Page 153 of 400

151
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Waarschuwing bij kans op aanrijding en automatisch noodremsysteem
Waarschuwing bij kans op aanrijding
Het waarschuwingssysteem bij kans op
aanrijding kan door de bestuurder worden in- en uitgeschakeld. Op de secundaire pagina van het menu " Rijhulpsystemen ": Selecteer het menu " Configuratie auto ". Vink de regel " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen " aan en bevestig.
Dit systeem is ontworpen om de veiligheid tijdens het rijden te vergroten. Het is de taak van de bestuurder constant alert te zijn op de verkeerssituatie en de afstand en snelheid ten opzichte van andere voertuigen in te schatten. Het waarschuwingssysteem kans op aanrijding is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter te allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid moet nemen.
Dit systeem werkt vanaf 30 km/h en alleen bij detectie van een object dat in dezelfde richting als uw auto rijdt. Stilstaande objecten worden niet gedetecteerd. De radar van het systeem bevindt zich aan de voorzijde van de auto .
Dit systeem waarschuwt de bestuurder als er kans is op een aanrijding met de voorligger.
Page 154 of 400
152
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Op de secundaire pagina van het menu " Rijhulpsystemen ": Selecteer het menu " Configuratie auto ". Vink de regel " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen " aan.
Het moment dat de waarschuwing wordt geactiveerd, bepaalt de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een voorligger. U kunt kiezen uit een van de drie volgende
standen: - 1 :" Ver", wanneer u vroeg voor een voorligger wilt worden gewaarschuwd (rustige rijstijl). - 2 : "Normaal". - 3 : "Dichtbij", wanneer u later wilt worden gewaarschuwd (sportieve rijstijl).
Instellen van de activering van de waarschuwing
Druk op het vergrootglas.
Wijzig het moment dat de waarschuwing wordt geactiveerd en druk op " Afsluiten " om deze instelling op te slaan en het menu te verlaten. Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.
Page 155 of 400

153
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
De overgang naar een volgend waarschuwingsniveau vindt plaats als de rijsituatie ongewijzigd blijft (ongewijzigde snelheden, geen wisseling van rijstrook...)
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: waarschuwingsniveau 2 wordt direct weergegeven. Bovendien wordt waarschuwingsniveau 1 nooit weergegeven als de stand "Dichtbij" is ingesteld. Slechte weersomstandigheden (zware regenval, sneeuw die zich voor de radar heeft opgehoopt) kunnen de werking van het systeem in de weg staan. In dat geval wordt de waarschuwingsmelding " SYSTEEM NIET ACTIEF: Weinig zicht " weergegeven. De functie is weer beschikbaar als de melding verdwijnt.
Het waarschuwingssysteem "kans op aanrijding" is een hulpsysteem voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. moet blijven en verantwoordelijk is.
Waarschuwingen
Afhankelijk van de door het systeem gesignaleerde kans op een aanrijding en het geselecteerde moment van waarschuwen, zijn er meerdere niveaus voor de waarschuwing. Niveau 1 : alleen een visuele waarschuwing (oranje) die aangeeft dat u uw voorligger zeer dicht bent genaderd. De melding " Auto dichtbij " wordt weergegeven.
Niveau 2 : visuele waarschuwing (rood) met geluidssignaal, die u waarschuwt dat een aanrijding dreigt. De melding " Remmen! " wordt weergegeven.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en uw voorligger.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór een aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de richting van de auto, de snelheid van uw auto en die van uw voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen, enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Page 156 of 400

