbare kogeldruk voordat
u met een aanhangwagen gaat rijden.
(→Blz. 418)
Trekhaak/trekhaak met afneembare
kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van
een originele Toyota trekhaak/
afneembare trekhaak voor uw auto. Ook
andere geschikte en kwalitatief
vergelijkbare trekhaken mogen worden
gebruikt.
Voor auto's waarbij de trekhaak de
verlichting of kentekenplaat blokkeert,
moet het volgende in acht worden
genomen:
• Monteer geen trekhaak die niet
eenvoudig kan worden verwijderd of
weggeklapt.
• Als een trekhaak niet gebruikt wordt
moet deze worden verwijderd of
weggeklapt.
Aansluiten aanhangwagenverlichting
Neem voor het plaatsen van
aanhangwagenverlichting contact op
met een erkende dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, aangezien onjuiste plaatsing
de verlichting van de auto kan
beschadigen. Houd u bij het plaatsen van
aanhangwagenverlichting aan de
wettelijke voorschriften in uw land.Belangrijke punten met betrekking tot
het beladen van een aanhangwagen
Totaal aanhangwagengewicht en
maximaal toegestane kogeldruk
1Totaal aanhangwagengewicht
Het gewicht van de aanhangwagen
plus het gewicht van de lading mag
het maximale aanhangwagengewicht
niet overschrijden. Het is gevaarlijk
om dit gewicht te overschrijden.
(→Blz. 418)
Als u met een aanhangwagen rijdt,
raden wij u aan een stabilisator te
gebruiken (om slingeren te
voorkomen).
2Maximaal toegestane kogeldruk
Belaad de aanhangwagen zo dat de
kogeldruk hoger is dan 25 kg of 4%
van het maximale
aanhangwagengewicht. Laat de
kogeldruk de aangegeven waarde
niet overschrijden. (→Blz. 418)
Informatielabel (typeplaatje)
1Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
Het totale gewicht van de bestuurder,
passagiers, bagage, trekhaak, auto en
4.1 Voordat u gaat rijden
152
Page 155 of 510

kogeldruk mag het maximaal toe-
laatbare voertuiggewicht niet met
meer dan 100 kg overschrijden. Het is
gevaarlijk om dit gewicht te
overschrijden.
2Maximaal toelaatbare
achterasbelasting
De belasting van de achteras mag de
maximaal toegestane belasting van
de achteras niet met meer dan 15%
overschrijden. Het is gevaarlijk om dit
gewicht te overschrijden.
Het maximale aanhangwagengewicht
is bepaald bij tests op zeeniveau.
Houd er rekening mee dat het
motorvermogen en het maximale
aanhangwagengewicht op grotere
hoogten lager zijn.
WAARSCHUWING!
Als het maximaal toelaatbare
voertuiggewicht of de maximale
asbelasting wordt overschreden
Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval, met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Verhoog de aanbevolen
bandenspanning met 20,0 kPa
(0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi). (→Blz. 424)
• Rijd niet harder dan de wettelijke
limiet voor auto's met een
aanhangwagen of 100 km/h, waarbij
de laagste limiet moet worden
aangehouden.
4.1 Voordat u gaat rijden
153
4
Rijden
Page 156 of 510
Montagepositie voor de trekhaak/afneembare trekhaak
1517 mm (20,4 in.)
2517 mm (20,4 in.)
3981 mm (38,6 in.)
4650 mm (25,6 in.)
5389 mm (15,3 in.)
6381 mm (15,0 in.)*1
7404 mm (15,9 in.)*2
*1: Auto's zonder verhoogde wagenhoogte
*2: Auto's met verhoogde wagenhoogte
4.1 Voordat u gaat rijden
154
Page 157 of 510

Informatie over banden
• Verhoog de bandenspanning met
20,0 kPa (0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi) als
er een aanhangwagen getrokken
wordt. (→Blz. 424)
• Verhoog de bandenspanning van de
aanhangwagen tot de waarde die de
fabrikant van de aanhangwagen
opgeeft voor de combinatie van
aanhangwagengewicht en belading.
