Page 241 of 297

Verzorging van de auto2392. Trek de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
3. Bevestig de kap.
Binnenverlichting Laat de volgende verlichting vervan‐
gen door een werkplaats:
● interieurverlichting, leeslampjes
● bagageruimteverlichting
● instrumentenverlichtingElektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
● motorruimte
● instrumentenpaneel
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen
aan de doorgebrande smeltdraad.Voorzichtig
Vervang de zekering niet totdat de oorzaak van de storing is verhol‐
pen.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Zekeringtrekker
Achter het deksel van de zekeringen‐kast interieur kan een zekeringtrekker
zitten:
Klik de klep los door deze links- en
dan rechtsboven eraf te trekken.
Maak de klep compleet los en draai
deze om.
De trekker heeft twee zijden; elke
zijde is bestemd voor een bepaald
type zekeringen.
Page 242 of 297
240Verzorging van de auto
Pak de zekering met de zekeringtrek‐ker en trek de zekering eruit.
Zekeringenkast in
motorruimte
De zekeringenkast zit linksvoor in de
motorruimte.
Maak het deksel los en verwijder het.
Nr.Stroomkring12Verwarmde sproeierstralen14Voorste en achterste ruitenvloei‐
stofpomp15Radarsysteem voor, elektrische
stuurbekrachtiging17Ingebouwde systeeminterface19VoorruitwissermotorNr.Stroomkring20Voorste en achterste ruitenvloei‐
stofpomp21Koplampsproeierpomp22Claxon23Grootlicht rechts24Grootlicht links
Nadat u de defecte zekering hebt
vervangen, sluit u het deksel van het
zekeringenkastje en vergrendelt u
het.
Wanneer u het deksel van het zeke‐ ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit achter een klepin het instrumentenpaneel links.
Page 243 of 297
Verzorging van de auto241
Trek de klep linksboven en dan rechtseraf.
Versie 1 (Eco)
Nr.Stroomkring1Koppelingsschakelaar, stuur‐
bekrachtiging4Claxon5Voorste en achterste ruiten‐
vloeistofpomp6Voorste en achterste ruiten‐
vloeistofpomp712V-aansluiting achterin8Achterruitwissers10/11Centrale vergrendeling13Head-updisplay, bedienings‐
elementen klimaatregeling,
bedieningselementen Info‐
tainmentsysteem, versnel‐
lingshendel14Diefstalalarmsysteem, tele‐
maticamodule17Instrumentengroep19Afstandsbediening op stuur‐
wiel21Anti-diefstalsysteem of elek‐
tronisch sleutelsysteemNr.Stroomkring22Frontcamera, regen- en licht‐
sensor23Gordelwaarschuwing24Parkeerhulp, Infotainment‐
systeem, achteruitkijkcamera25Airbags29Infotainment-systeem31Infotainmentsysteem (+ accu)32Voorste stekkerdoos34Binnenspiegel, dodehoekbe‐
wakingssysteem, bedienings‐
elementen portierspiegels35Verwarmde sproeierstralen,
koplampverstelling36Interieurverlichting, zaklam‐
poplader
Page 244 of 297
242Verzorging van de autoVersie 2 (volledig)Nr.Stroomkring1Anti-diefstalsysteem of
elektronisch sleutelsys‐
teem5Parkeerhulp, Infotain‐
mentsysteem, achter‐
uitkijkcamera7Bedieningselementen
klimaatregeling achter,
versterker audiosys‐
teem8AchterruitwissersNr.Stroomkring10/11Centrale vergrendeling12Anti-diefstalalarmsys‐
teem1712V-aansluiting
achterin18Telematicamodule21Interieurverlichting,
zaklampoplader22Interieurverlichting,
verlichting handschoe‐
nenkastje23Dodehoekbewakings‐
systeem, bedienings‐
elementen portierspie‐
gels24Afstandsbediening op
stuurwiel25Instellen koplampreik‐
wijdte26Gordelwaarschuwing27Frontcamera, regen- en
lichtsensorNr.Stroomkring28Head-updisplay, bedie‐
ningselementen
klimaatregeling voor,
bedieningselementen
Infotainmentsysteem,
versnellingshendel30A of 30BAudiosysteem (+ accu)31Airbag33Voorste stekkerdoos35Instrumentengroep36Infotainment-systeem
Page 245 of 297
Verzorging van de auto243Boordgereedschap
Gereedschap
De gereedschappen liggen in de kist
onder de voorstoel links.
Openen van de kist
1. De kist zit vast met twee stangen
waardoor deze niet loskomt van
de behuizing als deze niet goed is
opgeborgen.
2. Op veerpallen drukken en deze naar binnen schuiven om de kist
eruit te halen. De kist iets optillen
om deze van de stang 1 te halen
en eruit trekken.
3. De kist omhoog langs de stang 2
tillen.
Page 246 of 297
244Verzorging van de auto
4. Borgingen op het deksel van dekist losklikken en deksel openen.
De kist opbergen1. Kist met de voorkant omhoog geheld erin steken. De box langs
de stang 2 erin en omlaag duwen.
2. Kist omlaag drukken zodra deze
in de behuizing zit en veerpallen
naar buiten schuiven om deze
vast te zetten.
Auto's met reservewiel
De kist bevat:
1. een wielsleutel voor het verwijde‐ ren van de wielbouten en het
bedienen van de krik.
2. een krik om de auto omhoog te zetten.
3. demontagegereedschappen voor wieldoppen of naafdoppen. Deze
gereedschappen zijn ontworpen
voor het verwijderen van de wiel‐ doppen op lichtmetalen velgen of
de naafdop op stalen velgen.
Page 247 of 297

Verzorging van de auto2454. een wielsleuteladapter voor dewielborgbouten.
5. een sleepoog.
Auto's zonder reservewiel
De kist bevat een sleepoog en een
bandenreparatieset.
Bandenreparatieset 3 249.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels rijden. Het rijden over scherpe randen kan
schade aan banden en velgen tot
gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als
winterbanden 3 280.Aanduidingen op banden
Bijv. 225/55 R 18 98 V225:bandbreedte in mm55:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat18:velgdiameter in inch98:kengetal voor draagvermogen,
98 komt bijv. overeen met
750 kgV:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:Maximaal 160 km/uS:Maximaal 180 km/uT:Maximaal 190 km/uH:Maximaal 210 km/uV:Maximaal 240 km/uW:Maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto. Raadpleeg
de EEG-conformiteitsverklaring die
bij uw auto is geleverd, of andere
landelijke registratiedocumenten.
Door optionele uitrusting kan de
topsnelheid van de auto afnemen.
Page 248 of 297

246Verzorging van de autoDraairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden
moeten zo worden gemonteerd dat
ze in de juiste richting draaien. De
juiste draairichting is herkenbaar aan
een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook voor auto's met een bandenspan‐
ningscontrolesysteem.
Bandenspanning 3 280.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden
verschillen afhankelijk van de diverse opties. Ga voor de juiste banden‐spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 277.
2. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 280.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de banden‐
spanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in