7Motorkap blz. 328
Openen blz. 328
Motorolie blz. 420
In geval van oververhitting blz. 413
Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden
(Vervangingsmethode: blz. 359, wattage:
blz. 425)
8Koplampen/parkeerlichten
voor/dagrijverlichting blz. 167
9Mistlampen
voor/mistachterlicht*2blz. 172
10Richtingaanwijzers blz. 166
11Achterlichten blz. 167
12Kentekenplaatverlichting blz. 167
13Achteruitrijlicht*2
De selectiehendel in stand R zetten
blz. 162
*1: Indien aanwezig
*2: Deze zijn mogelijk aan de andere kant geplaatst, afhankelijk van de regio.
Dashboard (auto's met linkse besturing)
1Startknop blz. 157
Starten van het hybridesysteem/
wijzigen van de modi blz. 157
Noodstop van het hybridesysteem
blz. 364
Als het hybridesysteem niet gestart
kan worden blz. 407
Waarschuwingsmeldingen blz. 377
2Selectiehendel blz. 162
Wijzigen van de schakelstand blz. 162
Voorzorgsmaatregelen bij slepenblz. 366
3Schakelaar stand P Blz. 162
4Tellers blz. 66
Aflezen van de tellers/instellen van
de helderheid van de
dashboardverlichting blz. 66
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 72
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 370
Overzicht
10
1Startknop blz. 157
Starten van het hybridesysteem/
wijzigen van de modi blz. 157
Noodstop van het hybridesysteem
blz. 364
Als het hybridesysteem niet gestart
kan worden blz. 407
Waarschuwingsmeldingen blz. 377
2Selectiehendel blz. 162
Wijzigen van de schakelstand blz. 162
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 366
3Schakelaar stand P blz. 162
4Tellers blz. 66
Aflezen van de tellers/instellen van
de helderheid van de
dashboardverlichting blz. 66
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 72
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 370
5Multi-informatiedisplay blz. 84
Display blz. 84
Energiemonitor blz. 109
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 377
6Parkeerrem blz. 167
Activeren/deactiveren blz. 167
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 292
Waarschuwingszoemer blz. 370
7Richtingaanwijzerschakelaar blz. 166
Lichtschakelaar blz. 167
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/dagrijverlichting
blz. 167
Mistlampen voor/mistachterlicht
blz. 172
8Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
blz. 173
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier blz. 176
Gebruik blz. 173, blz. 176
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 337
9Schakelaar alarmknipperlichten
blz. 364
10Tankdopklepontgrendeling blz. 176
11Ontgrendelingshendel motorkap
blz. 328
12Ontgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 133
13Airconditioning blz. 296
Gebruik blz. 296
Achterruitverwarming blz. 298
14Audiosysteem*
*: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
Overzicht
16
Tijdens normaal rijden
De auto wordt voornamelijk aangedreven
door de benzinemotor. De elektromotor
(tractiemotor) laadt zo nodig het
batterijpakket (tractiebatterij) op.
Tijdens sterk accelereren
Wanneer het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, wordt de energie van het
batterijpakket (tractiebatterij)
toegevoegd aan de energie die de
benzinemotor levert via de elektromotor
(tractiemotor).
Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De wielen drijven de elektromotor
(tractiemotor) aan, waardoor energie
wordt opgewekt en het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt opgeladen.
Waarschuwingssysteem naderende
auto
Als u rijdt met uitgeschakelde
benzinemotor, wordt er een geluid, dat
aangepast wordt aan de rijsnelheid,
afgespeeld om mensen in de buurt te
waarschuwen dat de auto nadert. Het
geluid stopt als de rijsnelheid hoger
wordt dan ongeveer 25 km/h.
Regeneratief remmen
• In de volgende situaties wordt
kinetische energie omgezet in
elektrische energie en wordt er een
afremmingskracht gegenereerd
terwijl tegelijkertijd het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt opgeladen.
– Het gaspedaal wordt losgelaten
terwijl er wordt gereden in stand D
of B.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
terwijl er wordt gereden in stand D
of B.
