Page 185 of 297

Rijden en bediening183
Functie activeren
Druk op de knop om het systeem metde laatst geprogrammeerde snelheid
te activeren.
Druk nogmaals op de knop om de
activering van het systeem te onder‐
breken.
Zelf een snelheid instellen
Voor het instellen van de snelheid
hoeft het systeem niet geactiveerd te
zijn.
Na het instellen van de snelheid kunt
u de gewenste maximumsnelheid
instellen door op SET/+ te drukken
om deze te verhogen of SET/- om
deze te verlagen. Bij kort indrukken wijzigt u de vooraf ingestelde snel‐
heid in kleine stapjes en bij lang
indrukken in grote stappen. De inge‐
stelde snelheid verschijnt op het
Driver Information Center.
Een vooraf ingestelde snelheid
selecteren
U kunt een vooraf ingestelde snelheid
selecteren vanuit een lijst op het Info- Display.
Druk op MEM om de vooraf inge‐
stelde snelheden weer te geven op
het Info-Display.
Selecteer de gewenste snelheid door het betreffende pictogram aan te
raken. Deze snelheid geldt als de
nieuwe waarde voor de snelheidsbe‐
grenzer.
Page 186 of 297

184Rijden en bedieningVooraf ingestelde snelheden opslaan
in geheugen 3 127
Snelheid van
verkeersbordherkenning overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de verkeers‐
bordherkenning een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde maximumsnelheid kan worden gebruikt als een nieuwe waarde voor
de snelheidsbegrenzer.
Met behulp van een camera boven
aan de voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie is te activeren of te deacti‐ veren in met menu Persoonlijke
instellingen 3 127.
Bij een actieve snelheidsbegrenzer
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
De weergegeven informatie hangt af
van de versie van het Driver Informa‐
tion Center.Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord en licht MEM gedurende enkele
seconden op.
Druk op MEM om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Druk nogmaals op MEM om de
nieuwe ingestelde snelheid te beves‐ tigen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de snelheidsbegrenzer.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig in te trappen, tot
bijna tegen de aanslag.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.Functie deactiveren
Druk op de knop om de functie te
deactiveren. De snelheidsbegrenzer staat in de pauzemodus en er
verschijnt een bericht. Er is geen
actieve snelheidslimiet voor de auto.
De snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft in het geheugen voor het later
hervatten van de snelheid.
Page 187 of 297

Rijden en bediening185Snelheidslimiet hervatten
Druk op de knop om terug te gaan
naar de opgeslagen maximumsnel‐
heid.
Systeem uitschakelen
Draai de knop naar 0 om het systeem
uit te schakelen.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐ zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.
De snelheidsbegrenzer werkt moge‐
lijk niet goed, als de verkeersborden
niet voldoen aan het Verdrag van
Wenen inzake verkeersborden en verkeerstekens.
Adaptieve cruise control
De adaptieve cruisecontrol is een
verbetering van de conventionele
cruisecontrol en biedt als aanvullende functie het aanhouden van een
bepaalde volgafstand tot een voorlig‐
ger. Het systeem gebruikt een
camera bovenaan de voorruit en een
radarsensor in de voorbumper om de
voorliggers te detecteren. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruise control zich als een
conventionele cruise control gedra‐
gen.
De adaptieve cruisecontrol verlaagt
automatisch de rijsnelheid wanneer u een langzamer rijdende auto nadert.
Vervolgens wordt de rijsnelheid op de geselecteerde volgafstand aange‐
past aan die van de voorligger. De
rijsnelheid neemt toe of af met die van
de voorligger, maar zal de ingestelde snelheid niet overschrijden. De cruisecontrol kan beperkt remmen, met
geactiveerde remlichten.
Als de voorligger accelereert of van rijstrook wisselt, laat de adaptieve
cruisecontrol u weer snel naar de
ingestelde snelheid accelereren. Als
Page 188 of 297