Inrijden
Toyota raadt het rijden met een
aanhangwagen af gedurende de eerste
800 km als er onderdelen van de
aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
Veiligheidscontroles voor het rijden
met een aanhangwagen
• Controleer of de maximale kogeldruk
voor de trekhaak/trekhaak met
afneembare kogel niet overschreden
wordt. Houd er rekening mee dat het
gewicht van de aanhangwagen moet
worden opgeteld bij het gewicht van
de auto. Controleer ook of het totale
gewicht van de auto binnen het
maximaal toegestane gewicht blijft.
(→Blz. 152)
• Controleer of de lading op de
aanhangwagen goed vastgezet is.
• Maak, indien u het achteropkomend
verkeer niet goed kunt zien met de
standaard buitenspiegels, gebruik van
extra buitenspiegels. Stel de armen
van deze extra spiegels aan beide
zijden zo af dat ze altijd maximaal zicht
bieden op de weg achter u.
Onderhoud
•
Als met de auto regelmatig met een
aanhangwagen wordt gereden, moet er
vaker onderhoud worden uitgevoerd
omdat de auto zwaarder belast wordt
dan bij het rijden zonder aanhangwagen.
• Draai nadat er ongeveer 1.000 km
met een aanhangwagen is gereden
alle bouten van de trekhaak nogmaals
vast.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van
aluminium is
Controleer of het stalen deel van de
trekhaak niet direct in contact komt met
het aluminium. Als staal en aluminium
met elkaar in contact komen, ontstaat er
een reactie die te vergelijken is met
corrosie, waardoor het desbetreffende
gedeelte verzwakt wordt en er schade
kan ontstaan. Breng daarom op het
contactvlak een roestwerend middel
aan.
Advies
De auto zal anders aanvoelen als u met
een aanhangwagen rijdt. Houd tijdens
het rijden met een aanhangwagen het
volgende in gedachten om een ongeval,
met mogelijk dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg, te voorkomen:
Controleer de elektrische aansluiting
tussen de aanhangwagen en de auto
Breng de auto tot stilstand na een korte
afstand gereden te hebben en controleer,
net als voor het wegrijden, of de
verlichting van de aanhangwagen werkt.
Oefen het rijden met een
aanhangwagen
• Oefen het rijden met een
aanhangwagen in een omgeving
zonder of met weinig verkeer, zodat u
leert hoe de combinatie aanvoelt bij
het keren, stoppen en achteruitrijden.
• Houd tijdens het achteruitrijden het
stuurwiel stevig vast en draai het
stuurwiel rechtsom om de
aanhangwagen naar links te sturen en
linksom om de aanhangwagen naar
rechts te sturen. Verdraai het
stuurwiel altijd geleidelijk om
stuurfouten te voorkomen. Laat
iemand u bij het achteruitrijden
begeleiden om de kans op een
ongeval te beperken.
4.1 Voordat u gaat rijden
155
4
Rijden
Page 158 of 510

Vergroten van de tussenafstand
Bij een snelheid van 10 km/h moet de
afstand tot uw voorligger minimaal
gelijk zijn aan de totale lengte van uw
auto en de aanhangwagen. Voorkom
plotselinge remmanoeuvres die tot een
slip zouden kunnen leiden. Als de auto in
een slip raakt, zou u de controle over de
auto kunnen verliezen. De kans hierop is
vooral aanwezig tijdens het rijden op
een nat of glad wegdek.
Acceleratie/stuurcommando's/
bochtengedrag
In te krappe bochten kan de
aanhangwagen de auto raken. Reduceer
uw snelheid voordat u een bocht nadert
en neem bochten met een zodanige
snelheid dat plotseling remmen niet
nodig is.
Belangrijke punten met betrekking tot
het aansnijden van bochten
De wielen van de aanhangwagen maken
een krappere bocht dan de wielen van de
auto. Snijd bochten daarom ruimer aan
dan u zou doen als u niet met een
aanhangwagen rijdt.
