Page 233 of 400
231
7
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Plaats het voetstuk van de krik op de grond en zorg ervoor dat het voetstuk loodrecht onder één van de twee steunpunten A of Bis geplaatst.
Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren. Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg. Ver wijder het wiel.
Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik het steunpunt A of B raakt (het contactvlak van het steunpunt moet goed in het middelste deel van de kop van de krik steken).
Page 234 of 400
232
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Monteren van het wiel
Bevestiging van het noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.
Procedure
Plaats het wiel op de naaf. Draai de wielbouten met de hand vast. Draai de slotbout met de wielsleutel 1 en de dop 4 (volgens uitvoering) enigszins vast. Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 1 .
Laat de krik zakken. Vouw de krik 2 op en verwijder hem.
Page 235 of 400
233
7
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de dop 4 (volgens uitvoering). Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1 . Bevestig de doppen op de overige wielbouten (volgens uitvoering).
Berg het gereedschap op in de houder.
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Na het verwisselen van het wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen. Rijd met een noodreservewiel niet sneller dan 80 km/h. Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel. Controleer als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem de bandenspanning en raadpleeg vervolgens de desbetreffende rubriek.
Page 236 of 400

234
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Het is raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto:
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens mogelijk. Neem voor meer informatie contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond. Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt. Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant. Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h. Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Type sneeuwketting
195/65 R15
schakel 9 mm 205/55 R16
225/45 R17
225/40 R18 K-Summit K23
Page 237 of 400
235
7
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
Uitvoering met "full LEDs" verlichting
1. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LEDs).2. Dimlicht (LEDs).3. Grootlicht (leds-full LEDs).4. Richtingaanwijzers (PY21-21W).
Uitvoering met halogeenlampen
1. Dimlicht (H7-55W).2. Grootlicht (HB3).3. Richtingaanwijzers (PY21-21W).4. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LEDs).
Let er bij het monteren van H7-lampen met nokjes op dat deze nokjes goed in de uitsparingen komen, zodat het licht in de juiste richting schijnt.
Mistlampen vóór (H11)
Page 238 of 400

236
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag: reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen, gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product, wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding). Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een niet-pluizende doek. In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen mogen uitsluitend anti-UV-lampen worden gebruikt. Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Dagrijverlichting / parkeerlicht
Neem voor het vervangen van dit type lamp met LED’s en lichtgeleiders contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het PEUGEOT-netwerk kan u voor de LED's een vervangingsset leveren.
Page 239 of 400

237
7
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Grootlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen. Draai de stekker (met de lamp) omhoog (1/4 omwenteling). Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Dimlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen. Neem de stekker van de lamp los. Maak de twee veren los (indrukken en naar buiten bewegen). Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp. Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde. Let op het gedeelte achter de rechter lamp, dat zo heet kan zijn dat u zich eraan kunt branden (ontluchtingsleidingen).
Ga om de lichtunit enkele centimeters naar voren te verplaatsen om bij de lampen te komen als volgt te werk: Verplaats de oranje clip naar achteren en trek vervolgens aan de stekker ter wijl u het zwarte gedeelte (boven op de oranje clip) ingedrukt houdt. Ver wijder de twee bouten waarmee de lichtunit is bevestigd. Maak de pen aan de achterzijde en vervolgens de centreernok aan de voorzijde los.
Verplaats de lichtunit naar voren.
Tip voor het verplaatsen van de lichtunit
(uitvoering met halogeenlampen)
Page 240 of 400

238
Praktische informatie
308_nl_Chap07_info pratiques_ed02-2013
Voer voor de montage dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Richtingaanwijzers
(uitvoering met halogeenlampen)
Als een verklikkerlampje (rechts of links) van de richtingaanwijzers sneller knippert, is een van de lampen aan de desbetreffende zijde defect.
Dimlicht/parkeerlicht
(uitvoering met "full LEDs" verlichting)
Neem voor het vervangen van dit type lamp met leds "full LEDs" contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Richtingaanwijzers
(uitvoering met "full LEDs" technologie)
De lamp van de richtingaanwijzers bevindt zich onder de koplamp. Maak het sierdeel los door het aan de bovenzijde los te trekken (uitsparing). Draai de lamphouder los (1/4 omwenteling). Vervang de defecte lamp. Voer voor de montage dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Als een verklikkerlampje (rechts of
links) van de richtingaanwijzers sneller knippert, is een van de lampen aan de desbetreffende zijde defect.
Draai de lamphouder los (1/4 omwenteling). Verwijder de lamphouder. Vervang de defecte lamp.