Automatische versnellingsbak......... 278
HET VOERTUIG OMHOOG TE BRENGEN........ 279
BANDEN........................ 279
Banden — Algemene informatie....... 279
Type banden................... 285
Reservewielen — indien aanwezig...... 286
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) . . . 287
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................... 288
CAROSSERIE...................... 289Behoud van de carosserie............ 289
INTERIEUR....................... 291Stoelen en bekleding.............. 291
Kunststof- en gelakte onderdelen....... 291
Lederen onderdelen............... 292
Ruitoppervlakken................ 292
TECHNISCHE SPECIFICATIES
IDENTIFICATIEGEGEVENS............... 293Chassisnummer (VIN).............. 293
AANHAALMOMENTEN VOOR VELGEN EN BANDEN... 294Voorgeschreven aanhaalmomenten...... 294
AFMETINGEN...................... 295
WIELEN......................... 298
GEWICHTEN...................... 299
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOR..... 300
1.4-liter benzinemotor met turbo....... 300
2.4-liter benzinemotor............. 300
Ethanol....................... 301
Brandstofadditieven............... 301
Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 301
Aandachtspunten brandstofsysteem..... 303
Koolmonoxidewaarschuwingen........ 303
BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR...... 304
Dieselmotor.................... 304
Brandstoflabel voldoet aan EN16942.... 305
VLOEISTOFINHOUD................... 306
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN......... 308
Motor........................ 308
Chassis....................... 310
BRANDSTOFVERBRUIK EN CO2-EMISSIES...... 312
MOPAR ACCESSOIRES................. 312
Originele accessoires van Mopar........ 312
MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID................... 314
UCONNECT 3 SYSTEEM MET 5–INCH DISPLAY — INDIEN
AANWEZIG....................... 315
Overzicht Uconnect 3 met 5-inch display . . 315
Klok instellen.................. 316
Audio-instelling.................. 316
Bediening van de radio............. 317
Bediening USB/Audio-aansluiting (AUX)
/Bluetooth..................... 317
Gesproken tekstberichten beantwoorden
(niet compatibel met iPhone)......... 319
Apps — indien aanwezig............ 320
UCONNECT 4 MET 7-INCH DISPLAY......... 320Overzicht Uconnect 4.............. 320
Menubalk slepen en neerzetten........ 322
Radio....................... 323
Mediahub — USB-/Audio-aansluiting (AUX) —
indien aanwezig................. 324
Android Auto — indien aanwezig....... 326
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 327
Apps — indien aanwezig............ 329
UCONNECT 4C/4C NAV MET 8,4–INCH DISPLAY . . 329Overzicht Uconnect 4C/4C NAV........ 329Menubalk slepen en neerzetten........ 330
Radio........................ 332
Mediahub — USB-/Audio-aansluiting (AUX) —
indien aanwezig................. 333
Android Auto — indien aanwezig....... 335
Integratie Apple CarPlay — indien
aanwezig...................... 338
Apps — indien aanwezig............ 341
Jeep Skills..................... 341
INSTELLINGEN VAN UCONNECT............ 342
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN ALGEMENE
INFORMATIE...................... 343
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie................. 343
Ontvangstkwaliteit................ 343
Verzorging en onderhoud............ 343
Beveiliging tegen diefstal............ 344
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG..... 344Volume van gesproken aanwijzingen van het
navigatiesysteem wijzigen............ 344
Nuttige plaatsen vinden............. 346
Een locatie vinden door de naam in te
voeren....................... 346
Gesproken bestemming invoeren in één
stap......................... 346
Uw thuisadres instellen............. 346
Home........................ 347
Een tussenstop invoegen............ 348
Een omleiding volgen.............. 348
Kaartupdate.................... 348
UCONNECT PHONE.................. 349Uconnect Phone (Handsfree bellen met
Bluetooth)..................... 349
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem.... 352
11