• Auto's met benzineroetfiltersysteem:
Als het benzineroetfiltersysteem
(→blz. 285) in werking is om het
uitlaatgasfilter te regenereren, wordt
het batterijpakket (tractiebatterij)
mogelijk niet opgeladen.Hybridesysteemindicator
De hybridesysteemindicator geeft het
uitgaande vermogen en het
regeneratieniveau van het
hybridesysteem weer. (→Blz. 87)
Omstandigheden waarin de
benzinemotor mogelijk niet wordt
uitgeschakeld
De benzinemotor wordt automatisch
gestart en uitgeschakeld. Hij wordt
echter onder de volgende
omstandigheden mogelijk niet
automatisch uitgeschakeld
*:
• Tijdens de opwarmfase van de
benzinemotor
• Tijdens het opladen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
• Als de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij) hoog
of laag is
• Als de verwarming is ingeschakeld
*:Afhankelijk van de omstandigheden
wordt de benzinemotor mogelijk ook
niet automatisch uitgeschakeld in
andere dan de hiervoor genoemde
situaties.
Opladen van het batterijpakket
(tractiebatterij)
Omdat het batterijpakket (tractiebatterij)
indien nodig door de benzinemotor wordt
opgeladen, hoeft het niet door een
externe bron te worden opgeladen. Als de
auto echter gedurende lange tijd wordt
geparkeerd, wordt het batterijpakket
(tractiebatterij) langzaam ontladen.
1 .4 Hybridesysteem
53
1
Veiligheid en beveiliging
Daarom moet u ervoor zorgen dat er elke
paar maanden gedurende minimaal
30 minuten of 16 km met de auto gereden
wordt. Als het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig ontladen raakt en
u het hybridesysteem niet meer kunt
starten, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Opladen van de 12V-accu
→Blz. 411
Als de 12V-accu leeg is, vervangen is
of verwijderd is geweest.
De benzinemotor stopt mogelijk niet, ook
niet als de auto door het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt aangedreven. Als
dit probleem enkele dagen aanhoudt,
neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
Mogelijk zijn er geen motorgeluiden
hoorbaar of trillingen voelbaar terwijl de
auto wel kan rijden en het controlelampje
READY brandt. Activeer uit
veiligheidsoverwegingen de parkeerrem
en zorg dat u stand P hebt ingeschakeld
wanneer u de auto parkeert.
De volgende geluiden of trillingen
kunnen hoorbaar of voelbaar zijn als het
hybridesysteem in werking is en deze
duiden niet op een defect:
• Er kunnen motorgeluiden hoorbaar
zijn uit het motorcompartiment.
• Bij het inschakelen of uitschakelen
van het hybridesysteem kan er geluid
hoorbaar zijn dat afkomstig is van het
batterijpakket (tractiebatterij) onder
de achterstoelen.
• Bij het inschakelen of uitschakelen
van het hybridesysteem zijn er
mogelijk werkingsgeluiden van het
relais te horen, zoals een klik of eenvaag gerammel, dat afkomstig is van
het batterijpakket (tractiebatterij)
onder de achterstoelen.
• Als de achterklep open is, kunnen er
geluiden van het hybridesysteem
hoorbaar zijn.
• Als de benzinemotor start of stopt, bij
rijden met lage snelheden of als de
motor met stationair toerental draait,
kunnen er geluiden hoorbaar zijn van
de transmissie.
• Bij sterk accelereren kunnen er
motorgeluiden hoorbaar zijn.
• Als het rempedaal wordt ingetrapt of
het gaspedaal wordt losgelaten,
kunnen er geluiden hoorbaar zijn die
worden veroorzaakt door het
regeneratief remmen.
• Als de benzinemotor start of stopt,
kunnen trillingen voelbaar zijn.
• Via de ventilatieopening kunnen
geluiden hoorbaar zijn die afkomstig
zijn van de koelventilator. (→Blz. 56)
Waarschuwingssysteem naderende
auto
In de volgende gevallen is het
waarschuwingssysteem voor een
naderende auto mogelijk moeilijk te
horen voor mensen in de buurt.
• In gebieden met harde
omgevingsgeluiden
• In de wind of regen
Ook is het waarschuwingssysteem voor
een naderende auto achter de auto
mogelijk moeilijker te horen dan voor de
auto omdat het systeem aan de
voorzijde van de auto is geïnstalleerd.
