Page 129 of 400

Actie Informatie
Er klinkt een geluids-
signaal waarbij het
controlelampje Pas-
sagiersairbag AAN
gedurende 4 tot
5 seconden blijft
branden om te beves-
tigen dat de geavan-
ceerde frontairbag
aan passagierszijde
is ingeschakeld.
Het controlelampje
passagiersairbag ON
blijft continu
branden in de mid-
denconsole om de
bestuurder en de
voorpassagier te la-
ten weten dat de ge-
avanceerde frontair-
bag aan
passagierszijde is
ingeschakeld (ON).
Met de handelingen in de bovenstaande tabel
wordt de geavanceerde frontairbag aan pas-
sagierszijde ingeschakeld (ON). Het controle-
lampje passagiersairbag ingeschakeld (ON)
in de middenconsole gaat branden om
aan te geven dat de geavanceerde frontairbag
aan passagierszijde wordt geactiveerd tijdens
een aanrijding waarbij de airbags moeten
worden geactiveerd.
WAARSCHUWING!
• Plaats nooit een kinderzitje tegen de
rijrichting in op een stoel die is beveiligd
door een actieve frontairbag! Dit kan
leiden tot ernstig letsel of de dood van
het kind.
• Wij raden u aan kinderen altijd in een
kinderzitje op de achterbank te voeren,
de best beschermde positie in het geval
van een aanrijding.
• Mocht het nodig zijn om een kind op de
passagiersstoel voorin te vervoeren in
een tegen de rijrichting in geplaatst kin-
WAARSCHUWING!
derzitje, dan moeten de front- en zij-
airbag aan de passagierszijde (voor be-
paalde uitvoeringen/landen) worden uit-
geschakeld via het menu Setup
(instellingen). Zorg er altijd voor dat het
controlelampje van de uitschakeling van
de airbag brandt bij gebruik van een
kinderzitje. De passagiersstoel moet ook
zo ver mogelijk naar achteren worden
geplaatst om te voorkomen dat het kin-
derzitje in aanraking komt met het dash-
board.
• Als de frontairbag aan de passagiers-
zijde wordt opgeblazen, kan een kind
van 12 of jonger, maar ook een kind in
een kinderzitje tegen de rijrichting in,
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Kinderen van 12 jaar of jonger moeten
altijd goed vastgegespt op de achter-
bank van een auto met een achterbank
worden vervoerd.
127
Page 130 of 400

Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
•
Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur, enz.
Aanvullende zijairbags in de stoelen
(SAB's) (indien aanwezig)
Dit voertuig is mogelijk ook uitgerust met
aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's).
Raadpleeg de onderstaande informatie wan-
neer uw voertuig is uitgerust met aanvullende
zijairbags in de stoelen (SAB's).
Aanvullende zijairbags in de stoelen (SAB's)
bevinden zich aan de buitenzijde van de
voorstoelen. De zijairbags in de stoelen zijngemarkeerd met het opschrift "SRS AIRBAG"
of "AIRBAG", op een label of op de bekleding
aan de buitenzijde van de stoelen.
De zijairbags (indien aanwezig) kunnen hel-
pen om het risico van letsel van inzittenden
te beperken tijdens bepaalde zijdelingse bot-
singen, als aanvulling op de potentiële letsel-
reductie door de veiligheidsgordels en de
constructie van de carrosserie.Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de
naad aan de buitenkant van de stoelbekle-
ding open. De geactiveerde aanvullende zij-
airbag in de stoel komt via de stoelnaad naar
buiten in de ruimte tussen de inzittende en
het portier. De zijairbag beweegt zo snel en
krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wan-
neer de inzittenden niet goed in de stoel
zitten, of wanneer zich voorwerpen bevinden
in de ruimte waar de zijairbag wordt opgebla-
zen. Kinderen lopen een nog hoger risico van
letsel door een geactiveerde airbag.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen aanvullende stoelhoezen en
plaats geen voorwerpen tussen uzelf en de
zijairbags. De werking van de airbags kan
zo verslechteren en/of voorwerpen kunnen
met kracht tegen u aan slaan en zo ernstig
letsel veroorzaken.
Aanvullende zijairbag in de stoelen vóór
VEILIGHEID
128
Page 131 of 400

Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC's) (in-
dien aanwezig)
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met aanvul-
lende gordijn-zijairbags (SABIC's). Raad-
pleeg de onderstaande informatie wanneer
uw voertuig is uitgerust met aanvullende
gordijn-zijairbags (SABIC's).
Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC's) be-
vinden zich boven de zijruiten. Op de bekle-
ding over de gordijn-zijairbags bevindt zich
een label met het opschrift "SRS AIRBAG" of
"AIRBAG".
SABIC's (indien aanwezig) kunnen helpen
het risico van hoofdletsel en ander letsel voor
inzittenden op de voorstoelen of buitenste
zitplaatsen achterin te beperken tijdens be-
paalde zijdelingse botsingen, als aanvulling
op de potentiële letselreductie door de veilig-
heidsgordels en de constructie van de carros-
serie.De gordijn-zijairbag wordt naar beneden ge-
activeerd en bedekt de zijruiten. Een geacti-
veerde gordijn-zijairbag drukt de buitenrand
van de hemelbekleding opzij en bedekt de
zijruit. De gordijn-zijairbags worden met een
dermate grote kracht opgeblazen, dat ze in-
zittenden kunnen verwonden indien ze niet
naar behoren in de stoel zitten of hun veilig-
heidsgordel niet naar behoren dragen, of in-
dien er zich voorwerpen bevinden in het ge-
bied waar de gordijn-zijairbags worden
opgeblazen. Kinderen lopen een nog hoger
risico van letsel door een geactiveerde airbag.
De SABIC's (indien aanwezig) kunnen helpen
bij het beperken van het risico van gedeelte-
lijk of volledig uit het voertuig geslingerd
worden van inzittenden dóór de zijruiten bij
bepaalde zijdelingse botsingen.
Plaats van het label voor aanvullende
gordijn-zijairbags
129
Page 132 of 400

WAARSCHUWING!
• Stapel apparatuur, bagage of andere la-
ding niet dermate hoog op dat het opbla-
zen van de gordijn-zijairbags wordt ge-
blokkeerd. De bekleding boven de
zijruiten waar de gordijn-zijairbags en
het opblaaspad zich bevinden, moet vrij
van obstakels blijven.
• Om de gordijn-zijairbags naar behoren te
laten werken, geen accessoires in uw
auto installeren die het dak kunnen ver-
anderen. Voeg later geen open dak toe
aan uw voertuig. Monteer geen daktrans-
portsystemen waarbij permanente be-
vestigingen nodig zijn (bouten of schroe-
ven) voor montage op het autodak. Boor
nooit in het autodak, om welke reden
dan ook.
Zijdelingse botsingen
De zijairbags zijn ontworpen om te worden
geactiveerd bij bepaalde zijdelingse botsin-
gen. De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden (ORC) bepaalt op basis
van de aard en ernst van een botsing of de
zijairbags moeten worden opgeblazen. Desensoren voor zijdelingse botsingen helpen
de controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen. Het systeem is ge-
kalibreerd om de zijairbags aan de zijde van
de botsing van het voertuig te activeren bij
botsingen waarbij bescherming van de inzit-
tenden door zijairbags noodzakelijk is. Bij
een zijdelingse botsing worden de zijairbags
onafhankelijk geactiveerd; bij een botsing
aan de linkerzijde worden alleen de zijairbags
links geactiveerd en bij een botsing aan de
rechterzijde alleen de zijairbags rechts. Be-
schadiging van de auto is op zichzelf geen
goede indicatie of activering van de zijairbags
al dan niet vereist was.
De zijairbags worden niet bij alle zijdelingse
botsingen geactiveerd, zoals sommige aanrij-
dingen onder bepaalde hoeken of bij be-
paalde zijdelingse botsingen die geen invloed
hebben op het interieur. De zijairbags kunnen
worden geactiveerd tijdens botsingen onder
een hoek of frontale botsingen, waarbij de
frontairbags worden geactiveerd.Zijairbags vormen een aanvulling op de vei-
ligheidsgordels. Zijairbags worden sneller op-
geblazen dan u met uw ogen kunt knipperen.
WAARSCHUWING!
•Inzittenden, waaronder kinderen, die tegen
of heel dicht bij zijairbags zitten, kunnen
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Inzittenden, waaronder kinderen, dienen
nooit tegen het portier, de zijruiten of het
gebied waar de zijairbags worden opgebla-
zen aan te leunen of in slaap te vallen, ook
niet als zij in een babyzitje of kinderzitje
zitten.
•Veiligheidsgordels (en kinderzitjes indien
van toepassing) zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming. Ze hou-
den u ook op uw plaats, uit de buurt van
een zijairbag die wordt opgeblazen. Voor de
beste bescherming van de zijairbags, moe-
ten inzittenden hun veiligheidsgordels
naar behoren dragen en rechtop zitten met
hun rug tegen hun stoel. Kinderen moeten
naar behoren worden vastgegespt in een
kinderzitje of zitverhoger, afgestemd op de
grootte van het kind.
VEILIGHEID
130
Page 133 of 400