Algemene telefoonopdrachten
(voorbeelden).................. 356
Microfoon uitschakelen (of inschakelen) tijdens
gesprek...................... 356
Actieve gesprekken doorverbinden tussen handset
en voertuig.................... 356
Phonebook (telefoonboek)........... 357
Tips voor spraakbediening........... 357
Het volume wijzigen............... 357
Do Not Disturb (niet storen) gebruiken . . . 357
Binnenkomende SMS-berichten....... 358
Handige tips en veelgestelde vragen voor het
verbeteren van de Bluetooth-prestaties met uw
Uconnect systeem................ 359
SNELLE TIPS VOOR SPRAAKHERKENNING
UCONNECT....................... 360
Introductie Uconnect.............. 360
Aan de slag.................... 361
Basisspraakcommando's............ 362
Radio........................ 362
Media....................... 363
Phone (telefoon)................. 363
Beantwoording gesproken tekstberichten . . 364
Klimaatregeling.................. 365
Navigatie (4C NAV) - indien aanwezig.... 366
Siri Eyes Free — Indien aanwezig...... 367
Do Not Disturb (niet storen) gebruiken.... 367
Android Auto — indien aanwezig....... 368
Apple CarPlay — indien aanwezig....... 369
Meer informatie................. 369
KLANTENSERVICE
WANNEER U ASSISTENTIE NODIG HEBT....... 370ARGENTINIË................... 371
AUSTRALIË.................... 371
OOSTENRIJK................... 371BALANCE OF THE CARIBBEAN........ 371
BELGIË...................... 372
BOLIVIA...................... 372
BRAZILIË..................... 372
BULGARIJE.................... 372
CHILI........................ 372
CHINA....................... 373
COLOMBIA.................... 373
COSTA RICA................... 373
KROATIË..................... 373
TSJECHIË..................... 373
DENEMARKEN.................. 374
DOMINICAANSE REPUBLIEK......... 374
ECUADOR..................... 374
EL SALVADOR.................. 374
ESTLAND..................... 374
FINLAND..................... 375
FRANKRIJK.................... 375
DUITSLAND................... 375
GRIEKENLAND.................. 376
GUATEMALA................... 376
HONDURAS.................... 376
HUNGARY..................... 376
INDIA....................... 376
IERLAND..................... 377
ITALIË....................... 377
LETLAND..................... 377
LITOUWEN.................... 378
LUXEMBURG................... 378
NEDERLAND................... 378
NIEUW-ZEELAND................ 378
NOORWEGEN................... 379
PANAMA...................... 379
PARAGUAY.................... 379
PERU....................... 379
POLEN....................... 379PORTUGAL.................... 379
PORTO RICO EN DE AMERIKAANSE
MAAGDENEILANDEN.............. 380
REUNION..................... 380
ROEMENIË.................... 380
RUSLAND..................... 380
SERVIË ...................... 381
SLOWAKIJE.................... 381
SLOVENIË..................... 381
ZUID-AFRIKA................... 381
SPANJE...................... 382
ZWEDEN...................... 382
ZWITSERLAND.................. 382
TAIWAN ...................... 383
TURKIJE...................... 383
OEKRAÏNE.................... 383
VERENIGD KONINKRIJK............ 383
URUGUAY..................... 384
VENEZUELA................... 384
INDEX....................... 387
INHOUD
12
Geheugenstoel — indien aanwezig
Met deze functie kunt u twee verschillende
geheugenprofielen opslaan, die met de ge-
heugentoets eenvoudig geselecteerd kunnen
worden. Elk geheugenprofiel bestaat uit de
gewenste voorkeurinstellingen voor de be-
stuurdersstoel en een aantal voorkeurzenders
van de radio.
De geheugenschakelaar bevindt zich op het
bekledingspaneel van het bestuurdersportier.
De schakelaar bestaat uit 3 toetsen, een toets
set (S, instellen) waarmee u de instellingen in
het geheugen opslaat, en de geheugenprofiel-
toetsen (1) en (2). Met de geheugentoetsen kan
de bestuurder een van de twee voorgeprogram-
meerde geheugenprofielen opvragen door op
desbetreffende cijferknop op de schakelaar te
drukken.
Geheugenfunctie programmeren
Een nieuw geheugenprofiel maken:
OPMERKING:
Als u een nieuw geheugenprofiel opslaat
wordt het bestaande profiel uit het geheugen
gewist.
