Page 241 of 400

tingsmiddel. Het afdichtingsmiddel uit de
bandenservicekit is uitsluitend bedoeld
voor het afdichten van gaatjes met een
maximale diameter van 1/4 inch (6 mm) in
het loopvlak van een band.
• U mag de bandenservicekit niet aan de
slangen optillen of dragen.
WAARSCHUWING!
• Probeer geen band af te dichten aan de
zijde van de auto waar ander verkeer
langs rijdt. Ga ver genoeg van de weg af
staan om ongelukken te voorkomen bij
gebruik van de bandenreparatieset.
• Onder de volgende omstandigheden
mag u de bandenreparatieset niet ge-
bruiken en niet met de auto rijden:
– Als het gat in het loopvlak van de
band ongeveer 6 mm (1/4 inch) of
groter is.
– Als de wang van de band bescha-
digd is.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met zeer lage bandenspanning.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met een lekke band.
WAARSCHUWING!
– Als het wiel beschadigd is.
– Als u niet zeker weet in welke staat
de band of het wiel verkeert.
• Houd de bandenreparatieset uit de
buurt van open vuur en warmtebronnen.
•
Een losse bandenreparatieset kan bij een
noodstop of ongeval naar voren schieten en
zo de inzittenden ernstig letsel toebrengen.
Berg de bandenreparatieset altijd op de
daarvoor voorziene plaats op. Als geen ge-
hoor wordt gegeven aan deze waarschuwin-
gen, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben voor u, uw passagiers en
anderen in uw omgeving.
• Voorkom dat de bandenreparatieset in
contact komt met uw haar, ogen of kle-
ding. Het afdichtmiddel van de banden-
reparatieset is schadelijk bij inademen,
inslikken en huidcontact. Het veroor-
zaakt irritatie van de huid, ogen en
luchtwegen. Spoel onmiddellijk met
veel water na eventuele aanraking met
de ogen of de huid. Trek zo snel mogelijk
andere kleding aan wanneer TIREFIT in
aanraking is gekomen met de kleding.
WAARSCHUWING!
• De afdichtingsoplossing van de banden-
reparatieset bevat latexrubber. Raad-
pleeg bij een allergische reactie of huid-
uitslag onmiddellijk een arts. Houd de
bandenreparatieset buiten het bereik
van kinderen. Bij inslikken de mond met
veel water uitspoelen en veel water drin-
ken. Braken niet opwekken! Direct een
arts raadplegen.
Een band repareren met de bandenservicekit
Wanneer u stopt om de bandenservice-
kit te gebruiken:
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en
schakel de waarschuwingsknipperlichten
in.
2. Zorg dat het ventiel (op het wiel van de
lekke band) zich vlakbij de grond bevindt.
In die stand reikt de slang van de banden-
servicekit tot het ventiel en kan de ban-
denservicekit recht op de grond staan.
Hierdoor bevindt de set zich in de beste
positie voor het inspuiten van het afdich-
tingsmiddel in de lekke band en het be-
dienen van de luchtpomp. Verplaats de
239
Page 242 of 400

auto zo nodig om het ventiel in die positie
te brengen voordat u begint.
3. Zet de versnellingsbak in de stand PARK
en zet het contact in de stand OFF.
4. Trek de handrem aan.
Voorbereiding van het gebruik van
bandservicekit:
1. Rol de afdichtingsslang uit en verwijder
de dop van de fitting aan het uiteinde van
de slang.
2. Zet de bandservicekit recht op de grond,
naast de lekke band.
3. Verwijder het dopje van het ventiel en
schroef de fitting aan het uiteinde van de
afdichtingsslang op het ventiel.
4. Maak de stekker los en steek de stekker in
de 12 Volt-aansluiting van het voertuig.
OPMERKING:
Verwijder geen voorwerpen (bijvoorbeeld
schroeven of spijkers) uit de band.Afdichtingsmiddel uit de bandservice-
kit in de lekke band spuiten:
1. Start altijd het voertuig voordat u de band-
servicekit inschakelt.
2. Controleer of de functieregelknop op de
stand voor de afdichtingsfunctie staat.
3. Nadat op de aan/uit-knop wordt gedrukt,
stroomt het afdichtingsmiddel (witte
vloeistof) van de fles naar de afdichtings-
slang en in de band.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat afdichtingsmiddel uit het
gaatje in de band lekt.
Als het afdichtingsmiddel (witte vloeistof) niet
binnen 0 tot 10 seconden door de slang
stroomt:
1.
Druk op de aan/uit-knop om de bandservice-
kit uit te schakelen. Maak de afdichtings-
slang los van het ventiel. Zorg dat het ventiel
schoon is. Sluit de afdichtingsslang weer
aan op het ventiel. Controleer of de functie-
regelknop in de stand voor de afdichtings-
functie staat en niet in de stand voor de
luchtfunctie. Druk op de aan/uit-knop om de
bandservicekit in te schakelen.
2. Sluit de stekker aan op een andere
12 Volt-aansluiting in uw voertuig of, in-
dien mogelijk, in een ander voertuig. Zorg
dat de motor van het voertuig draait voor-
dat u de bandservicekit inschakelt.
3. De fles met afdichtingsmiddel is mogelijk
eerder gebruikt en daarom leeg. Schakel
hulp in.
Als er afdichtingsmiddel (witte vloeistof) door
de afdichtingsslang stroomt:
1. Laat de pomp werken totdat er geen af-
dichtingsmiddel meer door de slang
stroomt (dit duurt meestal 30 tot 70 se-
conden). Terwijl het afdichtingsmiddel
door de afdichtingsslang stroomt, kan de
drukmeter een waarde tot 70 psi (4,8 bar)
aangeven. De waarde van de drukmeter
neemt snel af van ongeveer 70 psi
(4,8 bar) tot de werkelijke bandenspan-
ning wanneer de fles met afdichtingsmid-
del leeg is.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
240
Page 243 of 400