WAARSCHUWING!
• Zijairbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Leun niet tegen het
portier of het raam. Zit rechtop op het
midden van de stoel.
• Als u zich tijdens het activeren te dicht
bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig
of zelfs dodelijk letsel oplopen.
• Als u alleen op de zijairbags vertrouwt,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De zijairbags werken in com-
binatie met uw veiligheidsgordel om u
op de juiste wijze te beschermen. Bij
sommige aanrijdingen worden de zijair-
bags niet opgeblazen. Draag altijd uw
veiligheidsgordel, ook als uw auto is uit-
gerust met zijairbags.
OPMERKING:
De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.Over de kop slaan van het voertuig (indien
uitgerust met systeem voor detectie van over de
kop slaan)
Zijairbags zijn ontworpen om te worden geac-
tiveerd bij bepaalde gevallen van over de kop
slaan van de auto (indien uitgerust met de-
tectie van over de kop slaan). De controller
van het beveiligingssysteem voor inzittenden
bepaalt op basis van de aard en ernst van het
over de kop rollen van de auto, of de zijair-
bags moeten worden opgeblazen. Beschadi-
ging van de auto is op zichzelf geen goede
indicatie of activering van de zijairbags al dan
niet vereist was.
De zijairbags altijd geactiveerd wanneer de
auto over de kop slaat. Het systeem voor
detectie van over de kop slaan bepaalt of de
het voertuig mogelijk over de kop slaat en of
activering noodzakelijk is. In het geval dat het
voertuig over de kop of bijna over de kop slaat
en de zijairbags moeten worden opgeblazen,
activeert het systeem voor detectie van over
de kop slaan ook de voorspanners van de
veiligheidsgordels aan beide zijden van het
voertuig.De gordijn-zijairbags kunnen helpen bij het
beperken van het risico van gedeeltelijk of
volledig uit de auto geslingerd worden van
inzittenden dóór de zijruiten bij bepaalde
zijdelingse botsingen of het over de kop slaan
van de auto.
Componenten van het airbagsysteem
OPMERKING:
De controller van het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) controleert de in-
terne circuits en de bedrading van de onder-
staande elektrische componenten van het air-
bagsysteem:
• Controller van het beveiligingssysteem voor
inzittenden
• Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
• Stuurwiel en stuurkolom
• Instrumentenpaneel
• Kniebescherming
• Bestuurders- en passagiersairbags
• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgor-
dels
131
Page 134 of 400