Belangrijke punten met betrekking tot
de stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind
zullen de wegligging en het rijgedrag
beïnvloeden. Ook bij het inhalen van
bussen of grote vrachtwagens of het
ingehaald worden door dergelijke
voertuigen, kunnen de aanhangwagen en
de auto gaan slingeren. Kijk bij het rijden
langs dergelijke voertuigen veelvuldig in
uw spiegels. Verminder vaart door
voorzichtig het rempedaal in te trappen
zodra u ziet dat de aanhangwagen gaat
slingeren. Houd tijdens het remmen het
stuurwiel altijd in de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van
uw auto en de aanhangwagen en zorg
ervoor dat er voldoende tussenafstand
is voordat u van rijstrook verandert.Informatie over de transmissie
Om maximaal te kunnen profiteren van
de motorremwerking en de laadstroom
tijdens het afremmen, mag de
transmissie niet in stand D staan. Zet de
selectiehendel in stand B.
Als de motor oververhit raakt
Het rijden met een aanhangwagen op een
lange, steile helling bij buitentemperatu-
ren hoger dan 30°C kan ertoe leiden dat de
motor oververhit raakt. Als de koelvloei-
stoftemperatuurmeter aangeeft dat de
motor oververhit raakt, schakel dan direct
de airconditioning uit en breng de auto op
een veilige plaats tot stilstand. (→
413)
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen
van de auto en de aanhangwagen.
Activeer de parkeerrem en selecteer
stand P.
WAARSCHUWING!
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk
op. Anders kunnen zich ongevallen
voordoen die tot dodelijk of ernstig
letsel kunnen leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden
met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een
aanhangwagen of de maximaal
toegestane gewichten niet worden
overschreden. (→152)
Voorkomen van een ongeval of letsel
• Auto's met compact reservewiel: Rijd
niet met een aanhangwagen
wanneer het compacte reservewiel
onder uw auto is gemonteerd.
• Auto's met bandenreparatieset: Rijd
niet met een aanhangwagen
wanneer een band is gemonteerd die
is gerepareerd met de
bandenreparatieset.
4.1 Voordat u gaat rijden
156
Page 159 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Gebruik de cruise control of de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik niet
wanneer er met een aanhangwagen
wordt gereden. (indien aanwezig)
Rijsnelheid bij het rijden met een
aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor
het rijden met een aanhangwagen niet.
Voor het afrijden van een lange
helling
Minder snelheid en schakel terug.
Schakel bij het afdalen van een lange of
steile helling echter niet plotseling
terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of
gedurende een langere periode
achtereen in. Anders kan het
remsysteem oververhit raken of kan de
remwerking teruglopen.
OPMERKING
Sluit de aanhangwagenverlichting op
de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de
aanhangwagenverlichting kan schade
toebrengen aan het elektrische systeem
van uw auto en een storing veroorzaken.
4.1.4 Rijden met een
aanhangwagen (AWD-
uitvoeringen)
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te
laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw
auto is niet ontworpen voor het rijden
met een aanhangwagen of het gebruik
van op de trekhaak bevestigde dragers.
4.2 Rijprocedures
4.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u een elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het hybridesysteem gestart
of de stand van het contact veranderd.
Starten van het hybridesysteem
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd.
2. Trap het rempedaal stevig in.
en
een melding worden op het multi-
informatiedisplay weergegeven.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan
het hybridesysteem niet worden
gestart. Zet de selectiehendel in stand
P wanneer u het hybridesysteem
start. (→Blz. 163)
4.1 Voordat u gaat rijden
157
4
Rijden
Page 160 of 510

3. Druk kort en krachtig op de startknop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
Als het controlelampje READY gaat
branden, werkt het hybridesysteem
normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot het
controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit iedere
stand van het contact worden gestart.
4. Controleer of het controlelampje
READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst
knippert en vervolgens blijft branden
en de zoemer klinkt, dan start het
hybridesysteem normaal. Wanneer
het controlelampje READY uit is, kunt
u niet wegrijden. Als het
controlelampje READY brandt, kunt u
wegrijden, zelfs als de
verbrandingsmotor niet draait. (De
benzinemotor start of stopt
automatisch in overeenstemming met
de toestand van de auto.)
Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 167)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 163)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
(→Blz. 162)
4. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt.5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen en controleer of er niets
meer wordt weergegeven op het
display in het instrumentenpaneel.
De weergave van het
instrumentenpaneel dooft nadat het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
(→Blz. 160)
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1Uit
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
“Accessory” (stand ACC) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
3AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
“Ignition ON” (contact AAN) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
4.2 Rijprocedures
158