Page 41 of 400

Lichtverklikker - indien aanwezig
Als de koplampen of parkeerlichten inge-
schakeld blijven nadat de contactschakelaar
in de stand OFF is gezet, klinkt er een ge-
luidssignaal wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, om de bestuurder te waar-
schuwen.
Mistlampen vóór en mistachterlichten —
indien aanwezig
De schakelaars voor de mistlampen zijn geïn-
tegreerd in de koplampschakelaar.
Om de mistlampen vóór in te schakelen drukt
u op de bovenste helft van de koplampscha-
kelaar. Om de mistlampen vóór uit te schake-
len drukt u een tweede keer op de bovenste
helft van de koplampschakelaar.
OPMERKING:
Om de mistlampen vóór in te schakelen,
moeten eerst de parkeerlichten of het dim-
licht worden ingeschakeld.Om de mistlampen achter in te schakelen
drukt u op de onderste helft van de koplamp-
schakelaar. Om de mistlampen achter uit te
schakelen drukt u een tweede keer op de
onderste helft van de koplampschakelaar.
OPMERKING:
Om de mistachterlichten in te schakelen
moeten eerst de dimlichten of de mistlampen
vóór zijn ingeschakeld. Als het voertuig alleen
is uitgerust met mistachterlichten, is er
slechts één knop aanwezig in het midden van
de koplampschakelaar. Druk eenmaal op de
knop om de mistachterlichten in te schakelen
en druk nogmaals op de knop om ze uit te
schakelen.
Wanneer de mistlampen zijn ingeschakeld,
brandt een indicatielampje in de instrumen-
tengroep branden.
Richtingaanwijzers
Beweeg de multifunctionele hendel op of
neer om te controleren of de pijlen aan beide
zijden op het display in de instrumenten-
groep gaan knipperen, wat betekent dat de
richtingaanwijzers voor en achter naar beho-
ren werken.OPMERKING:
• Als een van de lampjes blijft branden en
niet knippert, of als een van de lampjes zeer
snel knippert, controleer dan aan de bui-
tenzijde van de auto of een lamp defect is.
Wanneer een van de richtingaanwijzers niet
gaat branden wanneer u de hendel be-
weegt, is waarschijnlijk de desbetreffende
lamp defect.
• Als u meer dan 1 mijl (1,6 km) hebt gere-
den met ingeschakelde richtingaanwijzer,
verschijnt het bericht "Turn Signal On"
(richtingaanwijzer aan) op het display in de
instrumentengroep en klinkt er een continu
geluidssignaal.
•
Wanneer de daglichtlampen zijn ingeschakeld
en een richtingaanwijzer is geactiveerd, wordt
de daglichtlamp aan de zijde van de knippe-
rende richtingaanwijzer uitgeschakeld. De
daglichtlamp gaat weer aan wanneer de rich-
tingaanwijzer wordt uitgeschakeld.
39
Page 42 of 400

Hoogteverstelling koplampen — Indien
aanwezig
Met dit systeem zijn de koplampen altijd
correct afgesteld, ongeacht de belading van
de auto.
De schakelaar bevindt zich op het instrumen-
tenpaneel, naast de dimmerknop.
Draai de schakelaar tot het cijfer overeen-
komstig de in de volgende tabel weergegeven
belading tegenover het controlelampje op de
schakelaar staat.
0/1Alleen bestuurder, of be-
stuurder en voorpassagier.
2Alle zitplaatsen bezet, en
een gelijkmatig verdeelde
lading in de bagageruimte.
Het totale gewicht van passa-
giers plus lading blijft onder
het maximale laadgewicht
van de auto.
3
Bestuurder, en een gelijkmatig
verdeelde lading in de bagage-
ruimte. Het totale gewicht van
bestuurder plus lading blijft
beneden het maximale laadge-
wicht van de auto.
Accuspaarfunctie
Om te voorkomen dat de accu leeg raakt,
wordt de interieurverlichting 15 minuten na-
dat u de contactschakelaar in de stand OFF/
LOCK hebt gezet automatisch uitgeschakeld.
Dit gebeurt als de interieurverlichting hand-
matig werd ingeschakeld of als een portier is
geopend.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
De bedieningselementen voor de ruitenwisser/-
sproeier bevinden zich op de hendel voor de
ruitenwisser/-sproeier aan de rechterzijde van
de stuurkolom. De voorruitenwissers worden be-
diend door een schakelaar te bedienen op het
uiteinde van de hendel. Raadpleeg
"Ruitenwisser/-sproeier achterruit" in deze para-
graaf voor informatie over de achterruitwisser/-
sproeier.
Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeier
1 — Bediening ruitenwisser achter
2 — Bediening ruitenwisser voorUW VOERTUIG LEREN KENNEN
40
Page 43 of 400