Als “Proximity Notification System
Malfunction Visit Your Dealer” (Storing
in waarschuwingssysteem naderende
auto. Ga naar uw dealer) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing aanwezig in
het waarschuwingssysteem voor een
naderende auto. Laat de auto nakijken
1 .4 Hybridesysteem
54
OPMERKING(Vervolg)
• Vervoer geen grote hoeveelheden
water, zoals een gevuld reservoir voor
een waterdispenser, in de auto. Als er
water op het batterijpakket
(tractiebatterij) komt, kan het
batterijpakket beschadigd raken. Laat
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Op de ventilatieopening is een filter
geplaatst. Als het filter zelfs na het
schoonmaken van de
ventilatieopening nog zichtbaar vuil
is, raden wij u aan het filter te reinigen
of vervangen. Voor meer informatie
over het schoonmaken of vervangen
van het filter, zie blz. 348.
• Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner's Manual” (onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
zie handleiding) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay, zitten
de ventilatieopening en het filter
mogelijk verstopt. Raadpleeg blz. 348
voor informatie over het
schoonmaken van de
ventilatieopening.
1.5 Antidiefstalsysteem
1.5.1 Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitgerust
met ingebouwde transponderchips die
voorkomen dat het hybridesysteem
gestart kan worden met een sleutel die
niet in een eerder stadium is
geregistreerd in de computer van de
auto. Laat de sleutels nooit in de auto
achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal
te voorkomen, maar absolute beveiliging
tegen elke vorm van diefstal kan niet
worden gegarandeerd.Het controlelampje knippert nadat het
contact UIT is gezet om aan te geven dat
het systeem in werking is.
Het controlelampje stopt met knipperen
als het contact in stand ACC of AAN wordt
gezet om aan te geven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een
onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het
systeem mogelijk niet goed werkt
• Als de greep van de sleutel tegen een
metalen voorwerp wordt gehouden
• Als de sleutel dicht bij of tegen een
sleutel met ingebouwde
transponderchip van een andere auto
wordt gehouden
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
1 .4 Hybridesysteem
59
1
Veiligheid en beveiliging
1. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het scherm
en selecteer.
2. Druk op
om de cursor weer te
geven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de
helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel aan te passen.
1Donkerder
2Helderder
Druk als het aanpassen is voltooid opom terug te keren naar het vorige
scherm.
Informatie automatisch weergegeven
Bepaalde informatie wordt automatisch
weergegeven overeenkomstig de
bediening van de startknop, de
voertuigconditie, enz.
Starten van het hybridesysteem
Als het hybridesysteem start, wordt op de
2 schermen een startanimatie
weergegeven.Als de animatie is afgelopen, wordt
overgeschakeld naar het normale scherm.
De startanimatie wordt onder een van de
volgende omstandigheden gestopt.
• Als een andere schakelstand dan P
wordt geselecteerd
• Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem (indien aanwezig)
wordt ingeschakeld
Na het tanken (indien aanwezig)
Als na het tanken het contact AAN wordt
gezet, wordt het instelscherm voor de
benzineprijs* weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Stel na het tanken de benzineprijs altijd
zo in, dat de functie “Eco Savings”
(eco-besparing) (→blz. 93) op de juiste
wijze werkt.
Instellingen met betrekking tot de
functie “Eco Savings” (eco-besparing)
kunnen worden gewijzigd in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
*: Als er een te kleine hoeveelheid
brandstof getankt is, wordt dit scherm
mogelijk niet weergegeven. (→Blz. 83)
Als de ondersteunende systemen in
werking zijn
Bij het gebruik van ondersteunende
systemen, zoals het Dynamic Radar
Cruise Control-systeem met volledig
snelheidsbereik
*(→blz. 210) en de LTA
(Lane Tracing Assist)*(→blz. 196),
wordt informatie met betrekking tot elk
2.1 Instrumentenpaneel
68
4Hybride eco-gebied*1
Laat zien dat er niet vaak gebruik
wordt gemaakt van het vermogen van
de benzinemotor.
De benzinemotor wordt automatisch
gestopt en opnieuw gestart onder
verschillende omstandigheden.
