ABS-waarschuwingslampje
Het gele ABS-waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN staat en kan daarna nog vier secon-
den blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens
het rijden blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsysteem
niet functioneert en dat onderhoud nodig is.
Het gewone remsysteem zal echter normaal
functioneren wanneer het ABS-
waarschuwingslampje brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te kunnen profiteren. Als
het ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN is gezet, moet u het lampje zo snel
mogelijk laten repareren.
Elektronisch remregelsysteem
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
elektronische remkrachtregeling (EBC). Dit sys-
teem bestaat uit een elektronische remkracht-
verdeling (EB), antiblokkeersysteem (ABS), een
remassistent (Brake Assist System (BAS)), Hill
Start Assist (HSA), een tranctieregelsysteem
(Traction Control System (TCS)), elektronische
stabiliteitsregeling (ESC), elektronische kantel-
beveiliging (Electronic Roll Mitigation (ERM)).
Deze systemen werken samen zodat de auto
stabiel en bestuurbaar is bij verschillende rijom-
standigheden.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met
Ready Alert Braking (RAB), Rain Brake Sup-
port (RBS), Trailer Sway Control (TSC), Hill
Descent Control (HDC) en Dynamic Steering
Torque (DST).
Tractieregelsysteem (ASR)
Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als er wiel-
slip wordt gedetecteerd, oefent ASR mogelijk
remdruk uit op het/de slippende wiel(en) en/of
wordt het voertuigvermogen verlaagd voor een
betere acceleratie en stabiliteit. Een voorziening
van ASR, Brake Limited Differential (BLD),
functioneert op dezelfde wijze als een limited-
slipdifferentieel en regelt de wielspin van een
aangedreven as. Als één wiel van een aangedre-
ven as sneller draait dan het andere, wordt het
doorslippende wiel afgeremd. Hierdoor kan er
meer koppel naar het niet-doorslippende wiel
gaan. BLD kan ingeschakeld blijven, zelfs als
ASR en ESP zijn beperkt.
87
• HSA werkt in alle vooruitversnellingen en in
de achteruit. Het systeem treedt niet in
werking als de versnellingsbak in PARK of
NEUTRAL staat. Bij voertuigen met hand-
geschakelde versnellingsbak blijft HSA ac-
tief wanneer de koppeling wordt ingetrapt.
WAARSCHUWING!
Er kunnen situaties optreden waarbij het
HSA-systeem (Hill Start Assist) niet wordt
geactiveerd en de auto enigszins kan gaan
rollen. Voorbeelden hiervan zijn lichte hel-
lingen, als de auto beladen is of een aan-
hangwagen trekt. HSA is geen systeem dat
de taken en verantwoordelijkheden van de
bestuurder overneemt. De bestuurder
blijft te allen tijde verantwoordelijk voor
het houden van afstand ten opzichte van
andere voertuigen, personen en objecten,
en - als belangrijkste - het bedienen van de
remmen voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Veilig autorij-
den vereist altijd uw volle aandacht. Het
negeren van deze waarschuwingen kan
een aanrijding en ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Een aanhanger trekken met HSA
HSA helpt ook bij het voorkomen van achter-
over kantelen tijdens het trekken van een
aanhanger.
WAARSCHUWING!
•Als u een aanhangerremregeling gebruikt
op uw aanhanger, kunt u de remmen van de
aanhanger in- en uitschakelen met de rem-
schakelaar. In dat geval is er na het losla-
ten van het rempedaal mogelijk onvol-
doende remkracht om zowel de auto als de
aanhangwagen op een helling stil te laten
staan. Om te voorkomen dat de auto om-
laag rolt als u weer gaat rijden, moet u de
aanhangerrem handmatig inschakelen of
meer kracht op de rem zetten voordat u het
rempedaal loslaat.
• HSA is geen handrem. Trek de parkeer-
rem altijd helemaal aan voordat u uit-
stapt. Controleer ook of de schakelhen-
del in de stand PARK staat.
• Het negeren van deze waarschuwingen
kan een aanrijding en ernstig of zelfs
dodelijk letsel tot gevolg hebben.
HSA in- en uitschakelen
U kunt deze functie in- en uitschakelen. Om
de huidige instelling te wijzigen, gaat u als
volgt te werk:
• Raadpleeg voor het uitschakelen van HSA
via Uconnect instellingen, de paragraaf "In-
stellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" voor meer informatie.
