Page 193 of 400

Rijden met aanhanger
Het systeem wordt automatisch uitgescha-
keld wanneer de elektriciteitsstekker van de
aanhanger in de contactdoos van de trekhaak
van het voertuig wordt gestoken. De sensoren
achter worden automatisch weer ingescha-
keld wanneer de stekker van de aanhangerka-
bel uit de contactdoos wordt gehaald.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van Park-
Sense
Bepaalde omstandigheden kunnen de presta-
ties van het waarschuwingssysteem voor de
afstand aan de zijkant beïnvloeden:
OPMERKING:
• Houd de voor- en achterbumper vrij van
sneeuw, ijs, modder, stof en vuil om te
zorgen dat het ParkSense systeem correct
werkt.
• Bouwmachines, grote vrachtwagens en an-
dere bronnen van trillingen kunnen de wer-
king van ParkSense nadelig beïnvloeden.• Wanneer u ParkSense uitschakelt, wordt op
het display in de instrumentengroep de
melding "PARKSENSE OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergegeven. ParkSense
blijft uitgeschakeld totdat u het opnieuw
inschakelt, zelfs als u het contact uit- en
weer inschakelt.
• ParkSense, indien ingeschakeld, zal het
volume van de radio verlagen wanneer het
systeem een geluidssignaal voortbrengt.
• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren mo-
gen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, mod-
der, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensoren kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan het Park-
Sense systeem hierdoor obstakels voor of
achter de auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van een obstakel
voor of achter de auto.
• De aanwezigheid van een trekhaak zonder
aanhanger kan de juiste werking van de
parkeersensoren beïnvloeden. Voordat u
het ParkSense-systeem gebruikt, wordtaanbevolen om de verwijderbare trekhaak
en eventuele sleepogen te verwijderen wan-
neer u het voertuig niet gebruikt voor sle-
pen. Als u geen aanhanger trekt, maar de
trekhaak niet wilt verwijderen, wordt aan-
bevolen om contact op te nemen met uw
erkende dealer voor het bijwerken van het
ParkSense-systeem, omdat de trekhaak als
een object kan worden gedetecteerd door
de centrale sensoren.WAARSCHUWING!
• Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het
achteruitrijden, ook als u ParkSense ge-
bruikt. Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren
en wees bedacht op voetgangers, dieren,
andere voertuigen, obstakels en dode
hoeken, voordat u achteruitrijdt. U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en
dient uw aandacht voortdurend op de
omgeving te richten. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
191
Page 194 of 400

WAARSCHUWING!
•Het wordt sterk aanbevolen de afneembare
trekhaak te verwijderen voordat u Park-
Sense gaat gebruiken, wanneer u de trek-
haak niet nodig heeft. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade aan voer-
tuigen ontstaan doordat de trekhaakkogel
zich veel dichter bij het obstakel bevindt
dan de achterkant van de auto, wanneer via
de luidspreker een continue toon klinkt.
Afhankelijk van de afmetingen en vorm van
de trekhaak is het ook mogelijk dat de
sensoren de trekhaak detecteren en abu-
sievelijk aangeven dat er een obstakel ach-
ter de auto aanwezig is.
LET OP!
• ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoep-
randen worden mogelijk tijdelijk of hele-
maal niet gedetecteerd. Op kleine af-
standen worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
LET OP!
• Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense.
ACTIEF
PARKEERHULPSYSTEEM
PARKSENSE — INDIEN
AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren, insteekparkeren en file-
uitparkeren door een geschikte parkeerplaats
aan te wijzen, hoorbare/visuele instructies te
geven en het stuurwiel te bedienen. Het ac-
tieve parkeerhulpsysteem ParkSense is een
semi-automatisch systeem, omdat de be-
stuurder het gaspedaal, de schakelhendel en
de remmen zelf moet bedienen. Afhankelijk
van de door de bestuurder gekozen parkeer-
manoeuvre, kan het actieve parkeerhulpsys-teem ParkSense insteekparkeren of filepar-
keren aan beide zijden (bestuurders- of
passagierszijde) en file-uitparkeren.
OPMERKING:
• De bestuurder is te allen tijde zelf verant-
woordelijk voor het besturen van het voer-
tuig, verantwoordelijk voor eventuele objec-
ten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
• Het systeem is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder, niet als vervanging van de
bestuurder.
• Als de bestuurder tijdens een semi-
automatische manoeuvre het stuurwiel
aanraakt nadat hij de instructie heeft ge-
kregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de bestuur-
der de parkeermanoeuvre handmatig te vol-
tooien.
• Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandighe-
den zoals zware regen, sneeuw, enz., of bij
het zoeken naar een parkeerplaats met op-
pervlakken die de ultrasone sensorgolven
absorberen).
STARTEN EN RIJDEN
192
Page 195 of 400

• Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben gereden
voordat het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense volledig is gekalibreerd en
nauwkeurig werkt. Dit is te wijten aan dy-
namische voertuigkalibratie van het sys-
teem ter verbetering van de prestaties van
de functie. Het systeem voert eveneens
continu de dynamisch voertuigkalibratie uit
om rekening te houden met verschillen,
zoals te harde of te zachte banden en
nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense in- en uitschakelen
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
kan worden in- en uitgeschakeld met de Park-
Sense schakelaar, die zich op het schakelpa-
neel onder het Uconnect scherm bevindt.
Om het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense in te schakelen,
drukt u eenmaal op de schake-
laar voor het actieve parkeer-
hulpsysteem ParkSense (LED
gaat branden).Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense (LED gaat uit).
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
wordt automatisch uitgschakeld voor elk van
de volgende omstandigheden:
• De parkeermanoeuvre is voltooid.
• De rijsnelheid is hoger is dan 18 mph
(30 km/u) tijdens het zoeken naar een par-
keerplaats.
• De rijsnelheid is hoger is dan 5 mph
(7 km/u) tijdens de actieve stuurgeleiding
in de parkeerplaats.
• Het stuurwiel wordt aangeraakt tijdens de
actieve stuurgeleiding in de parkeerplaats.
• Er wordt op de schakelaar voor de Park-
Sense parkeersensoren voor en achter ge-
drukt.
• Het bestuurdersportier wordt geopend.
• De achterklep wordt geopend.
• Ingreep van ESP/ABS.• Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
laat een maximaal aantal schakelingen toe
tussen DRIVE en REVERSE. Als de ma-
noeuvre niet binnen het maximale aantal
schakelingen kan worden uitgevoerd, wordt
deze door het systeem geannuleerd en
wordt de bestuurder via het display in de
instrumentengroep begeleid bij het hand-
matig voltooien van de manoeuvre.
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
werkt alleen en zoekt alleen naar een parkeer-
plaats als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• De versnellingsbak staat in DRIVE.
• Contactschakelaar staat in de stand RUN.
• De schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense is bediend.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De achterklep is gesloten.
• De voertuigsnelheid is lager dan 25 km/u
(15 mph).
193
Page 196 of 400

OPMERKING:
Als sneller wordt gereden dan ongeveer
25 km/u (15 mph), dan wordt de bestuurder
via het display van de instrumentengroep
geïnstrueerd om langzamer te rijden. Als
sneller wordt gereden dan ongeveer 30 km/u
(18 mph), wordt het systeem geannuleerd.
De bestuurder moet dan het systeem op-
nieuw inschakelen door op de schakelaar
voor het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense te drukken.
• Het oppervlak en de onderkant van
achterkant/achterbumper en de voorkant/
voorbumper van de auto moeten vrij zijn
van sneeuw, ijs, modder, vuil of andere
obstakels.
Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
knippert de LED op de schakelaar voor het
actieve parkeerhulpsysteem ParkSense tijde-
lijk. De LED gaat vervolgens uit als niet aan
alle bovenstaande voorwaarden wordt vol-
daan.De parkeerplaats verlaten
OPMERKING:
De functie werkt niet voor insteekparkeren,
maar alleen voor fileparkeren.
Activering
Om deze functie te activeren, drukt u op de
harde Active-ParkSense-toets en gebruikt
vervolgens de pijltoetsen op het stuur om de
file-uitparkeren-functie te selecteren. Na de
keuze, wordt het systeem geactiveerd en
waarschuwt het de bestuurder via het display
in het instrumentenpaneel over de handelin-
gen die moeten worden uitgevoerd om de
manoeuvre correct uit te voeren.
Selectie van richting voor manoeuvre
Gebruik de knoppen Pijl naar rechts en Pijl
naar links op het stuur om te kiezen tussen de
modi fileparkeren of insteekparkeren. Ge-
bruik daarna de richtingaanwijzers om de
richting te kiezen waarin u de manoeuvre wilt
uitvoeren.
Tijdens de manoeuvre vraagt het systeem u
om de achteruitversnelling in te schakelen.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de kantvan het voertuig waar u de parkeerplaats wilt
verlaten. Laat het stuur los en trap de betref-
fende pedalen in terwijl het systeem uw voer-
tuig automatisch uit de parkeerplaats rijdt.
Als de bestuurder tijdens de manoeuvre be-
wust of onbewust het stuurwiel blokkeert (het
stuurwiel vasthoudt of aanraakt zodat het
niet kan draaien), wordt de manoeuvre onder-
broken.
Einde van de manoeuvre
De semi-automatische manoeuvre eindigt
wanneer het display de volgende melding
over een uitgevoerde manoeuvre weergeeft.
Aan het einde van de manoeuvre krijgt de
bestuurder weer de controle over het voer-
tuig.
Belangrijke informatie
• Als de positie van sensoren door de impact
verandert, kan dit grote gevolgen hebben
voor de werking van het systeem.
• De sensoren bereiken de beste prestaties
nadat de auto ongeveer 30 mijl (50 km)
gereden heeft, vanwege de dynamische
bandomtrekberekeningen die gebruikt wor-
den bij het parkeren.
STARTEN EN RIJDEN
194
Page 197 of 400

• Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren mo-
gen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, mod-
der, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensoren kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Mogelijk kan het Park-
Sense systeem hierdoor obstakels voor of
achter de auto niet detecteren, of geeft het
systeem foutieve melding van een obstakel
voor of achter de auto.
• Bouwmachines, grote vrachtwagens en an-
dere bronnen van trillingen kunnen de wer-
king van ParkSense nadelig beïnvloeden.
• Sensoren kunnen een niet-bestaand obsta-
kel detecteren (echogeluid) door mechani-
sche geluiden, bijvoorbeeld tijdens het
wassen van het voertuig of in geval van
regen, sterke wind en hagel.
•
De sensoren detecteren objecten met een be-
paalde vorm of gemaakt van bepaalde materi-
alen (zeer dunne palen, aanhangerbalken, pa-
nelen, netten, struiken, parkeerpalen,
stoepen, afvalbakken, motoren, enz.) mogelijk
niet. Controleer altijd goed op obstakels rond
het voertuig en de baan naar de parkeerplaats
die het systeem heeft geïdentificeerd.
•Wanneer wielen en banden worden gebruikt
met andere afmetingen dan de originele wie-
len en banden, kan dit een nadelige invloed
hebben op de werking van het systeem.
• De werking van de sensoren achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de
elektriciteitsstekker van de aanhanger in de
contactdoos van de trekhaak van het voer-
tuig wordt gestoken. De sensoren voor blij-
ven ingeschakeld en kunnen akoestische
en visuele waarschuwingen geven. De sen-
soren achter worden automatisch weer in-
geschakeld wanneer de stekker van de aan-
hangerkabel uit de contactdoos wordt
gehaald.
• In de modus "Search in progress" (bezig
met zoeken) kan het systeem een onge-
schikte parkeerplaats voor de manoeuvre
identificeren (bijv. een kruising, oprit, plek-
ken die de rijrichting doorkruisen, enz.).
• Bij parkeermanoeuvres op een helling kun-
nen prestaties van het systeem afnemen en
wordt het systeem mogelijk uitgeschakeld.
• Als een parkeermanoeuvre wordt uitgevoerd
tussen twee geparkeerde voertuigen langs
de stoep, kan het voorkomen dat het sys-
teem het voertuig op de stoep rijdt.• Sommige manoeuvres met zeer scherpe
bochten kunnen mogelijk niet worden uit-
gevoerd.
• Controleer tijdens de parkeermanoeuvre
voortdurend of de omstandigheden niet ver-
anderen (bijv. er bevinden zich personen
en/of dieren op de parkeerplaats, rijdende
voertuigen, enz.) en grijp indien nodig di-
rect in.
• Let tijdens parkeermanoeuvres op voertui-
gen die uit de tegengestelde richting ko-
men. Houd u altijd aan de wet en
verkeersregels.
OPMERKING:
• Wanneer sneeuwkettingen of het ruimtebe-
sparende wiel zijn aangebracht, kan de
juiste werking van het systeem niet worden
gegarandeerd.
• De functie informeert de bestuurder alleen
over de laatste geschikte parkeerplaats (in-
steekparkeren en fileparkeren) die door de
parkeersensoren is gedetecteerd.
• Sommige meldingen gaan vergezeld van
akoestische waarschuwingen.
195
Page 198 of 400