186Rijden en bedieningde bestuurder de richtingaanwijzers
bedient om een langzamer rijdend
voertuig in te halen, laat de adaptieve
cruisecontrol uw auto tijdelijk accele‐
reren in de richting van dit voertuig om te helpen bij het inhalen ervan. De
ingestelde snelheid wordt echter
nooit overschreden.
Als de voorligger te langzaam rijdt en
de gekozen volgafstand niet meer te
handhaven is, klinkt er een geluids‐
signaal en verschijnt er een bericht op het Driver Information Center. Het
bericht adviseert de bestuurder om
de controle over te nemen van de
auto. Bij auto's met een automatische
versnellingsbak kan het systeem de
auto tot stilstand afremmen.
De adaptieve cruisecontrol kan inge‐ stelde snelheden tussen 40 km/u en
150 km/u opslaan. Bovendien moet
bij een handgeschakelde versnelling
minimaal de derde versnelling zijn
ingeschakeld en bij een automatische
versnellingsbak minimaal stand D/A
of, in stand M, de tweede of een
hogere versnelling.9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruisecontrol dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat het rempedaal en het
gaspedaal voorrang hebben op de
adaptieve cruisecontrol.
Systeem inschakelen
De adaptieve cruisecontrol kan hand‐
matig worden ingeschakeld bij snel‐
heden tussen 40 km/u en 150 km/u.
Een voorwaarde is dat de adaptieve
cruisecontrol niet is geactiveerd in het
menu Persoonlijke instellingen
3 127.Draai naar Cruise, waarna het
symbool Q en een bericht verschij‐
nen op het Driver Information Center. Het systeem is nog steeds niet actief.
Page 189 of 297

Rijden en bediening187Functie activeren door de
snelheid in te stellen
De snelheid handmatig instellen
Naar de gewenste snelheid optrek‐
ken en SET/+ of SET/- indrukken. De
huidige snelheid wordt opgeslagen
en gehandhaafd. U kunt het gaspe‐
daal loslaten.
De vooraf ingestelde snelheid is
vervolgens aan te passen door op
SET/+ te drukken om de snelheid te
verhogen of op SET/- om de snelheid
te verlagen. Bij kort indrukken wijzigt u de snelheid in kleine stapjes en bij lang indrukken in grote stappen.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Een vooraf ingestelde snelheid
selecteren
U kunt een vooraf ingestelde snelheid
selecteren vanuit een lijst op het Info- Display.
Druk op MEM om de vooraf inge‐
stelde snelheden weer te geven op
het Info-Display.
Selecteer de gewenste snelheid door
het betreffende pictogram aan te
raken. Deze snelheid geldt als de
nieuwe waarde voor de cruisecontrol.
Vooraf ingestelde snelheden opslaan
in geheugen 3 127
De snelheid van de
snelheidslimietdetectie overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de snelheidsli‐
mietdetectie een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde maximumsnelheid kan worden gebruikt als een nieuwe waarde voor
de cruisecontrol.
Met behulp van een camera boven
aan de voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie kan worden gedeactiveerd
of geactiveerd in het menu Persoon‐
lijke instellingen 3 127.
Bij een actieve cruisecontrol
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
De weergegeven informatie hangt af
van de versie van het Driver Informa‐
tion Center.
Page 190 of 297

188Rijden en bedieningOp het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
gedurende enkele seconden op.
Druk op MEM om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Druk nogmaals op MEM om de
nieuwe ingestelde snelheid te beves‐ tigen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐ slagen snelheid aangehouden. Als
een voorligger langzamer rijdt dan de opgeslagen snelheid, wordt de volg‐afstand hervat die de bestuurder
heeft ingesteld.
Bij overschrijding van de ingestelde
snelheid knippert de snelheidsinstel‐
ling op het Driver Information Center
en er verschijnt een waarschuwings‐
bericht.9 Waarschuwing
Als de bestuurder de snelheid
opvoert, deactiveert het systeem het automatisch remmen. Dit
wordt aangegeven als een pop-
upwaarschuwing op het Driver
Information Center.
Opgeslagen snelheid hervatten
Druk bij een snelheid van meer dan
40 km/u op de knop om terug te gaan
naar de opgeslagen snelheid.
Adaptieve cruisecontrol bij auto’s
met een automatische
versnellingsbak
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak maakt de adaptieve
cruisecontrol het mogelijk om de gekozen volgafstand tot een remmen voorligger aan te houden totdat de
auto helemaal stilstaat.
Als het systeem uw auto achter een
voorligger tot stilstand heeft gebracht,
maakt de snelheidsinstelling plaats
voor een groen controlelampje ..
Dit lampje geeft aan dat de auto auto‐ matisch staande wordt gehouden.
Als de stilstaande voorligger langere
tijd heeft gestopt en weer begint te
rijden, zal het groene controlelampje
Voorligger gedetecteerd . knippe‐
ren en klinkt er een geluidssignaal om u eraan te herinneren om het verkeer
te controleren voordat u weer
wegrijdt.
Wanneer de voorligger wegrijdt, moet u het gaspedaal intrappen tot een
snelheid van 30 km/u en op SET/+ of
Page 191 of 297

