Page 161 of 400

WAARSCHUWING!
• Breng het voertuig altijd eerst volledig
tot stilstand voordat u het verlaat, zet de
automatische versnellingsbak altijd in
de stand PARK en trek de parkeerrem
aan.
• Zorg er altijd voor dat de Keyless Ignition
Node in de stand "OFF" staat. Verwijder
daarna de sleutelhouder uit het voertuig
en vergrendel het voertuig.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Kinderen zonder toe-
zicht achterlaten in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk. Kinderen
of derden lopen dan het risico op ernstig
of zelfs dodelijk letsel. Waarschuw kin-
deren dat ze niet aan de handrem, het
rempedaal of de schakelhendel mogen
komen.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/
WAARSCHUWING!
RUN staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedienen of de
auto in beweging kunnen zetten.
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
OPMERKING:
Wanneer de motor wordt gestart bij een zeer
lage omgevingstemperatuur kan dit witte
rook tot gevolg hebben. Het roken houdt op
naarmate de motor warmer wordt.
LET OP!
De startmotor mag 30 seconden worden
bediend om de motor te starten. Als de
motor niet start binnen deze tijd, dient u
ten minste twee minuten te wachten om
de startmotor te laten afkoelen voordat u
opnieuw start.
Normale startprocedure — Keyless Enter-N-Go
Let op de lampjes op het instrumentenpaneel
tijdens het starten van de motor.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
1. Trek altijd de handrem aan.
2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u
één keer op de knop ENGINE START/
STOP drukt.
OPMERKING:
Een vertraging voor het starten van maxi-
maal vijf seconden is mogelijk onder zeer
koude omstandigheden. Het controle-
lampje "Wachten met starten" gaat bran-
den tijdens het voorgloeien. Als het con-
trolelampje "Wachten met starten"
uitgaat, slaat de motor automatisch aan.
159
Page 162 of 400

LET OP!
Als het "Water in Fuel Indicator Light"
(controlelampje water in brandstof) blijft
branden, START de motor dan NIET tot het
water is afgetapt uit de brandstoffilters om
schade aan de motor te voorkomen.
3.
Het systeem schakelt automatisch de start-
motor in om de motor te starten. Als de auto
niet start, wordt de startmotor automatisch
na 30 seconden uitgeschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken
voordat de motor aanslaat, drukt u nog-
maals op de knop.
5. Controleer of het waarschuwingslampje
oliedruk gedoofd is.
6. Zet de handrem vrij.
AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbrenging en as)
van uw auto vereisen geen lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km (300 mijl) rustig. Na
de eerste 100 km (60 mijl) kunt u het beste
een snelheid tot 80 à 90 km/u (50 à 55 mph)
aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, draagt
nu en dan kort accelereren met plankgas,
binnen de grenzen van de geldende verkeers-
regels, bij aan een goed inrijdproces. Accele-
reren met plankgas in een lage versnelling
kan schadelijk zijn en moet worden verme-
den.
De motorolie die in de fabriek in de motor is
aangebracht, is een energiebesparend smeer-
middel van een hoge kwaliteit. Houd bij hetverversen van de olie rekening met de het te
verwachten klimaat waarin de auto wordt
gebruikt. Raadpleeg de paragraaf "Vloeistof-
fen en smeermiddelen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens" voor de aanbevolen
viscositeit en kwaliteitsklassen.
LET OP!
Gebruik nooit niet-reinigende olie of on-
vermengde minerale olie, omdat anders de
motor wordt beschadigd.
OPMERKING:
Een nieuwe motor verbruikt tijdens de eerste
paar duizend kilometers mogelijk iets meer
olie. Dat is bij het inrijden normaal en duidt
niet op een probleem.
STARTEN EN RIJDEN
160
Page 163 of 400