Bediening van de ruitenwissers
Draai het uiteinde van de hendel naar een van
de eerste twee klikstanden voor de interval-
stand. Het wisinterval bij de eerste interval-
stand is 10 seconden. Het wisinterval bij de
tweede intervalstand is afhankelijk van de
voertuigsnelheid. Draai naar de derde klik-
stand voor een lage wissnelheid en de vierde
voor een hoge wissnelheid.
LET OP!
• Verwijder altijd achtergebleven sneeuw
als die verhindert dat de wisserbladen
terugkeren naar de ruststand. Wanneer
de ruitenwisserschakelaar is uitgezet en
de wisserbladen niet kunnen terugkeren
naar de ruststand, kan dat schade toe-
brengen aan de ruitenwissermotor.
• Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de
verwarmingselementen:
LET OP!
• Wees voorzichtig bij het wassen van
de binnenkant van de achterruit.
Gebruik geen schurende schoon-
maakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen. Gebruik een
zachte doek en een mild schoon-
maakmiddel en wrijf evenwijdig aan
de verwarmingselementen. U kunt
stickers verwijderen met warm wa-
ter.
• Gebruik geen schrapers, scherpe
voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen.
• Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich
op veilige afstand van de ruit bevin-
den.
OPMERKING:
Bedien de ruitenwissers niet wanneer de bla-
den van de voorruit zijn opgeheven.Werking van de ruitensproeier
Als u de ruitensproeier wilt inschakelen, trekt
u de hendel naar u toe en houdt u de hendel
ingedrukt zolang het sproeien nodig is. Als u
aan de hendel trekt terwijl de intervalstand
actief is, voeren de ruitenwissers, nadat u de
hendel hebt losgelaten, meerdere wisbewe-
gingen uit en keren vervolgens terug naar de
eerder geselecteerde intervalstand.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot aanrijdingen
leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen
of obstakels over het hoofd. Voorkom plot-
selinge ijsvorming op de voorruit door de
voorruit eerst te verwarmen met de
ontdooi-inrichting voordat u de ruiten-
sproeier gebruikt.
41
Page 44 of 400

Wasem
Duw de hendel omhoog naar de stand MIST
en laat hem los voor één wisbeweging.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Regensensor — indien aanwezig
Deze voorziening detecteert regen of sneeuw
op de voorruit en schakelt automatisch de
ruitenwissers in. De functie is vooral handig
wanneer spatwater van de weg of water dat
van de ruitenwissers van een voorliggende
auto wordt geblazen, op de voorruit terecht-
komt. Draai het uiteinde van de multifuncti-
onele hendel naar een van de twee standen
om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand één is het minst gevoeligen wisserintervalstand twee is het meest ge-
voelig. Zet de ruitenwisserschakelaar in de
stand O (off (uit)) als u het systeem niet wilt
gebruiken.
OPMERKING:
• De regensensor werkt niet wanneer de rui-
tenwisserschakelaar in de stand voor lage
of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
• Het gebruik van was- of siliconenhoudende
producten kan de prestaties van de regen-
sensor beïnvloeden.
• De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:•Verandering stand van het contact— Als het
regensensorsysteem is ingeschakeld en het
contact wordt uit- en ingeschakeld, wordt
de automatische inschakeling van de rui-
tenwissers onderdrukt totdat de rijsnelheid
hoger is dan 3 mph (5 km/u) of de ruiten-
wisserschakelaar uit en weer in de interval-
stand wordt gezet.
•Versnellingsbak in neutraalstand— Het re-
gensensorsysteem werkt niet als de ver-
snellingsbak in de neutraalstand staat bij
snelheden van 3mph (5 km/u) of minder,
tenzij de ruitenwisserschakelaar in een an-
dere stand wordt gezet of de versnellings-
hendel uit de neutraalstand wordt gezet.
In de modus Starten op afstand— Op voertui-
gen die zijn uitgerust met de functie voor
starten op afstand werkt de regensensor niet
als het voertuig in de modus Starten op
afstand staat. Als de bestuurder in het voer-
tuig zit en de contactschakelaar in de stand
ON/RUN heeft gezet, dan kan de werking van
de regensensor worden hervat als deze is
geselecteerd en er geen andere belemme-
rende omstandigheden zijn (eerder vermeld).
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42
Page 45 of 400

Achterruitwisser/-sproeier
De bedieningselementen voor de ruitenwisser/-
sproeier van de achterruit bevinden zich op de
hendel voor de ruitenwisser/-sproeier aan de
rechterzijde van de stuurkolom. De ruitenwisser/
sproeier van de achterruit kan worden bediend
door aan de schakelaar in het midden van de
hendel te draaien.
Draai het middendeel van de hendel naar
boven in de eerste stand voor intervalbedrijf
en in de tweede stand voor continu bedrijf
van de achterruitwisser.
Als u de ruitensproeier wilt inschakelen, duwt
u de hendel naar voren en houdt u de hendel
ingedrukt zolang het sproeien nodig is. Als u
tegen de hendel duwt terwijl de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld, voeren de ruitenwissers
enkele wisbewegingen uit en worden ze ver-
volgens weer uitgeschakeld.
KLIMAATREGELING
Met behulp van de klimaatregeling kunt u de
temperatuur, de luchtstroom en de verdeling
ervan in het voertuig nauwkeurig regelen. De
bedieningselementen bevinden zich op het
aanraakscherm (indien aanwezig) en op het
instrumentenpaneel, onder de radio.
Overzicht handmatige klimaatregeling
met touchscreen
De bedieningselementen voor het verwarmings-
en airconditioningsysteem in dit voertuig kun-
nen bestaan uit een reeks draairingen, druk-
knoppen en/of een aanraakscherm. Deze com-
fortschakelaars kunnen zo worden ingesteld dat
een aangenaam interieurklimaat wordt verkre-
gen.
43
Page 46 of 400
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch displayUW VOERTUIG LEREN KENNEN
44
Page 47 of 400
Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4C4C NAV met 8,4-inch display
45
Page 48 of 400
Beschrijving van klimaatregeling
Pictogram Omschrijving
Knop MAX A/C
Druk kort op de schermtoets MAX A/C om de huidige instelling in te stellen op de koudste stand. Wanneer u nogmaals
op de knop drukt, wordt de werking van MAX A/C beëindigd.
OPMERKING:
De MAX A/C-toets is alleen beschikbaar op het touchscreen.
Bedieningsknoppen automatische klimaatregeling op het frontUW VOERTUIG LEREN KENNEN
46