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand ON.2. Zet alle instellingen van het geheugenpro-
fiel op de gewenste voorkeuren (bijv. stoel
en voorkeurzenders van de radio).
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de
geheugenschakelaar en druk vervolgens
binnen vijf seconden op geheugentoets
(1). Het display in de instrumentengroep
geeft aan welke geheugenpositie wordt
ingesteld.
Indien gewenst kunt u een tweede geheugen-
profiel als volgt in het geheugen opslaan:
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand ON.
2. Zet alle instellingen van het geheugenpro-
fiel op de gewenste voorkeuren (bijv. stoel
en voorkeurzenders van de radio).
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de
geheugenschakelaar en druk vervolgens
binnen vijf seconden op geheugentoets
(2). Het display in de instrumentengroep
geeft aan welke geheugenpositie wordt
ingesteld.
Geheugenstoelschakelaars
29
U kunt het oproepen annuleren door tijdens
het oproepen op één van de geheugentoetsen
(S, 1 of 2) te drukken. Als het oproepen wordt
geannuleerd, stopt de beweging van de be-
stuurdersstoel. Na een vertraging van één
seconde kunt u een nieuwe geheugenpositie
oproepen.
Stoel met Easy Entry/Easy — indien aanwezig
Deze functie verstelt automatisch de bestuur-
dersstoel, zodat de bestuurder gemakkelijker
kan in- en uitstappen.
De afstand waarover de bestuurdersstoel zich
beweegt, is afhankelijk van de positie van de
stoel op het moment dat u de contactschake-
laar in de stand OFF zet.
Elke opgeslagen geheugeninstelling heeft
een bijbehorende positie voor Easy Entry en
Easy Exit.
OPMERKING:
De functie Easy Entry/Easy Exit is af-fabriek
niet ingeschakeld. De Easy Entry/Exit-functie
kan worden ingeschakeld (of later worden
uitgeschakeld) met de programmeerbare
functies van het Uconnect systeem.Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect/Door de klant te programmeren
functies" in het hoofdstuk "Multimedia" in de
gebruikershandleiding voor meer informatie.
Stoelverwarming voor — indien aanwezig
De schermtoetsen voor de stoelverwarming
vóór bevinden zich in het Uconnect systeem.
U vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedienings-
elementen).
• Kies éénmaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de HI-instelling in te schake-
len.
• Kies tweemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de LO-instelling in te schake-
len.
• Kies driemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de verwarmingselementen uit
te schakelen.
Als uw voertuig is uitgerust met automatische
temperatuurregeling met een geïntegreerd
centraal deel, of handmatige temperatuurre-
geling, vindt u de schakelaars voor stoelver-
warming in de rij schakelaars onder het radio-
scherm.Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, scha-
kelt het systeem na ongeveer 60 minuten
continue werking automatisch naar de lage
stand (LO). Op dat moment verandert het
display van HI (hoge stand) in LO (lage
stand). De lage stand (LO) wordt na ongeveer
45 minuten automatisch uitgeschakeld.
OPMERKING:
De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
Voertuigen met starten op afstand — indien
aanwezig
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
31
Achterruitwisser/-sproeier
De bedieningselementen voor de ruitenwisser/-
sproeier van de achterruit bevinden zich op de
hendel voor de ruitenwisser/-sproeier aan de
rechterzijde van de stuurkolom. De ruitenwisser/
sproeier van de achterruit kan worden bediend
door aan de schakelaar in het midden van de
hendel te draaien.
Draai het middendeel van de hendel naar
boven in de eerste stand voor intervalbedrijf
en in de tweede stand voor continu bedrijf
van de achterruitwisser.
Als u de ruitensproeier wilt inschakelen, duwt
u de hendel naar voren en houdt u de hendel
ingedrukt zolang het sproeien nodig is. Als u
tegen de hendel duwt terwijl de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld, voeren de ruitenwissers
enkele wisbewegingen uit en worden ze ver-
volgens weer uitgeschakeld.
KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling kunt u de
temperatuur, de luchtstroom en de verdeling
ervan in het voertuig nauwkeurig regelen. De
bedieningselementen bevinden zich op het
aanraakscherm (indien aanwezig) en op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
Overzicht handmatige klimaatregeling
met touchscreen
De bedieningselementen voor het verwarmings-
en airconditioningsysteem in dit voertuig kun-
nen bestaan uit een reeks draairingen, druk-
knoppen en/of een aanraakscherm. Deze com-
fortschakelaars kunnen zo worden ingesteld dat
een aangenaam interieurklimaat wordt verkre-
gen.
43
Na het starten van de auto gaat het waarschu-
wingslampje van de dodehoekbewaking in de
beide buitenspiegels kort branden om de be-
stuurder te laten weten dat het systeem is
geactiveerd. De sensoren van de dodehoek-
bewaking zijn in werking wanneer naar een
van de vooruitversnellingen of de achteruit-
versnelling is geschakeld en worden in de
stand-by-modus gezet wanneer naar de par-
keerstand (PARK) is geschakeld.
De detectiezone van de dodehoekbewaking
bestrijkt een rijstrook van 3,8 m (12 ft) breed
aan beide zijden van het voertuig. De zone-
lengte begint bij de buitenspiegel en bestrijkt
een gebied tot ongeveer 3 m (10 ft) achter de
achterbumper van de auto. Het systeem be-
waakt de detectiezones aan beide zijden van
de auto vanaf het moment dat een snelheid
van ongeveer 10 km/u (6 mph) of hoger is
bereikt en waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
• De dodehoekbewaking waarschuwt de be-
stuurder NIET voor snel naderende voertui-
gen die zich buiten de detectiezones bevin-
den.• De detectiezone van de dodehoekbewaking
VERANDERT NIET wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als aan uw auto
een aanhanger is gekoppeld, moet u zelf
kijken of de rijbaan naast u vrij is voor zowel
uw auto als de aanhanger, voordat u van
rijbaan wisselt. Wanneer de aanhanger of
een ander object (bijvoorbeeld een fiets)
uitsteekt aan de zijkant van uw auto, is het
mogelijk dat het waarschuwingslampje van
de dodehoekbewaking blijft branden zolang
naar een vooruitversnelling is geschakeld.
Mogelijk moet u het BSM-systeem hand-
matig uitschakelen om een verkeerde de-
tectie te voorkomen. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
• De waarschuwingslampjes van het systeem
voor dodehoekbewaking (BSM) in de bui-
tenspiegel kunnen uitvallen (knipperen)
wanneer een motorfiets of een klein voor-
werp gedurende een langere periode (lan-
ger dan enkele seconden) zich aan de zij-
kant van het voertuig bevindt.Voor een correcte werking van de dodehoek-
bewaking moet de achterkant van de auto
waar zich de radarsensoren bevinden, vrij zijn
van sneeuw, ijs en vuil. De achterkant van de
auto waar zich de radarsensoren bevinden,
mag niet worden geblokkeerd door vreemde
voorwerpen (bumperstickers, fietsendrager,
enz.)
De dodehoekbewaking geeft een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten-
spiegel wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Als vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van de auto
waarvoor een waarschuwing geldt, zal ook
een geluidssignaal klinken. Wanneer de rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld en tegelijker-
tijd aan dezelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de visuele
waarschuwing als een geluidssignaal (weer-
)gegeven. Tegelijkertijd met de weergave van
het geluidssignaal wordt het geluid van de
radio (indien ingeschakeld) gedempt.
97
Rear Cross Path (RCP)
De voorziening Rear Cross Path (RCP) is be-
doeld als hulpmiddel voor de bestuurder bij
het achteruit wegrijden uit parkeerplaatsen,
waarbij het zicht op naderende voertuigen
mogelijk wordt belemmerd. Rijd langzaam en
voorzichtig uit de parkeerplaats totdat de
achterzijde van de auto is vrijgekomen. Het
RCP-systeem heeft nu naar links en rechts
vrij zicht op passerende voertuigen en zal de
bestuurder waarschuwen wanneer een voer-
tuig nadert.
RCP bewaakt de detectiezones achter aan
beide zijden van de auto op objecten die zich
met een minimale snelheid van ongeveer
3 mph (5 km/u) naar de auto toe bewegen, tot
objecten die zich met een maximale snelheid
van ongeveer 20 mph (32 km/u) verplaatsen,
zoals bijvoorbeeld op parkeerplaatsen.
