Page 161 of 400

159
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen. Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden door dode hoeken in het detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich vlak bij de auto bevinden.
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te blijven en is zelf verantwoordelijk.
De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal. Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert. Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt. Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Parkeerhulp
achter
G r a fi s c h e w e e r g a v e
De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het display of op het instrumentenpaneel worden blokjes weergegeven die het pictogram van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar".
Page 162 of 400

160
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Parkeerhulp
vóór
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt gemonteerd (auto's voorzien van een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn. De parkeerhulp kan geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd. De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.
Uitschakelen/activeren van de parkeerhulp vóór en achter
Storing
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen van de achteruitversnelling dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden en/of wordt er een melding weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal (korte pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De functie kan worden uitgeschakeld via het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen.
Druk op deze toets. Het lampje van de toets gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de functie weer geactiveerd. Het controlelampje dooft.
Page 163 of 400

161
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Achteruitrijcamera
Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon met een zachte, droge doek.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat. Afhankelijk van de uitvoering van uw auto worden de beelden op het touchscreen of in het instrumentenpaneel weergegeven.
De op de beelden weergegeven strepen kunnen u helpen bij de manoeuvre. Ze worden weergegeven als strepen "op de weg" en geven geen indicatie van de positie van de auto ten opzichte van hoge obstakels (bijvoorbeeld andere auto's).
De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer (de afstand tussen de strepen komt overeen met de breedte van uw auto zonder de buitenspiegels). De rode steep geeft een ruimte van 30 cm direct achter de achterbumper van uw auto weer. De groene strepen geven een afstand van circa 1 en 2 meter weer achter de achterbumper van uw auto. De turquoise gebogen lijnen geven de maximale draaicirkels weer.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is.
De achteruitrijcamera is gecombineerd met het parkeerhulpsysteem.
Als de achterklep wordt geopend, verdwijnen de beelden van de camera.
Wassen met een hogedrukspuit Bewaar een afstand van minimaal 30 cm tussen de lans van de hogedrukreiniger en de lens van de camera.
Page 164 of 400

162
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren. Het systeem bedient de stuurinrichting ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde versnellingsbak) bedient. Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij erop kan toezien dat de manoeuvres veilig worden uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.
Tijdens de manoeuvres draait het stuur wiel snel rond: houd daarom het stuur wiel niet tegen, steek niet uw handen tussen de spaken en zorg dat ook uw kleding, uw sjaal, een handtas en dergelijke niet tussen de spaken terechtkomen. U zou hierdoor letsel kunnen oplopen.
Als de Park Assist is geactiveerd, gaat het Stop & Start-systeem niet over op de STOP-stand. In de STOP-stand wordt bij het activeren van de Park Assist de motor weer gestart. Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. De bestuurder moet ervoor zorgen dat de auto tijdens de gehele manoeuvre onder controle blijft en geen obstakels kan raken. Onder bepaalde omstandigheden detecteren de sensoren mogelijk geen kleine obstakels die zich in hun dode hoeken bevinden.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.
De Park Assist assisteert u bij de volgende parkeermanoeuvres:
- fileparkeren
- uitparkeren na fileparkeren
- haaks inparkeren
De Park Assist kan maximaal 4 parkeercycli achter elkaar uitvoeren. Na deze 4 cycli wordt de functie gedeactiveerd. Als u vindt dat uw auto op dat moment niet goed geparkeerd staat, moet u zelf het stuur weer ter hand nemen om de manoeuvre te voltooien. De functie Park Assist werkt niet als de motor is afgezet.
Page 165 of 400

163
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Het verloop van de manoeuvres en de rijinstructies worden op het instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer altijd de directe omgeving van uw auto voordat u met een parkeermanoeuvre begint.
De assistentie is gedeactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven, geeft dit aan dat het sturen niet meer door het systeem wordt uitgevoerd: u moet het stuur zelf weer ter hand nemen.
De assistentie is geactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven in combinatie met een maximumsnelheid, geeft dit aan dat het sturen wordt overgenomen door het systeem: raak het stuur wiel niet aan.
De functie parkeerhulp is niet beschikbaar tijdens de meting van de beschikbare ruimte. Na deze meting waarschuwt de functie u tijdens de manoeuvre als uw auto een obstakel nadert: het geluidssignaal klinkt ononderbroken als de ruimte tussen de auto en het obstakel minder dan 30 cm bedraagt. Als u de functie parkeerhulp hebt gedeactiveerd, wordt deze automatisch weer geactiveerd bij de geassisteerde manoeuvres.
Als de Park Assist is ingeschakeld, is de dodehoekbewaking niet actief.
Page 166 of 400
164
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Werking
Hulp bij fi leparkeren
Druk op deze toets.
Selecteer " Park Assist " in het menu "Rijhulpsysteem" van het touchscreen om de functie te activeren.
Bij het fileparkeren herkent het systeem geen parkeervakken die aanzienlijk korter of langer zijn dan de auto.
of
Rijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer " Inparkeren " op het touchscreen.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde waar u wilt parkeren om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
Rijd langzaam en volg de instructies tot het systeem een vrij parkeervak vindt.
Zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden,
Page 167 of 400
165
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een melding verschijnt die u verzoekt de achteruitversnelling in te schakelen.
Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur wiel los en laat de auto rijden met een snelheid van maximaal 8 km/h.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig. Rijd niet sneller dan 8 km/h voor of achteruit en volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal. De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur weer overnemen.
Page 168 of 400

166
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Hulp bij uitparkeren na fi leparkeren
Druk bij stilstaande auto op deze toets.
Druk op " Uitparkeren " op het touchscreen.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde van de rijbaan. Schakel de achteruit- of vooruitversnelling in en laat het stuur wiel los.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig. Rijd niet sneller dan 5 km/h vooruit of achteruit en volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra beide voor wielen van de auto zich buiten het parkeervak bevinden. Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal. De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur weer overnemen.
Start als u vanuit een fileparkeervak wilt wegrijden eerst de motor.
of
Selecteer " Park Assist " in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen om de functie te activeren.