Rain Brake Support (RBS)
Rain Brake Support (remdroogfunctie bij nat
weer) kan de remprestaties bij nat weer ver-
beteren. Het systeem oefent met tussenpo-
zen een geringe remkracht uit om vocht op de
remschijven van de voorwielen te verwijde-
ren. Het werkt wanneer de ruitenwissers in de
stand LO of HI staan. Rain Brake Support
geeft geen melding aan de bestuurder wan-
neer het systeem actief is en het systeem
vereist geen handelingen van de bestuurder.
95
HANDREM
Elektrische handrem (EPB)
Uw auto is uitgerust met een nieuw elektrisch
handremsysteem (EPB) dat meer gemak
biedt. De parkeerremschakelaar bevindt zich
in de middenconsole.Om de parkeerrem handmatig in te schake-
len, trekt u de schakelaar kort omhoog. Het
waarschuwingslampje BRAKE in de instru-
mentengroep en een indicator op de schake-
laar gaan branden.
Om de parkeerrem handmatig los te maken,
moet de contactschakelaar in de stand RUN
staan. Plaats vervolgens uw voet op het rem-
pedaal en duw de parkeerremschakelaar kort
naar benden. Zodra de parkeerrem volledig
uitgeschakeld is, gaan het waarschuwings-
lampje BRAKE en de schakelaarindicator uit.
De parkeerrem kan ook automatisch worden
vrijgegeven. Terwijl de motor loopt en de
versnellingsbak in een versnelling staat, laat
u het rempedaal los en trapt u het gaspedaal
in. Omwille van de veiligheid moet de veilig-
heidsgordel eveneens worden vastgegespt.
OPMERKING:
• Mogelijk is een zacht zoemend geluid hoor-
baar vanaf de achterzijde van de auto wan-
neer de parkeerrem wordt ingeschakeld of
uitgeschakeld.• Als uw voet zich op het rempedaal bevindt
wanneer u de parkeerrem inschakelt of uit-
schakelt, merkt u mogelijk dat het rempe-
daal iets beweegt.
• De nieuwe automatische parkeerremfunc-
tie kan worden gebruikt om de parkeerrem
automatisch in te schakelen wanneer u de
auto parkeert. De automatische parkeerrem
kan worden ingeschakeld en uitgeschakeld
via het menu Settings (instellingen) in
Uconnect.
• De parkeerrem kan eveneens worden inge-
schakeld wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat, maar kan alleen worden
uitgeschakeld wanneer de contactschake-
laar in de stand ON/RUN staat.
• Als uitzonderlijke omstandigheden verei-
sen dat de handrem tijdens het rijden moet
worden ingeschakeld, drukt u de schake-
laar van de elektrische handrem omhoog en
houdt u deze vast zolang de inschakeling
noodzakelijk is. Het waarschuwingslampje
BRAKE gaat branden en er klinkt een con-
tinu geluidssignaal. Ook blijven de remlich-
ten automatisch branden zolang het voer-
tuig in beweging is.
Parkeerremschakelaar
161
tingsmiddel. Het afdichtingsmiddel uit de
bandenservicekit is uitsluitend bedoeld
voor het afdichten van gaatjes met een
maximale diameter van 1/4 inch (6 mm) in
het loopvlak van een band.
• U mag de bandenservicekit niet aan de
slangen optillen of dragen.
WAARSCHUWING!
• Probeer geen band af te dichten aan de
zijde van de auto waar ander verkeer
langs rijdt. Ga ver genoeg van de weg af
staan om ongelukken te voorkomen bij
gebruik van de bandenreparatieset.
• Onder de volgende omstandigheden
mag u de bandenreparatieset niet ge-
bruiken en niet met de auto rijden:
– Als het gat in het loopvlak van de
band ongeveer 6 mm (1/4 inch) of
groter is.
– Als de wang van de band bescha-
digd is.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met zeer lage bandenspanning.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met een lekke band.
WAARSCHUWING!
– Als het wiel beschadigd is.
– Als u niet zeker weet in welke staat
de band of het wiel verkeert.
• Houd de bandenreparatieset uit de
buurt van open vuur en warmtebronnen.