2. Als de fles met afdichtingsmiddel leeg is,
begint de pomp onmiddellijk met het in-
spuiten van lucht in de band. Laat de
pomp werken en vul de band totdat de
bandenspanning is bereikt die te vinden is
op de band- en beladingsinformatiestic-
ker in de portieropening aan de bestuur-
derszijde. Controleer de bandenspanning
op de drukmeter.
Als de band niet binnen 15 minuten wordt ge-
vuld tot een druk van ten minste 1,8 bar
(26 psi):
• De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
Als de band binnen 15 minuten is gevuld tot de
aanbevolen bandenspanning of tot een span-
ning van ten minste 1,8 bar (26 psi):
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning heeft,
op de knop Deflation (leeglopen) om de ban-
denspanning te verminderen tot de voorge-
schreven bandenspanning voordat u verder
gaat.
1. Druk op de aan/uit-knop om de bandser-
vicekit uit te schakelen.2. Verwijder het label met de snelheidslimiet
van de bandenservicekit en plaats de stic-
ker op het stuurwiel.
3. Maak de afdichtingsslang onmiddellijk los
van het ventiel, breng de dop weer aan op
de fitting aan het uiteinde van de slang,
en berg de bandservicekit op de daarvoor
bestemde plaats in het voertuig op. Ga
verder met "Rijden met het voertuig".
Rijden met het voertuig:
Rijd onmiddellijk na het inspuiten van het
afdichtingsmiddel en het vullen van de band
ongeveer 8 km (5 mijl) of tien minuten om
ervoor te zorgen dat het afdichtingsmiddel uit
de bandservicekit goed in de band wordt
verdeeld. Rijd niet sneller dan 80 km/u
(50 mph).
WAARSCHUWING!
Met de bandenreparatieset kunt u een
lekke band niet permanent repareren. Laat
de band controleren, repareren of vervan-
gen na gebruik van de bandenreparatieset.
Rijd niet sneller dan 80 km/u (50 mph)
totdat de band is gerepareerd of vervan-
WAARSCHUWING!
gen. Als geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwing, kan dit ernstig of do-
delijk letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omgeving.
Laat de band zo snel mogelijk controleren
door een erkende dealer.
Na het rijden:
Parkeer op een veilige plaats. Lees eerst
"Wanneer u stopt om de bandenservicekit te
gebruiken" in dit hoofdstuk voordat u verder
gaat.
1. Rol de afdichtingsslang uit en verwijder
de dop van de fitting aan het uiteinde van
de slang.
2. Zet de bandservicekit recht op de grond,
naast de lekke band.
3. Verwijder het dopje van het ventiel en
schroef de fitting aan het uiteinde van de
afdichtingsslang op het ventiel.
4. Maak de stekker los en steek de stekker in
de 12 Volt-aansluiting van de auto.
241
Page 244 of 400

