Page 169 of 400

167
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Druk zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden op deze toets op het stuur wiel,
Hulp bij haaks inparkeren
Selecteer " Park Assist " in het menu " Rijhulpsysteem " de touchscreen om de functie te activeren.
Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden om te bevestigen dat de functie is geactiveerd.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van het gekozen parkeervak om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
Rijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt.
Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een
melding verschijnt die u verzoekt de achteruitversnelling in te schakelen.
of
Rijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer " Vakparkeren " op het
touchscreen.
Als er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gedetecteerd, wordt uw auto naar het laatste parkeervak geleid.
Page 170 of 400

168
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Tijdens het haaks inparkeren wordt de functie Park Assist automatisch gedeactiveerd zodra de achterzijde van de auto een obstakel tot minder dan 50 cm is genaderd.
Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur wiel los en laat de auto rijden met een snelheid van maximaal 8 km/h.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig. Rijd niet sneller dan 8 km/h en volg de instructies op het instrumentenpaneel en
de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal. De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur weer overnemen.
Tijdens het inparkeren of het uitrijden van een parkeervak kan de functie achteruitrijcamera in werking treden. Deze functie zorgt ervoor dat u een beter overzicht hebt van de directe omgeving van de auto door aanvullende informatie op het instrumentenpaneel weer te geven (zie de desbetreffende rubriek).
Page 171 of 400

169
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd: - als het contact wordt afgezet, - als de motor afslaat, - als er binnen 5 minuten na het selecteren van het type manoeuvre niet wordt gestart met een manoeuvre, - als de auto tijdens de manoeuvre langdurig blijft stilstaan, - als de antispinregeling (ASR) in werking treedt, - als de maximale wagensnelheid wordt overschreden, - als de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt, - als de bestuurder de schakelaar van het Park Assist-systeem indrukt, - na meer dan 4 parkeercycli, - als het bestuurdersportier wordt geopend, - als één van de voor wielen op een obstakel stuit.
Het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel gaat uit en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal. De bestuurder moet nu het stuur weer overnemen.
Deactiveren
Als het systeem tijdens een manoeuvre wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder het systeem handmatig weer activeren om de meting voort te zetten.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld: - bij het trekken van een aanhangwagen, - als het bestuurdersportier wordt geopend, - bij een wagensnelheid van meer dan 70 km/h. Raadpleeg om het systeem voor langere duur te laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een storing in het systeem wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en er verschijnt een melding in combinatie met een geluidssignaal.
Storing
In het geval van een storing in de stuurbekrachtiging wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel in combinatie met een waarschuwingsmelding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Uitschakelen
Als de ruimte tussen uw auto en de parkeerplek te groot is, kan het systeem mogelijk de beschikbare ruimte niet meten. Objecten die groter zijn dan de afmetingen van de auto, worden bij een manoeuvre niet gedetecteerd door het Park Assist-systeem.
Controleer bij slecht weer en bij winterse omstandigheden of de sensoren niet worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw. Laat in het geval van een storing het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Het pictogram van de functie knippert enkele seconden. Als de storing optreedt tijdens het gebruik van het systeem, verdwijnt het pictogram.
Page 172 of 400
170
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Spiegels
Verstellen De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.
Ontwaseming - ontdooiing
Buitenspiegels
Deze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de toets van de achterruitver warming te drukken (zie rubriek "Ontwaseming -
Ontdooiing achterruit").
De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Zet de knop A weer in het midden.
Page 173 of 400
171
5
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Van buitenaf: ontgrendel de auto met de elektronische sleutel of met het "Keyless entry and start"-systeem. Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren.
Uitklappen Inklappen
Van buitenaf: vergrendel de auto met de elektronische sleutel of met het "Keyless entry and start"-systeem. Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A , worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de A naar achteren om de Abuitenspiegels uit te klappen.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels handmatig worden ingeklapt.
Page 174 of 400

172
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Binnenspiegel
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...
Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand
Verstellen
Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Om veiligheidsredenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.
Dag-/nachtstand
Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten. Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Page 175 of 400

173
5
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Ver lic hting Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting en signalering van de auto selecteren en inschakelen.
Hoofdverlichting
Uw auto is voorzien van verschillende verlichtingsfuncties: - parkeerlicht: om gezien te worden, - dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden, - grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder ander verkeer.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting voor specifieke rijomstandigheden: - mistachterlichten: voor een optimale zichtbaarheid van achteren bij mist,
- mistlampen vóór: voor extra zicht bij mist en voor een optimale verlichting van kruispunten en tijdens parkeermanoeuvres, - dagrijverlichting: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag.
Automatische functies
Het verlichtingssysteem van uw auto heeft verschillende extra automatische functies die afzonderlijk kunnen worden ingesteld: - follow me home-verlichting (via de afstandsbediening), - instapverlichting, - dagrijverlichting, - automatische verlichting.
Page 176 of 400
174
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Uitvoering zonder automatische inschakeling
Uitvoering met automatische inschakeling
Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Lichten uit.
Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Grootlichtschakelaar
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.