RIJSTROOKDETECTIE —
INDIEN AANWEZIG
Werking van rijstrookdetectie
Het rijstrookdetectiesysteem werkt bij snel-
heden van meer dan 60 km/u (37 mph) en
onder de 180 km/u (112 mph). Het rijstrook-
detectiesysteem maakt gebruik van een voor-
uitkijkcamera om rijstrookmarkeringen te de-
tecteren en meet de positie van het voertuig
binnen de markeringen.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn ge-
detecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een voelbare waarschuwing op het stuurwiel,
alsmede een visuele waarschuwing op het
display in de instrumentengroep om de be-
stuurder erop te wijzen binnen de rijstrook-
markeringen te blijven.
De bestuurder kan de voelbare waarschuwing
op elk moment handmatig uitschakelen door
aan het stuur te trekken.Wanneer slechts één rijstrookmarkering is
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een visuele waarschuwing via het display in
de instrumentengroep om de bestuurder erop
te wijzen op de rijstrook te blijven. Als slechts
één rijstrookmarkering is gedetecteerd, wordt
geen voelbare waarschuwing gegeven.
OPMERKING:
Wanneer aan de bedrijfsomstandigheden is
voldaan, controleert het rijstrookdetectiesys-
teem of de handen van de bestuurder aanwe-
zig zijn op het stuurwiel en geeft het een
visuele waarschuwing en een geluidssignaal
weer als de handen van de bestuurder niet
zijn gedetecteerd op het stuurwiel. Het sys-
teem wordt geannuleerd als de bestuurder
zijn handen niet aan het stuur heeft.
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen
De standaardstatus van rijstrook-
detectie is "Off" (uit).
De knop LaneSense bevindt zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect scherm.
Om het rijstrookdetectiesysteem in te scha-
kelen, drukt u op de toets LaneSense om het
systeem in te schakelen (LED gaat uit). Het
bericht "Lane Sense On" (rijstrookdetectie
ingeschakeld) verschijnt op het display in de
instrumentengroep.
Om het rijstrookdetectiesysteem uit te scha-
kelen, drukt u eenmaal op de toets Lane-
Sense om het systeem uit te schakelen (LED
gaat aan).
OPMERKING:
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door de rijstrookdetectie
automatisch de systeemstatus (ingeschakeld
of uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
STARTEN EN RIJDEN
196
Page 199 of 400

Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie
De rijstrookdetectie geeft de huidige afwij-
king van de rijstrook aan via het display in de
instrumentengroep.
Basisdisplay in de instrumentengroep
— indien aanwezig
Wanneer de rijstrookdetectie is ingeschakeld,
zijn de rijstrookmarkeringen grijs wanneer
geen van beide rijstrookgrenzen zijn gedetec-
teerd en is het verklikkerlampje
van de
rijstrookdetectie continu wit.
Links verlaten van rijstrook — alleen linker
rijstrook gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, is het verklikkerlampje
van de
rijstrookdetectie continu wit wanneer al-
leen de markering van de linker rijstrook is
gedetecteerd en is het systeem gereed voor
het geven van visuele waarschuwingen op
het display in de instrumentengroep wan-
neer de rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linkerrijstrookmarkering van wit naar grijs, blijft
de dunne linker lijn continu wit en veran-
dert de kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie van continu wit
naar knipperend geel.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook,
wanneer alleen de rechter rijstrookmarkering
is gedetecteerd.
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie is continu groen
wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd en het systeem gereed is voor
het geven van visuele waarschuwingen op
het display in de instrumentengroep en een
voelbare waarschuwing in het stuur als een
rijstrook onbedoeld wordt verlaten.• Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarkering
en de dunne linker lijn in continu wit. De
kleur van het verklikkerlampje
van de
rijstrookdetectie verandert van continu
groen naar continu geel. Op dit moment
wordt kracht op het stuurwiel in de tegen-
overgestelde richting van de grens van rij-
strook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering van wit naar grijs, blijft
de dunne linker lijn continu wit en veran-
dert de kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie van continu geel
naar knipperend geel. Op dit moment wordt
kracht op het stuurwiel in de tegenoverge-
stelde richting van de grens van rijstrook
uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
197
Page 200 of 400

OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook.
Premium display in de instrumenten-
groep — indien aanwezig
Wanneer de rijstrookdetectie is ingeschakeld,
zijn de rijstrookmarkeringen grijs wanneer
geen van beide rijstrookgrenzen zijn gedetec-
teerd en is het verklikkerlampje
van de
rijstrookdetectie continu wit.
Links verlaten van rijstrook — alleen linker
rijstrook gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, is het verklikkerlampje
van de
rijstrookdetectie continu wit wanneer al-
leen de markering van de linker rijstrook is
gedetecteerd en is het systeem gereed voor
het geven van visuele waarschuwingen op
het display in de instrumentengroep wan-
neer de rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel, blijft de dunne lin-
ker lijn continu geel en verandert de kleurvan het verklikkerlampje
van de rij-
strookdetectie van continu wit naar knippe-
rend geel.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook,
wanneer alleen de rechter rijstrookmarkering
is gedetecteerd.
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie is continu groen
wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd en het systeem gereed is voor
het geven van visuele waarschuwingen op
het display in de instrumentengroep en een
voelbare waarschuwing in het stuur als een
rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarkering
en de dunne linker lijn in continu geel. Dekleur van het verklikkerlampje
van de
rijstrookdetectie verandert van continu
groen naar continu geel. Op dit moment
wordt kracht op het stuurwiel in de tegen-
overgestelde richting van de grens van rij-
strook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de linker dikke
rijstrooklijn geel en blijft de linker dunne
lijn continu branden. het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie blijft continu
geel branden. Op dit moment wordt kracht
op het stuurwiel in de tegenovergestelde
richting van de grens van rijstrook uitgeoe-
fend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook.
STARTEN EN RIJDEN
198