• Aanvullende zijairbags
• Sensoren voor frontale en zijdelingse bot-
singen
• Gordelspanners
• Glijrailpositiesensoren
Als een airbag wordt opgeblazen
De frontairbags zijn zo ontworpen dat ze na
het opblazen onmiddellijk weer leeglopen.
OPMERKING:
De front- en/of zijairbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:
• Het materiaal van de airbag kan soms
schaafwonden en/of een rode huid veroor-
zaken bij de inzittenden tijdens het opbla-
zen van de airbags. De schaafwonden lijken
op de wonden die u oploopt als u zich
schaaft aan een touw, de vloerbedekking of
op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaaktdoor contact met chemische stoffen. De
schaafwonden zijn niet blijvend en genezen
normaal gesproken snel. Als uw schaafwon-
den echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van blaren, raad-
pleeg dan onmiddellijk een arts.
• Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-
lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lij-
ken. Dit stof is een normaal bijproduct van
het activeringsproces voor het niet-giftige
opblaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irrite-
ren. Spoel met koud water als u last hebt
van geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirritaties. Raad-
pleeg uw huisarts als de irritatie blijvend is.
Als deze deeltjes op uw kleding terechtko-
men, volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant om de
kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijn
geactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aan-
rijding betrokken raakt, zullen de airbags
geen enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient
ook de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden te laten nakijken.
OPMERKING:
• De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk
naar een erkende dealer te worden
gebracht.
VEILIGHEID
132
Page 135 of 400

Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:
• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten (indien aanwezig)
• De accuvoeding naar de elektromotor af-
sluiten (indien aanwezig)
• De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu energie heeft
• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten na
interventie van het uitgebreid ongelukken-
responssysteem.
•
De centrale portiervergrendeling ontgrendelen.
Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit tevoeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
• De verwarming van het brandstoffilter uit-
schakelen, de aanjagermotor van de kli-
maatregeling uitschakelen, de circulatie-
klep van de klimaatregeling sluiten
• De accuvoeding afsluiten naar de:
– Motor
– Elektromotor (indien aanwezig)
– Elektrische stuurbekrachtiging
– Rembekrachtiging
– Elektrische parkeerrem
– Automatische schakelhendel
– Claxon
– Ruitenwissers vóór
– Koplampsproeierpomp
OPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact in
de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en de
sleutel uit de contactschakelaar te verwijde-
ren om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Controleer zorgvuldig de auto op brandstof-
lekkage in de motorruimte en op de grond in
de buurt van de motorruimte en de brandstof-
tank voordat u het systeem reset en de motorte star. Als er na een ongeval geen brandstof-
lekkage of schade aan de elektrische appara-
ten van het voertuig (bijv. koplampen) is,
reset u het systeem door de hierna beschre-
ven procedure te volgen. Indien u twijfelt,
neem dan contact op met een erkende dealer.
Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Na het incident, wanneer het systeem actief
is, wordt er een bericht weergegeven over
brandstofonderbreking. Zet de contactscha-
kelaar van AVV/START of MAR/ACC/ON/RUN
op STOP/OFF/LOCK. Controleer zorgvuldig de
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Afhankelijk van de aard van het incident kunnen
de linker- en rechterrichtingaanwijzer, die zich
op het instrumentenpaneel bevinden, beide
knipperen en blijven knipperen. Om het voertuig
te verplaatsen naar de kant van de weg, moet u
de resetprocedure uitvoeren.
133
Page 136 of 400

Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
1. Zet het contact op
STOP/OFF/LOCK.
(hendel richtingaan-
wijzer moet in de
neutraalstand staan).
2. Zet het contact op
MAR/ACC/ON/RUN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
3. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
4. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
5. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
6. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
7. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
8. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.Actie van de klantWat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten
minste twee secon-
den worden vastge-
houden
9. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
10. Zet de richting-
aanwijzer links UIT.
(hendel richtingaan-
wijzer moet in de
neutraalstand staan).Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
11. Zet het contact
op STOP/OFF/LOCK.
12. Zet het contact
op MAR/ACC/ON/
RUN. (De hele proce-
dure moet binnen
één minuut worden
voltooid, anders moet
deze worden her-
haald).Het systeem is nu
gereset en de motor
kan worden gestart.
VEILIGHEID
134