Page 217 of 297
Rijden en bediening2153. Steek de stekkervergrendeling inde opening en vergrendel deze
met de bijbehorende sleutel.
4. Plaats de kap erop.
5. Koppel de aanhanger aan.
6. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting.
7. Haak de losbreekkabel in het oog
op de drager.
9 Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Kogelstang demonteren
1. Ontkoppel de stekker van de aanhanger.
2. Maak de losbreekkabel los.
3. Rijd de aanhanger weg.
4. Neem de kap weg.
5. Steek de sleutel in de stekkerver‐ grendeling, ontgrendel deze en
haal deze uit de opening.
Page 218 of 297
216Rijden en bediening
6. Verplaats 1 naar links en houddeze vast, duw 2 naar achteren en
verwijder de kogelstang.
7. Klap de aanhangeraansluiting omhoog. Plaats de kap erop.
Type B 1. Klap de aanhangeraansluiting omlaag.
2. Koppel de aanhanger aan.3. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en haak de
losbreekkabel in het oog op de
drager.
Type C
1. Verwijder de veiligheidssplitpen.
2. Trek aan de hendel en open de trekring.
Page 219 of 297
Rijden en bediening2173. Klap de aanhangeraansluitingomlaag.
4. Koppel de aanhanger aan, sluit de
trekring en breng de splitpen aan.
5. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en bevestig de losbreekkabel aan het oog op
de drager.
Type D 1. Klap de aanhangeraansluiting omlaag.
2. Koppel de aanhanger aan.
3. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en haak de
losbreekkabel in het oog op de
drager.
Aanhangerstabilisatie
Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto / aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 175.
Page 220 of 297

218Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................219
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 219
Auto stallen .............................. 219
Verwerking van sloopauto .......220
Controle van de auto .................220
Werkzaamheden uitvoeren .....220
Motorkap ................................. 221
Motorolie .................................. 221
Koelvloeistof ............................ 222
Sproeiervloeistof ......................223
Remmen .................................. 224
Remvloeistof ............................ 224
Accu ........................................ 224
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 226
Wisserblad vervangen .............227
Gloeilamp vervangen .................228
Halogeenkoplampen ...............228
Xenonkoplampen ....................231
Mistlampen voor ......................232
Richtingaanwijzers vooraan ....233
Achterlichten ............................ 234
Zijrichtingaanwijzers ................236Derde remlicht ......................... 237
Kentekenverlichting .................238
Binnenverlichting .....................239
Elektrisch systeem .....................239
Zekeringen .............................. 239
Zekeringenkast in motorruimte 240
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................240
Boordgereedschap ....................243
Gereedschap ........................... 243
Velgen en banden .....................245
Winterbanden .......................... 245
Aanduidingen op banden ........245
Bandenspanning .....................246
Drukverliesdetectiesysteem ....247
Profieldiepte ............................ 248
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 248
Wieldoppen ............................. 249
Sneeuwkettingen .....................249
Bandenreparatieset .................249
Wiel verwisselen ......................253
Reservewiel ............................. 254
Starthulp gebruiken ...................259
Trekken ...................................... 260
Auto slepen ............................. 260
Andere auto slepen .................261Verzorging van uiterlijk ..............262
Verzorging exterieur ................262
Verzorging interieur .................265
Vloermatten ............................. 265
Page 221 of 297

Verzorging van de auto219Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Sneeuwkappen
Om ophopen van sneeuw bij de koel‐
ventilator radiateur te voorkomen,
adviseren we om sneeuwkappen aan te brengen.
De afdekkingen moeten op professi‐
onele wijze worden aangebracht,
roep de hulp in van een werkplaats.
Voorzichtig
Verwijder de beschermkappen als er sprake is van een van de
volgende situaties:
● De omgevingstemperatuur is
hoger dan 10 °C.
● Wanneer de auto wordt gesleept.
● De auto rijdt sneller dan 120 km/h.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
Page 222 of 297

220Verzorging van de auto● Auto in een droge en goedgeventileerde ruimte parkeren.
Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐ hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektrisch
bediende ruiten initialiseren
3 43.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaten monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐ demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
Page 223 of 297
Verzorging van de auto2219Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Druk de veiligheidspal omhoog en
open de motorkap.
Windhaak vastzetten.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil ook regelmatig
manueel om schade aan de motor te voorkomen. Gebruik olie met de juiste specificatie.
Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 271.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Page 224 of 297
222Verzorging van de auto
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Trek de oliepeilstok eruit, wrijf hem
schoon, plaats hem volledig terug,
trek hem er weer uit en lees het moto‐ roliepeil af.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan de
motorolie bijvullen.
Het wordt geadviseerd dezelfde soort
olie te nemen als voor de laatste olie‐
verversing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het oliepeil boven
maximaal is de auto niet en neem
contact op met een werkplaats.
Inhouden 3 279.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof De fabrieksmatig bijgevulde koel‐
vloeistof biedt vorstbescherming tot
ca. –37 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en anti-vries 3 271.