OPMERKING:
Op parkeerplaatsen kunnen naderende voer-
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door andere
objecten of voertuigen, zal het systeem niet
in staat zijn de bestuurder te waarschuwen.Wanneer het RCP-systeem actief is en naar
de achteruitversnelling is geschakeld, wordt
de bestuurder gewaarschuwd door zowel vi-
suele als geluidssignalen, terwijl ook het vo-
lume van de radio wordt verlaagd.
WAARSCHUWING!
De Rear Cross Path detectie (RCP) dient
niet als achteruitrijhulp. Het systeem is
uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de
bestuurder bij het detecteren van nade-
rende voertuigen in parkeersituaties. Ga
altijd voorzichtig te werk tijdens het ach-
teruitrijden, ook als u RCP gebruikt. Con-
troleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees be-
dacht op voetgangers, dieren, andere voer-
tuigen, obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. Anders bestaat er een ri-
sico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Bedrijfsmodi
In het Uconnect systeem kunnen drie be-
drijfsmodi worden geselecteerd. Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.Dodehoekwaarschuwing, alleen lampjes (stan-
daard instelling)
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten-
spiegel wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer het systeem echter in de
modus Rear Cross Path (RCP) werkt, zal zo-
wel een visuele als geluidswaarschuwing wor-
den gegeven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Wanneer een geluidssignaal moet
worden gegeven, wordt de radio gedempt.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal actief is, geeft de do-
dehoekbewaking een visuele waarschuwing
in de desbetreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als vervol-
gens de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld
aan de zijde van de auto waarvoor een waar-
schuwing geldt, zal ook een geluidssignaal
klinken. Wanneer de richtingaanwijzer is in-
geschakeld en tegelijkertijd aan dezelfde
zijde van de auto een object wordt gedetec-
teerd, wordt zowel de visuele waarschuwing
99
als geluidssignaal (weer)gegeven. Tegelijker-
tijd met de weergave van het geluidssignaal
wordt het geluid van de radio (indien inge-
schakeld) gedempt.
OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbewa-
king wordt het geluid van de radio gedempt.
Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar-
schuwing worden gegeven wanneer een ob-
ject wordt gedetecteerd. Bij elke geluids-
waarschuwing wordt het volume van de radio
verlaagd. Signaalstatus richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt genegeerd;
de RCP-status vereist altijd het geluidssig-
naal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings-
of RCP-systeem.OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige be-
drijfsmodus op wanneer de contactschake-
laar wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
auto wordt de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Geblokkeerde sensor
Als het systeem verminderde prestaties de-
tecteert door vuil of vreemde voorwerpen,
wordt de bestuurder via een bericht gewaar-
schuwd dat een sensor is geblokkeerd en de
waarschuwingslampjes in de zijspiegels gaan
branden. De waarschuwingslampjes blijven
branden tot de blokkade is verwijderd. Reinig
eerst het gedeelte rond de geblokkeerde sen-
soren. Nadat de verontreiniging is verwijderd,
reset u het systeem door het contact uit en
weer in te schakelen.Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - indien aanwezig
Bediening Forward Collision Warning (FCW)
met risicobeperking
Het systeem Forward Collision Warning
(FCW) met risicobeperking geeft de bestuur-
der hoorbare signalen en visuele waarschu-
wingen (op het display in de instrumenten-
groep), en kan een remschok toepassen om
de bestuurder te waarschuwen wanneer het
een mogelijke frontale botsing detecteert. De
waarschuwingen en beperkte remwerking
zijn bedoeld om de bestuurder voldoende tijd
te geven om te reageren, een mogelijke bot-
sing te voorkomen of te beperken.
OPMERKING:
FCW bewaakt de informatie vanaf de naar
voren gerichte sensoren en vanaf de elektro-
nische remregeling (EBC), om de waarschijn-
lijkheid te berekenen dat er zich een frontale
botsing voordoet. Wanneer het systeem con-
stateert dat een frontale botsing waarschijn-VEILIGHEID
100