5. Maak de slang los en schroef de fitting
aan het uiteinde van de slang op het
ventiel.
6. Draai de functieregelknop in de stand voor
de luchtfunctie.
7. Controleer de bandenspanning op de
drukmeter.
Als de bandenspanning lager is dan 1,3 bar
(19 psi):
De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
Als de bandenspanning 1,3 bar (19 psi) of meer
bedraagt:
1.
Druk op de aan/uit-knop om de bandenser-
vicekit in te schakelen en vul de band totdat
de bandenspanning voor koude banden is
bereikt die op de band- en beladingsinfor-
matiesticker in de portieropening aan de
bestuurderszijde is vermeld.
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven bandenspanning
voordat u verder gaat.
2. Koppel de bandenservicekit los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.
3. Berg de bandenserviceset op de daarvoor
bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegenheid
repareren of vervangen door een erkende
dealer of een bandenservicebedrijf.
WAARSCHUWING!
U moet altijd aangeven dat de band werd
gerepareerd met de bandenservicekit.
Geef het onderhoudsboekje aan de mon-
teurs die de band behandelen die gerepa-
reerd werd met de bandenservicekit.
5. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van het stuurwiel nadat de band is
gerepareerd.6. Laat de fles met afdichtingsmiddel zo
snel mogelijk vervangen bij een erkende
dealer. Zie "Fles met afdichtingsmiddel
vervangen".
OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat de erkende
dealer of het bandenservicebedrijf dan weten
dat de band is afgedicht met de bandenser-
vicekit.
Fles met afdichtingsmiddel vervangen:
1. Ontrol de stroomkabel.
2. Ontrol de slang.
3. Draai de dop van de fles los.
4. Draai de fles omhoog tot deze loskomt.
5. Trek de fles weg van de compressor.
OPMERKING:
• Als u de fles met afdichtingsmiddel terug
wilt plaatsen, volgt u de deze stappen in
omgekeerde volgorde.
• Vervangende flessen met afdichtmiddel
zijn verkrijgbaar bij erkende servicecentra.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
242
Page 245 of 400

WAARSCHUWING!
Volgens de van kracht zijnde regelgeving
staat de informatie inzake chemische stof-
fen ten behoeve van de bescherming van
de menselijke gezondheid en het milieu en
de informatie inzake het veilig gebruik van
de afdichtvloeistof op het verpakkingsla-
bel. Het navolgen van de aanwijzingen op
het label is een essentiële voorwaarde om
de veiligheid en effectiviteit van het pro-
duct te waarborgen. Vergeet niet voor ge-
bruik het label aandachtig te lezen. De
gebruiker van het product is verantwoorde-
lijk voor alle schade die veroorzaakt wordt
door onjuist gebruik. De afdichtvloeistof
heeft een vervaldatum. Vervang de fles als
het afdichtingsmiddel over de datum is.
LET OP!
Voer de fles en de afdichtingsvloeistof op
de juiste wijze af. Af te voeren in overeen-
stemming met de landelijke en plaatse-
lijke voorschriften.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu in uw auto bevindt zich voor in de
motorruimte, achter de linker koplampeen-
heid.
OPMERKING:
De positieve accupool is bedekt met een
beschermkap. Til de dop op om toegang te
krijgen tot de pool.
243
Page 246 of 400

WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
lator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
WAARSCHUWING!
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
OPMERKING:
Start de motor nooit met een snelle batterij-
lader. Hierdoor kunnen de elektronische sys-
temen van uw auto beschadigd raken, vooral
het contact en de regeleenheden voor brand-
stoftoevoer naar de motor.
1. Trek de parkeerrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK
(handgeschakelde versnellingsbak in
NEUTRAL) en zet de contactschakelaar in
de stand OFF/LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo, dat de accu
met de startkabels bereikbaar is, trek dehandrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF/LOCK
staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan dit
persoonlijk letsel en schade aan eigen-
dommen tot gevolg hebben door het explo-
deren van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.
Pluspool van accuIN GEVAL VAN NOOD/PECH
244
Page 247 of 400

Aansluiten van de startkabels
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de hulpstartkabel aan op de positieve ac-
cupool(+)van het voertuig met de ontla-
den accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het min-uiteinde(-)van de startka-
bel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Verbind het andere uiteinde van de mas-
sakabel(-)met een geschikt massapunt
op de motor (blootliggend metalen onder-
deel van de ontladen motor van het voer-
tuig), uit de buurt van de accu en het
brandstofinspuitsysteem.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-) van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van het voertuig met de lege accu.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Loskoppelen van de startkabels
1. Koppel het min-uiteinde(-)van de start-
kabel los van het massapunt op de motor
van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel de pluskabel(+)van de startkabel
los van de pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
hulpstartkabels moet worden gestart, dient u
de accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten controleren.
Geschikt massapunt op de motor
(voorbeeldmotor afgebeeld)
245
Page 248 of 400

LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
TANKEN IN
NOODGEVALLEN
De procedure voor het tanken in noodgeval-
len wordt beschreven in "Brandstof bijvullen
met een jerrycan in noodgevallen". Raad-
pleeg de paragraaf "Brandstof tanken" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer infor-
matie hierover.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting van de motor verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer — zet de keuzehendel in
NEUTRAL wanneer u stilstaat, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Wanneer de temperatuurmeter in de
H-zone staat, zet dan de auto veilig stil aan
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald op "H" blijft staan
en u een geluidssignaal hoort, zet de motor
dan onmiddellijk af en neem contact op
voor service.OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de
vuldop van het koelsysteem als de radi-
ateur of het koelvloeistofreservoir heet is.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
246