HANDREM
Elektrische handrem (EPB)
Uw auto is uitgerust met een nieuw elektrisch
handremsysteem (EPB) dat meer gemak
biedt. De parkeerremschakelaar bevindt zich
in de middenconsole.Om de parkeerrem handmatig in te schake-
len, trekt u de schakelaar kort omhoog. Het
waarschuwingslampje BRAKE in de instru-
mentengroep en een indicator op de schake-
laar gaan branden.
Om de parkeerrem handmatig los te maken,
moet de contactschakelaar in de stand RUN
staan. Plaats vervolgens uw voet op het rem-
pedaal en duw de parkeerremschakelaar kort
naar benden. Zodra de parkeerrem volledig
uitgeschakeld is, gaan het waarschuwings-
lampje BRAKE en de schakelaarindicator uit.
De parkeerrem kan ook automatisch worden
vrijgegeven. Terwijl de motor loopt en de
versnellingsbak in een versnelling staat, laat
u het rempedaal los en trapt u het gaspedaal
in. Omwille van de veiligheid moet de veilig-
heidsgordel eveneens worden vastgegespt.
OPMERKING:
• Mogelijk is een zacht zoemend geluid hoor-
baar vanaf de achterzijde van de auto wan-
neer de parkeerrem wordt ingeschakeld of
uitgeschakeld.• Als uw voet zich op het rempedaal bevindt
wanneer u de parkeerrem inschakelt of uit-
schakelt, merkt u mogelijk dat het rempe-
daal iets beweegt.
• De nieuwe automatische parkeerremfunc-
tie kan worden gebruikt om de parkeerrem
automatisch in te schakelen wanneer u de
auto parkeert. De automatische parkeerrem
kan worden ingeschakeld en uitgeschakeld
via het menu Settings (instellingen) in
Uconnect.
• De parkeerrem kan eveneens worden inge-
schakeld wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat, maar kan alleen worden
uitgeschakeld wanneer de contactschake-
laar in de stand ON/RUN staat.
• Als uitzonderlijke omstandigheden verei-
sen dat de handrem tijdens het rijden moet
worden ingeschakeld, drukt u de schake-
laar van de elektrische handrem omhoog en
houdt u deze vast zolang de inschakeling
noodzakelijk is. Het waarschuwingslampje
BRAKE gaat branden en er klinkt een con-
tinu geluidssignaal. Ook blijven de remlich-
ten automatisch branden zolang het voer-
tuig in beweging is.
Parkeerremschakelaar
161
Page 164 of 400

• SafeHold is een nieuwe functie voor het
automatisch inschakelen van de handrem
onder bepaalde omstandigheden. Het EPB
controleert de status van de veiligheidsgor-
del van de bestuurder, het bestuurderspor-
tier en de pedaalstanden om te bepalen of
de bestuurder is uitgestapt terwijl de auto
nog steeds kan bewegen en schakelt vervol-
gens automatisch de parkeerrem in om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
• Het EPB-storingslampje gaat branden wan-
neer de EPB-schakelaar langer dan 20 se-
conden in de stand voor vrijzetten of in-
schakelen wordt gehouden. Het lampje
gaat uit wanneer de schakelaar wordt
losgelaten.
•
Raadpleeg het hoofdstuk "Starten en rijden"
in het instructieboekje van uw voertuig.
WAARSCHUWING!
• U mag er niet op vertrouwen dat de
handrem effectief werkt als de achter-
remmen ondergedompeld zijn geweest
in water of modder.
• Gebruik de stand PARK nooit als vervan-
ging voor de handrem. Trek de handrem
WAARSCHUWING!
altijd volledig aan als u de auto parkeert,
om te voorkomen dat de auto gaat rollen
en mogelijk letsel of schade veroorzaakt.
• Wanneer u het voertuig verlaat, moet u
zich er altijd van verzekeren dat de con-
tactschakelaar in de OFF staat. Verwij-
der daarna de sleutelhouder uit het voer-
tuig en vergrendel deze.
•
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
• Laat de sleutelhouder niet in of bij het
voertuig achter (of op een plaats die
bereikbaar is voor kinderen) en laat het
contact niet in de stand ACC of ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
WAARSCHUWING!
• Controleer of de handrem volledig is
vrijgezet voordat u gaat rijden. Als u dit
niet doet, kan dit leiden tot een defect
van de remmen, en daardoor tot een
aanrijding.
• Trek de handrem altijd volledig aan als u
de auto parkeert, om te voorkomen dat
de auto gaat rollen en mogelijk letsel of
schade veroorzaakt. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK staat.
Als dit wordt nagelaten kan de auto gaan
rollen en schade of letsel veroorzaken.
• Het remsysteem kan ernstig beschadigd
raken als u rijdt met aangetrokken hand-
rem, of de handrem herhaaldelijk ge-
bruikt om het voertuig af te remmen.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor het
remsysteem blijft branden nadat de hand-
rem is vrijgezet, duidt dit op een storing in
het remsysteem. Laat het remsysteem on-
middellijk controleren door een erkende
dealer.
STARTEN EN RIJDEN
162
Page 165 of 400

