Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........22
Stoelen, veiligheidssystemen ......48
Opbergen ..................................... 80
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................95
Verlichting .................................. 133
Klimaatregeling .......................... 142
Rijden en bediening ...................155
Verzorging van de auto ..............218
Service en onderhoud ................267
Technische gegevens ................273
Klantinformatie ........................... 282
Trefwoordenlijst ......................... 290Inhoud
Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Raadpleeg de onderdelen "Service en onderhoud", "Technische gege‐
vens", het typeplaatje en de nationale
registratiedocumenten van de auto.
Inleiding
Uw Zafira Life / Vivaro is een intelli‐
gente combinatie van vernieuwende techniek, overtuigende veiligheid,
milieuvriendelijkheid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw auto veilig en efficiënt te kunnenbedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐
ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐ zen. Ervaren, door Opel geschooldespecialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze
handleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's
getoond. De bediening van
rechtsgestuurde auto's is verge‐ lijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
Instrumenten en bedieningsorganen95Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................96
Stuurwielverstelling ...................96
Stuurbedieningsknoppen ...........96
Claxon ....................................... 97
Knoppen op stuurkolom ............97
Wis- en wasinstallatie voorruit ...97
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 99
Buitentemperatuur ...................100
Klok ......................................... 100
Elektrische aansluitingen .........100
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................103
Instrumentengroep ..................103
Snelheidsmeter .......................107
Kilometerteller ......................... 108
Dagteller .................................. 108
Toerenteller ............................. 109
Brandstofmeter ........................109
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 110
Peilsensor motorolie ................111
Service-display ........................ 111
Controlelampen .......................112Richtingaanwijzers ..................112
Gordelverklikker ......................112
Airbag en gordelspanners .......113
Airbag-deactivering .................113
Laadsysteem ........................... 113
Storingsindicatielamp ..............113
Service-indicatie ......................114
Schakel motor uit .....................114
Systeemcontrole ......................114
Remsysteem ........................... 114
Handrem .................................. 114
Antiblokkeersysteem (ABS) .....114
Schakelen ................................ 114
Lane Departure Warning .........115
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..115
Koelvloeistoftemperatuur .........115
Voorverwarming ......................115
Uitlaatfilter ............................... 115
AdBlue ..................................... 116
Drukverliesdetectiesysteem ....116
Motoroliedruk ........................... 116
Te laag brandstofpeil ...............116
Autostop .................................. 116
Rijverlichting ............................ 117
Dimlicht .................................... 117
Grootlicht ................................. 117
Grootlichtassistentie ................117
LED-koplampen .......................117
Mistlampen voor ......................117Mistachterlicht ......................... 117
Regensensor ........................... 117
Cruise control .......................... 117
Adaptieve cruise control ..........117
Voorligger gedetecteerd ..........117
Dodehoeksysteem ...................118
Actieve noodrem .....................118
Snelheidsbegrenzer ................118
Portier open ............................. 118
Displays ..................................... 119
Driver Information Center ........119
Info-Display ............................. 123
Head-updisplay .......................124
Boordinformatie ......................... 126
Geluidssignalen .......................126
Persoonlijke instellingen ............127
Telematicaservices ....................131
Opel Connect .......................... 131
Instrumenten en bedieningsorganen111Peilsensor motorolieNa inschakeling van het contact en deweergave van de service-informatie
verschijnt enkele seconden lang het
motoroliepeil op het Driver Informa‐
tion Center.
Het systeem controleert of de motor‐
olie op peil is.
Als het motoroliepeil te laag is, knip‐
pert T en verschijnt er een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center. Afhankelijk van de
versie verschijnt D op het Driver
Information Center. Meet het motoro‐
liepeil met behulp van de oliepeilstaaf
en vul zo nodig motorolie bij.
Motorolie 3 221.
Een meetfout wordt aangegeven door E of een bericht op het Driver
Information Center samen met T.
Meet het motoroliepeil handmatig met
behulp van de peilstaaf.
Service-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist isof als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het vereiste verver‐
sings-/vervangingsinterval van de
motorolie en het oliefilter aanzienlijk
variëren.
Service-informatie 3 268.
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
enkele seconden op het Driver Infor‐
mation Center staan.
Als de komende 3000 km of meer
geen service vereist is verschijnt er
geen service-informatie op het
display.
Als er service vereist is binnen de komende 3000 km, licht A even op
ter herinnering. Tegelijkertijd blijft de
resterende afstand of tijd enkele
seconden lang staan. Afhankelijk van
de versie verschijnt de afgelegde
afstand sinds de aangegeven datum
op het Driver Information Center.
Als de service binnen minder dan
1000 km vereist is, gaat A eerst
knipperen en vervolgens continu
branden. De resterende afstand of tijd blijven meerdere seconden langstaan. Tegelijkertijd blijft de reste‐rende afstand of tijd enkele seconden
lang staan. Afhankelijk van de versie verschijnt de afgelegde afstand sinds
de aangegeven datum op het Driver
Information Center.
Achterstallige service wordt aange‐
duid met een bericht op het Driver
Information Center dat de overschre‐
den afstand aangeeft. A knippert
eerst en blijft vervolgens continu
branden totdat de service is verricht.
Ook licht de controlelamp C of
SERVICE op.
