Page 137 of 400

135
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld in een steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer niet altijd voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. De snelheidsbegrenzer wordt dan tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde snelheid knippert op het display. Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden, knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal. Bij gebruik van matten die niet zijn goedgekeurd door PEUGEOT kan de werking van de snelheidsbegrenzer worden gehinderd. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Het knipperen van streepjes wijst op een storing in de snelheidsbegrenzer. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Uitschakelen
Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden. De werking van de snelheidsregelaar wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert. Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden (bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal. Zodra de wagensnelheid weer is gedaald tot beneden de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer weer en stopt het knipperen van de snelheid.
Draai de knop 1 in de stand "0" . De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.
Page 138 of 400

136
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Bediening op het stuurwiel
De informatie wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. 6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat. 7. Snelheidsregelaar geselecteerd. 8. Ingestelde snelheid.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
De bedieningselementen van de snelheidsregelaar bevinden zich op het stuurwiel. 1. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar. 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als aan te houden snelheid. 3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als aan te houden snelheid. 4. Toets voor het onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling. 5. Toets voor een overzicht van de opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
Het onderbreken van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de toets, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen, door activering van de ESC. Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan
de geprogrammeerde snelheid.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet ook minimaal de derde of vierde versnelling (afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van
snelheden" voor meer informatie over het overzicht van de opgeslagen snelheden.
Bij een auto met automatische transmissie
moet ook minimaal de tweede versnelling (volgens motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Page 139 of 400

137
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Inschakelen
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt u vervolgens de snelheid wijzigen: - met behulp van de toetsen 2 of 3 : herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h, ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
Onderbreken
Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). Druk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid. De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
- door op de toets 5 te drukken: de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,
selecteer een waarde: deze verschijnt op het instrumentenpaneel. Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten. De wijziging is opgeslagen.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt de werking ervan tijdelijk onderbreken door op de toets 4 te drukken: op het display wordt de
onderbreking aangegeven (Pause).
Page 140 of 400

138
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Als streepjes knipperen wijst dit op een storing in de snelheidsregelaar. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Uitschakelen
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald. Matten die niet door PEUGEOT zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de weergegeven snelheid knipperen. Het knipperen stopt als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Draai de knop 1 in de stand "0" . De informatie van de snelheidsregelaar wordt niet meer weergegeven.
Page 141 of 400

139
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Actieve snelheidsregelaar
Dit systeem zorgt ervoor dat de auto automatisch de door de bestuurder ingestelde snelheid aanhoudt. Bovendien kan dit systeem (wanneer de situatie dit toelaat) een bepaalde afstand met de voorligger aanhouden. Deze afstand kunt u zelf selecteren (elke keer dat de functie wordt geactiveerd, bedraagt deze afstand standaard ongeveer 2 seconden).
Werkingsprincipes
Met behulp van een radar aan de voorzijde van de auto, die een bereik heeft van ongeveer 100 meter, signaleert het systeem een voorligger. Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan. Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert het systeem geleidelijk de snelheid van uw auto door alleen op de motor af te remmen (hetzelfde effect als bij het indrukken van de mintoets " - "). Als uw auto de voorligger te dicht of te snel nadert, wordt de actieve snelheidsregelaar automatisch gedeactiveerd. De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door een geluidssignaal en een melding. Als de voorligger versnelt of een andere rijstrook kiest, verhoogt de actieve snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid tot de ingestelde snelheid weer is bereikt. Als de bestuurder de richtingaanwijzer inschakelt om aan te geven dat hij een langzamer voertuig gaat inhalen, staat de actieve snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij
de voorligger dichter nadert om het inhalen gemakkelijker te maken, zonder dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
De actieve snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het remsysteem, maar alleen op de motor. Het bereik van de actieve snelheidsregeling is beperkt: de snelheid wordt niet meer aangepast als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van de voorligger te groot wordt.
Als deze functie wordt geactiveerd, wordt de weergave van de afstand in tijd tot de voorligger uitgeschakeld.
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van uw voorligger te groot wordt, kan het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt automatisch uitgeschakeld.
Page 142 of 400

140
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
De actieve snelheidsregelaar moet handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet de wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h liggen.
Algemeen
Het onderbreken van de actieve snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets) of automatisch worden uitgevoerd: - door het rem- of koppelingspedaal in te trappen, - om veiligheidsredenen bij een ingreep van het ESP-systeem, - als de elektrische parkeerrem wordt bediend, - als een grenswaarde voor de afstand in tijd tot de voorligger wordt bereikt (berekend op basis van het snelheidsverschil tussen uw auto en uw voorligger en de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger), - als de afstand tussen uw auto en uw voorligger te klein wordt, - als de snelheid van uw voorligger te laag is, - als de snelheid van uw auto te laag wordt.
Bij het gebruik van de actieve snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Als het contact wordt afgezet, worden alle ingestelde waarden gewist en wordt de afstand in tijd tot de voorligger automatisch gereset op de standaardtijd van 2 seconden.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet ook minimaal de derde of vierde versnelling (afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie moet ook minimaal de tweede versnelling (volgens motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan 150 km/h, gaat de actieve snelheidsregelaar automatisch over op een conventionele snelheidsregeling (zonder automatische regeling van de afstand tot de voorligger).
Page 143 of 400

141
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
De bedieningsfuncties van dit systeem bevinden zich op het stuur wiel. 1. Rolknop voor het selecteren van de snelheidsregelaar. 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid. 3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid. 4. Toets voor het onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling. 5. Toets voor een overzicht van de opgeslagen snelheden en de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger.
Bediening op het stuurwiel
Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). Druk op een van de toetsen 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid. De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON). De afstand in tijd tot de voorligger is ingesteld op 2 seconden.
Inschakelen
De informatie wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. 6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat. 7. Snelheidsregelaar geselecteerd of bijstelfase van de wagensnelheid. 8. Ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van snelheden" voor meer informatie over het overzicht van de opgeslagen snelheden.
Page 144 of 400

142
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Wijzigen van de kruissnelheid
en/of de afstand in tijd tot de
voorligger
Wijzigen van alleen de
kruissnelheid
Toetsen 2 (SET+) en 3 (SET-)
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u de kruissnelheid op de volgende manieren wijzigen: herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h, ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
Druk op de toets 5 om de zes opgeslagen snelheden en de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger op het touchscreen weer te geven. Kies een snelheid: deze wordt op het instrumentenpaneel weergegeven, druk op de toets " + " of " - " om een nieuwe ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te selecteren die ligt tussen 2,5 en 1 seconden. Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten. De wijzigingen zijn op dat moment opgeslagen.
Als de radar een voorligger signaleert en de geselecteerde snelheid veel hoger ligt dan die van deze voorligger, wordt het systeem niet geactiveerd en wordt de waarschuwingsmelding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" weergegeven tot de omstandigheden voldoende veilig zijn voor de activering van het systeem.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Om veiligheidsredenen is het raadzaam een snelheid te selecteren die dicht bij de actuele snelheid van uw auto ligt.
De ingestelde tijd kan tijdelijk worden overschreden door het gaspedaal in te trappen. Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid. Als de ingestelde snelheid wordt overschreden zonder dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld in een steile afdaling, wordt u gewaarschuwd door het knipperen van de snelheid op het instrumentenpaneel.
Toets 5 (MEM)