Automatische parkeerrem
De EPB kan worden geprogrammeerd voor
automatische inschakeling wanneer de voer-
tuigsnelheid lager is dan 3 km/u (1,9 mph)
en de automatische versnellingsbak in PARK
is gezet, of bij een handgeschakelde versnel-
lingsbak, wanneer de contactschakelaar in de
stand OFF wordt gezet. De automatische par-
keerrem wordt in- en uitgeschakeld naar
keuze van de klant via de door de klant te
programmeren functies van de Uconnect-
instellingen.
Het automatisch inschakelen van de parkeer-
rem kan worden omzeild door de EPB-
schakelaar in de ontgrendelstand te zetten
terwijl de versnellingsbak in de stand PARK is
gezet (automatische transmissie) en het con-
tact op de stand ON/RUN is gezet.
SafeHold
SafeHold is een veiligheidsvoorziening van
het EPB-systeem en schakelt automatisch de
parkeerrem in wanneer geen pedalen worden
bediend en de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat.Bij een automatische versnellingsbak wordt
de EPB automatisch ingeschakeld als aan
alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De voertuigsnelheid is lager dan 3 km/u
(1,9 mph).
• Er is geen poging om het rempedaal of
gaspedaal in te trappen.
• De veiligheidsgordel is niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is geopend.
• Het voertuig staat niet in de stand PARK.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
wordt de EPB automatisch ingeschakeld als
aan alle volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
• De voertuigsnelheid is lager dan 3 km/u
(1,9 mph).
• Er is geen poging om het rempedaal of
gaspedaal in te trappen.
• Het koppelingspedaal is niet ingetrapt.
• De veiligheidsgordel is niet vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is geopend.Safehold kan tijdelijk worden uitgeschakeld
door op de EPB-schakelaar te drukken terwijl
het bestuurdersportier is geopend en het
rempedaal wordt ingetrapt. Als SafeHold
handmatig is uitgeschakeld, wordt het op-
nieuw ingeschakeld zodra een snelheid van
20 km/u (12 mph) wordt bereikt of als het
contact op OFF en vervolgens weer op ON/
RUN wordt gezet.
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK —
INDIEN AANWEZIG
WAARSCHUWING!
U of andere passagiers kunnen letsel op-
lopen als u het voertuig onbewaakt achter-
laat en de parkeerrem niet goed heeft
aangetrokken. De parkeerrem moet altijd
worden aangetrokken als de bestuurder
zich niet in het voertuig bevindt, vooral op
een helling.
163
Page 166 of 400

LET OP!
• Rijd niet met de voet rustend op het
koppelingspedaal en probeer nooit om
de auto met het koppelingspedaal ge-
deeltelijk ingetrapt tegen te houden op
een helling, om buitensporige slijtage
van de koppeling te voorkomen.
• Laat uw hand tijdens het rijden niet
rusten op de versnellingshendel, omdat
zelfs een geringe kracht die dan wordt
uitgeoefend, in de loop van de tijd tot
voortijdige slijtage van de interne com-
ponenten van de versnellingsbak kan
leiden.
OPMERKING:
Tijdens koud weer kan het schakelen moeiza-
mer verlopen totdat de transmissievloeistof is
opgewarmd. Dat is normaal.Als u wilt schakelen, drukt u het koppelings-
pedaal helemaal in en zet u de schakelhendel
in de gewenste versnelling (het diagram met
de versnellingen staat op de schakelhendel).
Om vanuit de positie NEUTRAL naar de stand
REVERSE te schakelen, licht u de REVERSE-
ring op. Deze bevindt zich onder de knop.
Beweeg de schakelhendel helemaal naar
links en dan naar voren.
Schakelen
Trap, voordat u schakelt, het koppelings-
pedaal volledig in. Trap terwijl u het
koppelingspedaal op laat komen het gaspe-
daal iets in.
Bij wegrijden vanuit stilstand moet u altijd
naar de eerste versnelling schakelen.
Aanbevolen schakelsnelheden
Om uw handgeschakelde versnellingsbak ef-
ficiënt te gebruiken, vanuit het oogpunt van
brandstofverbruik en prestaties, moet er wor-
den opgeschakeld zoals aangegeven in de
tabel met aanbevolen schakelsnelheden.
Schakel bij de voertuigsnelheden die zijn
aangegeven bij acceleratie. Wanneer het
voertuig zwaar belast is of een aanhanger
trekt, zijn deze aanbevolen opschakelsnelhe-
den wellicht niet van toepassing.
Versnellingshendel
STARTEN EN RIJDEN
164
Page 167 of 400