Service-interval resetten
Na iedere servicebeurt moet de
service-indicator voor de beste
werking worden gereset. Het wordt
geadviseerd daarvoor de hulp van
een werkplaats in te roepen.
Doe het volgende, als u de service
zelf verricht:
● schakel het contact uit
● houd F, G of
CHECK ingedrukt
112Instrumenten en bedieningsorganen● schakel het contact in, deafstandsaanduiding telt af
● laat de knop los wanneer =0 op
het display staat en
A verdwijnt
Service-informatie oproepen
U kunt op ieder gewenst moment
actuele service-informatie oproepen
door te drukken op F,G of
CHECK te drukken.
De service-informatie blijft enkele
seconden op het display staan.
Instrumentengroep 3 103.
Service-informatie 3 268.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instru‐mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de plaats van de
controlelampjes variëren. Bij het
inschakelen van de ontsteking lichten de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.Betekenis kleuren controlelampen:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
Kijk naar alle controlelampjes op de
verschillende instrumentengroepen
3 103.
Richtingaanwijzers 1 knippert groen.
Knipperen
De richtingaanwijzers of alarmknip‐
perlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Vervangen van lampen 3 228.
Richtingaanwijzers 3 137.
Gordelverklikker
a brandt of knippert op de instrumen‐
tengroep en in de dakconsole.
Na het inschakelen van de ontsteking
brandt a totdat de veiligheidsgordel
is omgedaan.
Wanneer er bij een snelheid van meer dan 20 km/u een veiligheidsgordel
wordt losgeklikt, gaat a in de dakcon‐
sole knipperen voor de betreffende
zitplaats en klinkt er een geluidssig‐
naal.
Ook brandt a op de instrumenten‐
groep.
114Instrumenten en bedieningsorganenKnippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Service-indicatie
C of SERVICE brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelam‐
pen en een bijbehorend bericht op het
Driver Information Center branden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Schakel motor uit
STOP brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt samen met andere controle‐
lampjes, in combinatie met een
akoestisch waarschuwingssignaal en
een bericht op het Driver Information
Center.Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Systeemcontrole
W brandt geel.
Brandt samen met STOP.
Er is een ernstige motorstoring gede‐ tecteerd.
Stop de motor zo spoedig mogelijk en
roep de hulp van een werkplaats in.
Remsysteem
h brandt rood.
Het remvloeistofpeil is te laag.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Handrem
h brandt rood.
Licht op wanneer de handmatige
handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 174.
Antiblokkeersysteem (ABS)
i brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als i na enkele seconden niet dooft
of als deze onderweg gaat branden,
dan zit er een storing in het ABS. Het remsysteem blijft normaal werken,
maar zonder ABS-regeling.
Als i samen met h oplicht, neemt
het systeem een storing in de elek‐ tronische remkrachtverdeling waar.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Antiblokkeerremsysteem (ABS)
3 174.
Schakelen , met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Bij sommige auto's met handgescha‐
kelde versnellingsbak stelt het
systeem voor de Neutraalstand in te
Instrumenten en bedieningsorganen119Displays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Op het Driver Information Center
verschijnen:
● kilometerteller en dagteller
● digitale snelheidsaanduiding
● menu rit- / verbruiksinformatie
● aanduiding versnelling
● service-informatie
● boord- en waarschuwingsinfor‐ matie
● bestuurdersondersteuningsbe‐ richten
● pop-upberichten
Menu's en functies selecteren
Er zijn diverse manieren om tussen
de betreffende menu's en functies om te schakelen:
Toets indrukken.
Kartelwieltje op het stuurwiel omhoogof omlaag draaien.
Instrumentengroep Baselevel
F indrukken.
Instrumentengroep Midlevel
Instrumenten en bedieningsorganen131of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij
inschakelen achteruitversnelling.
Vergrendeling inklapmecha‐
nisme buitenspiegels : Activeert
of deactiveert het automatisch
uit-/inklappen van de buitenspie‐
gels.
● Verlichting
Follow me home-verlichting : Acti‐
veert of deactiveert de functie en
past de duur aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Bochtverlichting : Activeert of
deactiveert de bochtverlichting.
● Toegang tot de auto
Handsfree automatisch
vergrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de functie.
● Comfort
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.
● Beveiliging
Verkeersbordherkenning : Acti‐
veert of deactiveert de snelheids‐limietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Active safety brake : Activeert of
deactiveert de actieve noodrem, de waarschuwingsafstand voor
een dreigende botsing kan
worden geselecteerd.
Buitensp. afstellen bij
inschakelen achteruit : Past de
buitenspiegels aan bij inschake‐
ling van de achteruitversnelling
voor een beter zicht op het trot‐
toir.
Driver Alert : Activeert of deacti‐
veert de vermoeidheidsdetectie.Telematicaservices
Opel Connect
Opel Connect is een nieuwe manier
met goede verbindingen en veilig te reizen.
Tot de functies van Opel Connect
behoren:
● noodoproepfunctie
● pechmeldingsfunctie
Wanneer de auto is uitgerust met Opel Connect, worden deze functies
automatisch ingeschakeld. De Alge‐
mene Voorwaarden zijn van toepas‐
sing.
Opel Connect werkt met de knoppen
in de dakconsole.
Let op
Opel Connect is niet op alle markten verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Noodoproepfunctie
Auto's met de noodoproepfunctie
hebben een rode SOS-knop in de
dakconsole.