Page 97 of 297

Instrumenten en bedieningsorganen95Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................96
Stuurwielverstelling ...................96
Stuurbedieningsknoppen ...........96
Claxon ....................................... 97
Knoppen op stuurkolom ............97
Wis- en wasinstallatie voorruit ...97
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 99
Buitentemperatuur ...................100
Klok ......................................... 100
Elektrische aansluitingen .........100
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................103
Instrumentengroep ..................103
Snelheidsmeter .......................107
Kilometerteller ......................... 108
Dagteller .................................. 108
Toerenteller ............................. 109
Brandstofmeter ........................109
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 110
Peilsensor motorolie ................111
Service-display ........................ 111
Controlelampen .......................112Richtingaanwijzers ..................112
Gordelverklikker ......................112
Airbag en gordelspanners .......113
Airbag-deactivering .................113
Laadsysteem ........................... 113
Storingsindicatielamp ..............113
Service-indicatie ......................114
Schakel motor uit .....................114
Systeemcontrole ......................114
Remsysteem ........................... 114
Handrem .................................. 114
Antiblokkeersysteem (ABS) .....114
Schakelen ................................ 114
Lane Departure Warning .........115
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..115
Koelvloeistoftemperatuur .........115
Voorverwarming ......................115
Uitlaatfilter ............................... 115
AdBlue ..................................... 116
Drukverliesdetectiesysteem ....116
Motoroliedruk ........................... 116
Te laag brandstofpeil ...............116
Autostop .................................. 116
Rijverlichting ............................ 117
Dimlicht .................................... 117
Grootlicht ................................. 117
Grootlichtassistentie ................117
LED-koplampen .......................117
Mistlampen voor ......................117Mistachterlicht ......................... 117
Regensensor ........................... 117
Cruise control .......................... 117
Adaptieve cruise control ..........117
Voorligger gedetecteerd ..........117
Dodehoeksysteem ...................118
Actieve noodrem .....................118
Snelheidsbegrenzer ................118
Portier open ............................. 118
Displays ..................................... 119
Driver Information Center ........119
Info-Display ............................. 123
Head-updisplay .......................124
Boordinformatie ......................... 126
Geluidssignalen .......................126
Persoonlijke instellingen ............127
Telematicaservices ....................131
Opel Connect .......................... 131
Page 98 of 297
96Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
Afstandsbediening op stuurwiel
U kunt de menu's en functies van hetDriver Information Center via de
draaiknop op de stuurwielhendel links
selecteren.
Driver Information Center 3 119.
U kunt het Infotainmentsysteem
bedienen via de stuurbedienings‐
knoppen.
Meer informatie staat in de handlei‐ ding Infotainmentsysteem.
Stuurwielpeddels
Bij auto's met automatische versnel‐
lingsbak kunt u schakelen via + of -.
Automatische versnellingsbak
3 169.
Handgeschakelde modus 3 171.
Page 99 of 297
Instrumenten en bedieningsorganen97Claxon
Druk op d.
Knoppen op stuurkolom
De cruisecontrol, de adaptieve crui‐
secontrol en de snelheidsbegrenzer
werken via de bestuurdersassisten‐
tieknop aan de linkerkant van de
stuurkolom.
Cruisecontrol 3 178.
Snelheidsbegrenzer 3 182.
Adaptieve cruise control 3 185.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisinterval2:snel1:langzaamINT:intervalwissen0:uit
Hendel omlaag duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Page 100 of 297

98Instrumenten en bedieningsorganenOm de intervalwisfunctie te activeren
de volgende keer dat u het contact
inschakelt, moet u de hendel omlaag
in de stand 0 duwen en terughalen
naar INT.
Voorruitwisser met regensensor2:snel1:langzaamINT:intervalwissen0:uitAUTO:automatische wisfunctie met regensensor
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐ slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan. Om de automatische
wisfunctie te deactiveren, de hendel
weer omlaag naar AUTO drukken.
Als het contact gedurende meer dan
een minuut uit is, wordt de automati‐
sche wisfunctie gedeactiveerd. Om
de automatische wisfunctie te active‐
ren de volgende keer dat u het
contact inschakelt, de hendel weer
omlaag naar AUTO drukken.
Hendel even naar u toe trekken om
wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐ keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit
bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.Voorruitsproeiers
Er wordt sproeiervloeistof op de voor‐ ruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Sproeiervloeistof 3 223.
Page 101 of 297
Instrumenten en bedieningsorganen99Functionaliteit van de regensensor
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.Controlelamp y 3 97.
Wis- en wasinstallatie
achterruit
Achterruitwisser0:uitS:onderbroken werkingR:achterruitsproeier
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
In- of uitschakeling van deze functie
kunt u wijzigen in met menu Persoon‐ lijke instellingen 3 127.
Achterruitsproeier
Zet op R.
Er wordt sproeiervloeistof op de achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 223.
Page 102 of 297
100Instrumenten en bedieningsorganenBuitentemperatuur
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Datum en tijd worden weergegeven
op het Info-Display.
Het instellen van de datum en de tijd
staat beschreven in de handleiding
Infotainment.
Info-Display 3 123.
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12V-elektrische aansluiting
in het handschoenenkastje.
Page 103 of 297
Instrumenten en bedieningsorganen101Er zit een 12V-aansluiting in de
middenconsole.
Mogelijk zit er een 12V -elektrische
aansluiting in de B-stijl linksonder.
Mogelijk zit er een 12V -elektrische
aansluiting in de zijbekleding in de
derde zitrij links.
Mogelijk zit er nog een 12V -elektri‐
sche aansluiting in de D-stijl linkson‐ der.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan 120 W.
Mogelijk zit er een 220V -elektrische
aansluiting onder de passagiersstoel
voor.
Het maximaal opgenomen vermogen
mag niet meer bedragen dan 120 W.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De stekkerdozen worden ook
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Page 104 of 297
102Instrumenten en bedieningsorganenGeen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 160.
USB-poort
Er bevindt zich een USB-poort op het
instrumentenpaneel.
In het vak boven het handschoenen‐
kastje zit mogelijk een USB-poort.
Er zit mogelijk nog een USB-poort in
de console achter.
De USB-poorten zijn bestemd voor het opladen van externe apparaten
en maken gegevensuitwisseling met
het Infotainmentsysteem mogelijk.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.