•
Een losse bandenreparatieset kan bij een
noodstop of ongeval naar voren schieten en
zo de inzittenden ernstig letsel toebrengen.
Berg de bandenreparatieset altijd op de
daarvoor voorziene plaats op. Als geen ge-
hoor wordt gegeven aan deze waarschuwin-
gen, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben voor u, uw passagiers en
anderen in uw omgeving.
• Voorkom dat de bandenreparatieset in
contact komt met uw haar, ogen of kle-
ding. Het afdichtmiddel van de banden-
reparatieset is schadelijk bij inademen,
inslikken en huidcontact. Het veroor-
zaakt irritatie van de huid, ogen en
luchtwegen. Spoel onmiddellijk met
veel water na eventuele aanraking met
de ogen of de huid. Trek zo snel mogelijk
andere kleding aan wanneer TIREFIT in
aanraking is gekomen met de kleding.
WAARSCHUWING!
• De afdichtingsoplossing van de banden-
reparatieset bevat latexrubber. Raad-
pleeg bij een allergische reactie of huid-
uitslag onmiddellijk een arts. Houd de
bandenreparatieset buiten het bereik
van kinderen. Bij inslikken de mond met
veel water uitspoelen en veel water drin-
ken. Braken niet opwekken! Direct een
arts raadplegen.
Een band repareren met de bandenservicekit
Wanneer u stopt om de bandenservice-
kit te gebruiken:
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en
schakel de waarschuwingsknipperlichten
in.
2. Zorg dat het ventiel (op het wiel van de
lekke band) zich vlakbij de grond bevindt.
In die stand reikt de slang van de banden-
servicekit tot het ventiel en kan de ban-
denservicekit recht op de grond staan.
Hierdoor bevindt de set zich in de beste
positie voor het inspuiten van het afdich-
tingsmiddel in de lekke band en het be-
dienen van de luchtpomp. Verplaats de
239
INSTELLINGEN VAN
UCONNECT
Het Uconnect systeem geeft u via scherm-
toetsen toegang tot instellingen voor door de
klant programmeerbare functies, zoals Dis-
play (scherm), Units (eenheden), Voice
(spraakbediening), Clock (klok), Safety & Dri-
ving Assistance (veiligheid en rijhulp), Lights
(verlichting), Doors & Locks (portieren en
sloten), Auto-On Comfort (comfort automa-
tisch aan), Engine Off Options (opties voor
uitgeschakelde motor), Audio, Phone/
Bluetooth (telefoon/Bluetooth), Restore Set-
tings (instellingen herstellen), Clear Personal
Data (persoonlijke gegevens wissen) en Sys-
tem Information (systeeminformatie).
Druk op de schermtoets SETTINGS (instellin-
gen) (Uconnect 3 met 5-inch display en
Uconnect 4 met 7-inch display), of druk op
de schermtoets "Apps" (Uconnect 4C/4C NAV
met 8,4-inch display) onderaan in het aan-raakscherm en druk vervolgens op de
schermtoets "Settings" (instellingen) om het
scherm Settings (instellingen) te openen. Om
een instelling te selecteren, bladert u om-
hoog of omlaag tot de gewenste instelling
wordt gemarkeerd en drukt u op deze instel-
ling totdat naast de instelling een vinkje
verschijnt, waarmee wordt aangegeven dat de
instelling is geselecteerd. De volgende
functie-instellingen zijn beschikbaar:
• Language (taal) • Auto-On Comfort &
Remote Start (com-
fort automatisch
aan en starten op af-
stand) — indien
aanwezig
• Display (scherm) • Engine Off Options
(opties voor uitge-
schakelde motor)
• Units (eenheden) • Audio
• Voice (spraakbedie-
ning)• Radio Setup (radio-
instellingen)• Clock or Time & Date
(klok of tijd en da-
tum)• Phone/Bluetooth
(telefoon/Bluetooth)
• Safety & Driving As-
sistance (veiligheid
en rijhulp)• Restore Settings (in-
stellingen herstel-
len)
• Brakes (remmen) • Clear Personal Data
(persoonlijke gege-
vens wissen)
• Lights (verlichting) • System Information
(systeeminformatie)
• Doors & Locks (por-
tieren en sloten)
OPMERKING:
Afhankelijk van de voertuigopties kunnen de
functie-instellingen variëren.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
MULTIMEDIA
342