Schakelsnelheden voor handgeschakelde versnellingsbak in KM/U (MPH)
Alle motorenGekozen versnelling 2 tot 3 3 tot 4 4 tot 5 5 tot 6
Accel. 39 (24) 34 (55) 76 (47) 90 (56)
Cruise 31 (19) 43 (27) 60 (37) 66 (41)
OPMERKING:
Het is normaal dat de transmissie een bepaalde
hoeveelheid geluid produceert. Het is mogelijk
dat dit geluid het meest opvalt wanneer het
voertuig in NEUTRAL staat en de koppeling
aangrijpt (het koppelingspedaal is losgelaten),
maar het is ook hoorbaar tijdens het rijden. Het
geluid kan ook meer opvallen wanneer de trans-
missie warm is. Dit geluid is normaal en duidt
niet op een probleem met de koppeling of de
transmissie.
Terugschakelen
Het terugschakelen van een hoge versnelling
naar een lagere versnelling wordt aangeraden
om de remmen te sparen wanneer u steile
heuvels afrijdt. Bovendien zorgt op tijd terug-
schakelen voor een betere acceleratie wan-
neer de snelheid weer wordt hervat. Schakel
geleidelijk terug. Sla geen versnellingen over
zodat de maximale toerentallen voor motor en
koppeling niet worden overschreden.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. Hierdoor kunnen de
aangedreven wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto in een slip kan raken.
LET OP!
• Het overslaan van versnellingen en het
terugschakelen bij een hoge voertuig-
snelheid kan leiden tot schade aan de
motor en schakelsystemen. Pogingen
om naar een lagere versnelling te scha-
kelen met het koppelingspedaal inge-
trapt kunnen leiden tot schade aan het
schakelsysteem. Schakelen naar een la-
gere versnelling en loslaten van het
koppelingspedaal kan leiden tot motor-
schade.
LET OP!
• Schakel bij het afdalen van een helling
slechts één versnelling tegelijk terug,
om te hoge motortoerentallen te voorko-
men. Anders kunnen de motor en de
koppeling beschadigd raken, zelfs wan-
neer het koppelingspedaal is ingetrapt.
Als de tussenbak in de lage groep staat,
ligt de voertuigsnelheid waarbij schade
aan de motor en de koppeling kan ont-
staan aanzienlijk lager.
• Wanneer de aanbevolen maximale terug-
schakelsnelheden niet worden aange-
houden, kunnen de motor en de koppe-
ling beschadigd raken, zelfs indien het
koppelingspedaal is ingetrapt.
• Het afrijden van een helling in de lage
groep terwijl het koppelingspedaal is in-
getrapt, kan leiden tot schade aan de
koppeling.
165
Page 168 of 400

Aanbevolen maximale terugschakelsnelheden
LET OP!
Wanneer de aanbevolen maximale terug-
schakelsnelheden niet worden aangehou-
den, kan het motortoerental te hoog wor-
den en/of kunnen de koppelingsschijven
beschadigd raken, zelfs indien het
koppelingspedaal is ingetrapt.
Schakelsnelheden voor handgeschakelde versnellingsbak in KM/U (MPH)
Gekozen versnelling 6 naar 5 5 naar 4 4 naar 3 3 naar 2 2 naar 1
Maximumsnelheid 129 (80) 113 (70) 81 (50) 48 (30) 24 (15)
LET OP!
Wanneer u tijdens het terugschakelen een
versnelling overslaat, of terugschakelt bij
een te hoge voertuigsnelheid en dus de
koppeling laat opkomen terwijl u een te
lage versnelling heeft gekozen, kan dit
resulteren in een overmatig toerental van
LET OP!
de motor. Het overslaan van een versnel-
ling bij het terugschakelen, of terugscha-
kelen bij te hoge voertuigsnelheid kan lei-
den tot beschadiging van de koppeling en
de versnellingsbak, ook wanneer u het
koppelingspedaal ingedrukt houdt.
Parking (parkeren)
Ga als volgt te werk wanneer u het voertuig
parkeert en verlaat:
• Zet het voertuig in een versnelling (eerste
als het voertuig heuvelopwaarts staat of
achteruitversnelling als het voertuig heu-
velafwaarts staat) en zet de wielen ge-
draaid.
STARTEN EN RIJDEN
166