5EV-controlelampje*2, 3
Het EV-controlelampje gaat branden
wanneer de auto alleen door de
elektromotor (tractiemotor) wordt
aangedreven of de benzinemotor niet
draait.
6Status batterijpakket (tractiebatterij)
→Blz. 86
7Eco Score
→Blz. 89
• Door de naald tijdens het rijden in het ECO-gebied te houden, rijdt u
milieuvriendelijker.
• In het laadgebied wordt de regeneratiestatus
*4aangegeven. De
geregenereerde energie wordt
gebruikt om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
*1: Niet weergegeven op het subscherm.
*2: Niet weergegeven op het subscherm of het head-up display.
*3: De functie van het controlelampje EV-modus kan worden uitgeschakeld in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke voorkeursinstellingen instrumentenpaneel).
(→Blz. 102)
*4: Met “regenereren” wordt in deze handleiding het omzetten van bewegingsenergie van
de auto in elektrische energie bedoeld.
“ECO Accelerator Guidance”
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal)
In het Eco-gebied wordt een blauwe zone
weergegeven die kan worden gebruikt als
referentiewerkingsgebied voor het
gebruiken van het gaspedaal
overeenkomstig de rijomstandigheden,
zoals bij wegrijden en rijden met
constante snelheid. Het display “ECO Accelerator Guidance”
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) verandert overeenkomstig de
rijomstandigheden, zoals bij wegrijden en
rijden met constante snelheid.
Het is gemakkelijker om milieuvriendelijk
te rijden door te rijden overeenkomstig
het display dat de bedieningen van het
gaspedaal toont en binnen het “ECO
Accelerator Guidance”-bereik
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) te blijven. (→Blz. 145)
De functie “ECO Accelerator Guidance”
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) kan worden uitgeschakeld in
de “Meter Customize”-instellingen
(persoonlijke voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
2.1 Instrumentenpaneel
88
Eco Score
De rijstatus voor de volgende 3 situaties
wordt geëvalueerd op 5 niveaus: soepel
accelereren bij wegrijden (Eco-Start),
rijden zonder plotseling accelereren
(Eco-Cruise) en soepel stoppen
(Eco-Stop). Elke keer dat de auto tot
stilstand wordt gebracht, wordt een score
weergegeven op basis van een perfecte
score van 100 punten.
1Score
2Status “Eco-Start”
3Status “Eco-Cruise”
4Status “Eco-Stop”
Lezen van het staafdisplay:
Score Laag*Hoog
Voortgangsbalk
*: Voor items die niet onlangs zijn geëvalueerd, wordt 0 weergegeven.
• Telkens als de auto wegrijdt, wordt de
Eco Score gereset en wordt een
nieuwe evaluatie gestart.
• Als de selectiehendel in stand P staat,
wordt alleen de displayzone voor de
Eco Score vergroot en weergegeven.
Wanneer de selectiehendel vanuit P in
een andere stand wordt gezet, keert
het display terug naar de normale
weergave.
• Als het hybridesysteem stopt, worden
de huidige totaalscore en een advies
voor het verhogen van de score
weergegeven. (→Blz. 69)
Als de werking van alle functies stopt
• In de volgende situaties stopt de
werking van de
hybridesysteemindicator.
– Het controlelampje READY brandt
niet.
– Er is een andere schakelstand dan D
of B geselecteerd.• In de volgende situaties stopt de
werking van de Eco Score en de “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal).
– De hybridesysteemindicator werkt
niet.
– De cruise control (indien aanwezig)
of Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig) wordt gebruikt.
– Het snelheidsbegrenzersysteem
(indien aanwezig) wordt gebruikt en
de rijsnelheid is ongeveer gelijk aan
de snelheidsgrens of hoger.
Over de Eco Score
• Na het wegrijden wordt de Eco Score
pas weergegeven als de rijsnelheid
hoger wordt dan ongeveer 30 km/h.
• Naast de rijstatus van de auto
evalueert de Eco Score tevens de
gebruiksomstandigheden van de
airconditioning (→blz. 98). De score
die wordt weergegeven als het
2.1 Instrumentenpaneel
89
2
Instrumentenpaneel