Page 225 of 297

Verzorging van de auto223KoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven het merkteken
MIN staan. Bijvullen als het peil te
laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof bijvullen die
antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 271.
Page 226 of 297

224Verzorging van de autoRemmen
Wanneer de remvoering een mini‐
male dikte heeft, hoort u een piepend geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens DANGER en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan DANGER is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 271.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en
loskoppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 141.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een uitstroomkanaal open is, moet dit
Page 227 of 297

Verzorging van de auto225met een afdekkap worden afgeslotenen moet de ventilatie bij de minpool
worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Laat de accu van de auto vervangen
door een werkplaats.
Stop-startsysteem 3 160.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 259.
Ontlaadbeveiliging
Accuspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Wanneer de auto rijdt, deactiveert de
stroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Stekkerdoos
De elektrische aansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
Page 228 of 297

226Verzorging van de auto● Zie de Gebruikershandleidingvoor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Verwarmingsfuncties Let op
Bij een te hoge elektrische belasting werken specifieke verwarmings‐
functies, zoals de stoelverwarming
of de stuurverwarming, mogelijk
even niet. Na enkele minuten
werken ze dan weer wel.
Stroomspaarmodus
In deze modus deactiveert u elektri‐
sche verbruikers om overmatige
belasting van de voertuigaccu te
voorkomen. Deze verbruikers, zoals
het Infotainmentsysteem, de voorrui‐
tenwissers, de dimlichten, de instap‐
verlichting enz. kunnen in totaal maxi‐
maal ongeveer 40 minuten na het
uitschakelen van het contact worden
gebruikt.Stroomspaarmodus deactiveren
Bij het opnieuw starten van de motor
wordt de stroomspaarmodus automa‐ tisch gedeactiveerd. Laat de motor
draaien om het systeem voldoende
op te laden:
● gedurende minder dan 10 minuten om de verbruikers
ongeveer 5 minuten te gebruiken
● gedurende meer dan 10 minuten om de verbruikers
maximaal 30 minuten te gebrui‐
ken
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. De ontluchtingsprocedure
verschilt tussen de motortypen
3 277 . Tank ten minste vijf liter diesel
bij voordat u de ontluchtingsproce‐
dure start.
Motoren DV5RUCd, DV5RUC 1. Contact inschakelen.
2. 1 minuut wachten en contact
uitschakelen.3. Probeer de motor te starten.
Als de motor na korte tijd niet start,
moet u de procedure herhalen.
Motoren DW10FEU, DW10FD,
DW10FDCU, DW10F
1. Contact inschakelen.
2. 6 seconden wachten en contact
uitschakelen.
3. De stappen 1 en 2 tien keer herha‐ len.
4. Probeer de motor te starten.
Als de motor na korte tijd niet start,
moet u de procedure herhalen.
Motor DV6DU 1. Motorkap openen.
2. Zo nodig de motorstijlafdekking losklikken om bij de opvoerpomp te
kunnen komen.
3. De opvoerpomp herhaaldelijk
bedienen totdat u weerstand voelt
(mogelijk voelt u meteen al weer‐
stand).
4. Probeer de motor te starten. Als de
motor na korte tijd niet start, zo'n 15 seconden wachten voordat u het
Page 229 of 297
Verzorging van de auto227weer probeert. Als de motor na
enkele pogingen niet start, stap 3
herhalen en de motor opnieuw probe‐
ren te starten.
5. De motorstijlafdekking plaatsen en
vastklikken.
6. Sluit de motorkap.
Wisserblad vervangen Voorruit
Schakel de ontsteking uit.
Bedien binnen 1 minuut na het
uitschakelen van het contact de
ruitenwisserhendel om de wisserbla‐
den verticaal op de voorruit te plaat‐
sen.
Til de wisserarm op totdat deze
rechtop blijft staan, maak het wisser‐
blad los en verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad vast aan
de ruitenwisserarm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
omlaag.
AchterruitDe wisserarm optillen. Maak het
wisserblad los zoals afgebeeld en
verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
omlaag.
Page 230 of 297
228Verzorging van de autoGloeilamp vervangenContact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
LampcontroleSchakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Richtingaanwijzers voor 3 233.
De koplampmodule rechts is afge‐ beeld.
De gloeilamp van het dimlicht zit in de buitenste kamer ( 2)
De gloeilamp van het grootlicht zit in
de binnenste kamer ( 1)
De gloeilamp van het parkeerlicht zit
in de binnenste kamer ( 1)
De gloeilamp van het dagrijlicht zit in de buitenste kamer ( 2)
Dimlicht
1. Verwijder de beschermhoes.
Page 231 of 297
Verzorging van de auto2292. Veerpal indrukken en de lampfit‐ting uit het reflectorhuis verwijde‐ren.
3. Maak de gloeilamp los van de lampfitting en vervang de lamp.
4. Plaats de lampfitting in het reflec‐ torhuis.
5. De afdekking monteren.
Grootlicht
1. Verwijder de beschermhoes.
2. Veerpal indrukken en de lampfit‐ ting uit het reflectorhuis verwijde‐ren.
Lamphouder met gloeilamp uit het
reflectorhuis nemen.
3. Maak de gloeilamp los van de lampfitting en vervang de lamp.
4. Plaats de lampfitting in het reflec‐ torhuis.
5. De afdekking monteren.
Page 232 of 297
230Verzorging van de autoParkeerlicht
1. Verwijder de beschermhoes.
2. Druk op de clips op de lampfittingom deze los te koppelen en trek
de fitting uit de reflector.
3. Haal de lamp uit de fitting door deze eruit te trekken.
4. Plaats een nieuwe lamp in de fitting.
5. Plaats de lampfitting in het huis.
Dagrijlicht
1. Verwijder de beschermhoes.