154
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Het automatisch noodremsysteem is een functie die beoogt de snelheid van een frontale aanrijding te verminderen of de aanrijding te voorkomen wanneer de bestuurder niet zelf ingrijpt, door gebruik te maken van een
detectiesysteem met radar en in te grijpen op het remsysteem van de auto.
Automatisch
noodremsysteem
Dit verklikkerlampje knippert als de auto "begint" te remmen, maar de auto zal nooit automatisch volledig worden stilgezet.
U zult het rempedaal krachtig moeten blijven intrappen totdat de auto volledig stilstaat.
Voorwaarden voor activering
Het automatisch noodremsysteem werkt alleen als aan de volgende voor waarden wordt voldaan: ● d r a a i e n d e m o t o r , ● geen storingen in het elektronisch stabiliteitsprogramma, ● wagensnelheid minimaal 20 km/h, ● motortoerental voldoende hoog,
● de auto maakt geen scherpe bocht.
Druk op het vergrootglas.
Wijzig het moment dat de waarschuwing wordt geactiveerd en vink de regel " Automatisch remmen " aan. Druk op " Afsluiten " om het gekozen moment op te slaan en het menu te verlaten. Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.
Als de functie "automatisch noodremsysteem" niet is geactiveerd, brandt dit
verklikkerlampje permanent. verklikkerlampje permanent.
Via de secundaire pagina van het menu "Rijhulpsysteem": Selecteer het menu " Configuratie auto ". Vink de regel " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen " aan.
Page 157 of 400
155
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Storing
In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van het verklikkerlampje Service in combinatie met een melding. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
De werking van de radar, die achter de voorbumper is gemonteerd, kan verstoord worden door bepaalde weersomstandigheden, die een opeenhoping van sneeuw, ijs, modder enz. veroorzaken. Reinig de voorbumper door de sneeuw of de modder te ver wijderen.
Page 158 of 400

156
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Dodehoekbewaking
Werking
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat voertuig bevindt, brandt dan permanent een lampje: - direct, wanneer u wordt ingehaald, - na circa een seconde, wanneer u langzaam een andere auto inhaalt.
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig in de dode hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.
Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden. Sensoren in de voor- en achterbumper controleren de dode hoek van de auto.
Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen. Het systeem dient als een hulp voor de bestuurder en kan alleen waarschuwen; de bestuurder blijft zelf te allen tijde verantwoordelijk voor een veilig weggedrag.
De functie kan worden geactiveerd via het menu "Rijhulpsysteem" van het touchscreen.
Druk op deze toets: het bijbehorende lampje gaat branden.
Page 159 of 400

157
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Indien een voertuig - een (motor)fiets, een auto of een vrachtwagen - zich in de dode hoek van de auto bevindt, zal er een waarschuwingslampje gaan branden in de linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van de situatie) onder de volgende voorwaarden: - alle voertuigen gaan dezelfde kant op, - de snelheid van uw auto ligt tussen 12 km/h en 140 km/h, - het snelheidsverschil met het andere voertuig is kleiner dan 10 km/h, - het verkeer stroomt vloeiend door, - de inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal, doordat het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek, - u rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht, - uw auto trekt geen aanhanger of caravan, enz.
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties: - voor stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),
- bij tegemoetkomende voertuigen, - bij rijden over bochtige wegen of in zeer scherpe bochten,
- bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus...) die én in de dode hoek achter wordt gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de bestuurder bevindt, - bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object, - bij snelle inhaalmanoeuvres.
Page 160 of 400

158
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Om deze functie uit te schakelen drukt u nog een keer op deze toets: het lampje van de toets en het bijbehorende verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaan uit.
Bij een storing in het systeem gaat dit verklikkerlampje enkele seconden knipperen; vervolgens gaat het uit.
Storing
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De dodehoekbewaking wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het PEUGEOT-netwerk gehomologeeerde trekhaak.
Bij slechte weersomstandigheden (zware regen, hagel enz.) kan het systeem tijdelijk minder nauwkeurig werken. Vooral het rijden op een nat wegdek of van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek worden aangezien voor een voertuig). Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet met modder, sneeuw of ijs bedekt zijn. Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte onder de buitenspiegels waar de waarschuwingslampjes zitten, omdat de de dodehoekbewaking dan mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook voor de detectiezones op de voor- en achterbumper.
Bij het afzetten van het contact wordt de status van het systeem opgeslagen.
Wassen met hogedrukspuit Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de sensoren.