Rijden en bediening189SET/- drukken om de adaptieve crui‐
secontrol te hervatten. Bij een stop
van meer dan 5 minuten of als het
bestuurdersportier wordt geopend en
de veiligheidsgordel van de bestuur‐
der wordt losgemaakt, dan wordt de
elektrische parkeerrem automatisch geactiveerd om de auto staande te
houden. Controlelampje j lichten
op.
Elektrische parkeerrem 3 174.9 Waarschuwing
Wanneer het systeem wordt
gedeactiveerd of geannuleerd,
zorgt het systeem er niet langer
voor dat de auto stil blijft staan,
waardoor de auto kan gaan rijden. Houd er altijd rekening mee dat uzelf op de rem moet trappen omervoor te zorgen dat de auto blijft
stilstaan.
Verlaat de auto niet wanneer deze
staande wordt gehouden door de
adaptieve cruise control. Zet de
keuzehendel altijd in de parkeer‐
stand P en schakel het contact uit
voordat u de auto verlaat.
Afstand tot voorligger instellen
Als de adaptieve cruise control een
voorligger met een lagere snelheid
constateert, zal deze de rijsnelheid
aanpassen om de geselecteerde
afstand tot de voorligger te behou‐
den.
De volgafstand is in te stellen op: kort
(1 balkje) , normaal (2 balkjes) of lang
(3 balkjes).
Als de motor draait en de adaptieve
cruisecontrol wordt geactiveerd
(grijs), kunt u de instelling voor de
volgafstand aanpassen:
Druk op GAP, de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center.
Druk opnieuw op GAP om de volgaf‐
stand te wijzigen: De nieuwe instel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
De geselecteerde volgafstand wordt
aangegeven via gevulde balkjes op
het adaptieve cruisecontrolscherm.9 Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Detectie van voorligger
Als het systeem geen voorligger
detecteert, verschijnt U op het
Driver Information Center. Het
systeem werkt als een conventionele
cruisecontrol.
Als het systeem een voorligger detec‐ teert, verschijnt V op het Driver
Information Center. Het systeem
werkt als een conventionele cruise‐
control.
Als het systeem een voorligger detec‐
teert die te dichtbij of te langzaam is,
past het de snelheid daarop aan. X verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
Page 192 of 297

190Rijden en bedieningAls het systeem de grens voor het
aanpassen van de snelheid bereikt
en de bestuurder niet op deze situatie reageert, wordt het systeem automa‐
tisch uitgeschakeld en verschijnt W
op het Driver Information Center.
Als de bestuurder de ingestelde snel‐
heid even overschrijdt, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld
en verschijnt Z op het Driver Infor‐
mation Center.
Functie deactiverenDruk op de knop om de functie te
deactiveren. De cruisecontrol staat in de pauzemodus en er verschijnt een
bericht. U rijdt in de auto zonder crui‐
secontrol.
De cruise control wordt gedeacti‐ veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft in het geheugen voor het later hervatten
van de snelheid.
De cruisecontrol wordt automatisch gedeactiveerd in de volgende geval‐
len:
● maximale afwijking van 30 km/u tussen ingestelde snelheid ensnelheid van de voorligger
bereikt
● onvoldoende afstand tussen uw auto en de voorligger
● rijsnelheid lager dan 40 km/u
● de voorligger rijdt te langzaam
● Traction Control-systeem of elek‐
tronische stabiliteitsregeling
actief
● geselecteerde afstand tot voor‐ ligger bereikt● een ander voertuig voegt in tussen uw auto en de voorligger
● afstand tot voorligger kan niet worden aangehouden, bijv. bij
een steile afdaling
Systeem uitschakelen
Draai de knop naar 0 om het systeem
uit te schakelen. Het symbool 5 en
een bericht verschijnen op het Driver
Information Center.
Het uitschakelen van het contact wist de opgeslagen snelheidsinstelling.