Page 185 of 400

183
5
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Te laag niveau ruiten-/koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers en het niveau van het reservoir te laag is, verschijnt dit
pictogram op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Automatische ruitenwissers vóór
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag. De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen. Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.
Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1 of 2). Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen.
Het pictogram verschijnt als het contact wordt aangezet of als de schakelaar wordt bediend, zolang het reservoir niet gevuld is. Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of laat het bijvullen.
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Page 186 of 400

184
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat. Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Speciale stand van de
ruitenwissers voor
Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit. In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of de ruitenwissers worden vervangen. In de winter kan deze stand tevens worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Om een goede werking van de flat-blade ruitenwissers te behouden, adviseren wij u: - voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan, - de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop, - de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton tegen de voorruit te houden, - de ruitenwissers te vervangen zodra ze tekenen van slijtage vertonen.
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden de ruitenwissers in de verticale stand gezet. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.
Page 187 of 400

185
5
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Plafonniers
1. Plafonnier vóór2. Kaartleeslampjes vóór3. Plafonnier achter4. Kaartleeslampjes achter
Plafonnier vóór - achter
Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.
Kaartleeslampjes vóór -
achter
In de stand "interieurverlichting permanent ingeschakeld", blijft de interieurverlichting afhankelijk van de omstandigheden gedurende een bepaalde tijd branden: - bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten, - in de eco-mode: ongeveer 30 seconden, - bij draaiende motor: onbeperkt.
In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden:
Permanent uit.
Permanent aan.
- als de auto wordt ontgrendeld, - als de elektronische sleutel uit de lezer wordt ver wijderd,
- als een portier wordt geopend, - als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren. De interieurverlichting gaat geleidelijk uit: - als de auto wordt vergrendeld, - als het contact wordt aangezet, - 30 seconden na het sluiten van het laatste portier.
Zorg ervoor dat er geen voor werpen in
contact zijn met de plafonniers.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kunt u de plafonnier ook in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.
Page 188 of 400
186
Zicht
308_nl_Chap05_visibilite_ed02-2013
Sfeerverlichting
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
De lichtsterkte van de sfeerverlichting kan worden ingesteld via de secundaire pagina van het menu "Rijhulpsysteem". Selecteer het menu " Configuratie auto ". Vink de regel " Sfeerverlichting " aan.
Als het buiten donker is, gaat de verlichting van de plafonnier en de binnenhandgrepen van de voorportieren automatisch branden als de parkeerlichten worden ingeschakeld. De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Inschakelen
Ver lic hting
beenruimte
De werking is gelijk aan die van de plafonniers. De lampen gaan branden zodra één van de portieren wordt geopend.
Inschakelen
Druk op het " vergrootglas " om de
lichtsterkte te regelen.
Page 189 of 400

187
6
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Richtingaanwijzers
Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt. Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
Alarmknipperlichten
Gebruik de alarmknipperlichten om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval. Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd, worden de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld. Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.
Page 190 of 400
188
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Claxon
Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen.
Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor direct g eva a r.
Beperk het gebruik van de claxon tot de volgende gevallen: - direct gevaar, - inhalen van een fietser of voetganger, - naderen van een onoverzichtelijke
situatie.
Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.
Raadpleeg de rubriek "Audio en telematica" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.
Page 191 of 400

189
6
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt permanent de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden. Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset. Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid en verantwoordelijkheid van de bestuurder niet door het systeem kunnen worden vervangen. Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit ook voordat u een lange rit gaat maken. Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven bandenspanning vindt u op de sticker met de bandenspanningen. Zie de rubriek "Identificatie". De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid). Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik.
Page 192 of 400

190
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Waarschuwing te lage
bandenspanning Resetten
Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is. Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.
U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens
uitvoering, een melding.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten. Er is een sticker op de middenstijl aan de bestuurderszijde aangebracht om u hierop attent te maken.
Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen. Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.
Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (volgens uitvoering), of controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld, of rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren. Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.