
.
.
Inhoud
308_nl_Chap00a_sommaire_ed02-2013
Visuele index
Instrumentenpaneel 12
Verklikkerlampjes 13
Meters 26
Regelknoppen 30
Boordcomputer 32
Touchscreen 36
Datum en tijd instellen 42
Sleutel met afstandsbediening 46
"Keyless entry and start" met afstandsbediening 53
"Keyless entry and start" met de elektronische sleutel op zak 55
Achterklep 58
Alarm 65
Elektrisch bedienbare ruiten 69
Panoramadak 71
Brandstoftank 72
Tankbeveiliging diesel 73
Stuurwielverstelling 75
Voor stoelen 76
Achterbank (Berline) 81
Achterbank (SW) 82
Indeling interieur 84
Middenarmsteun vóór 86
Indeling van de bagageruimte (Berline) 90
Indeling van de bagageruimte (SW) 91
Verwarming en ventilatie 95
Verwarming 97
Handbediende airconditioning 97
Handbediende airconditioning (Touchscreen) 99
Automatische airconditioning met gescheiden regeling (Touchscreen) 101
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten 106
Ontwaseming - Ontdooiing achterruit 107
Starten - afzetten van de motor 108
Handbediende parkeerrem 113
Elektrische parkeerrem 114
Hill holder 121
Handgeschakelde 5-versnellingsbak 122
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 122
Opschakelindicator 123
Automatische transmissie 124
Dynamische functie 128
Stop & Start 129
Snelheidsbegrenzer 133
Snelheidsregelaar 136
Actieve snelheidsregelaar 139
Weergave van de afstand in tijd tot de voorligger 147
Waarschuwing bij kans op aanrijding, automatisch noodremsysteem 151
Dodehoekbewaking 156
Parkeerhulp 159
Achteruitrijcamera 161
Park Assist 162
Eco-rijden
Controle tijdens het rijden Toegang tot de auto
Comfort Rijden

4
Visuele index
308_nl_Chap00b_aide visuelle_ed02-2013
Exterieur
Ruitenwissers 181-184 Ruitenwisserbladen vervangen 184, 256
Keyless entry and start-afstandsbediening 53 -57, 61- 63 Sleutel met afstandsbediening 46-52, 63 Starten 108 -112
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC) 193 -195 Sneeuwkettingen 234 Bandenspanning 221, 233, 287 Bandenspanningscontrolesysteem 189-192 Wiel verwisselen 227-233 - gereedschap - demonteren/monteren Noodremsysteem, automatisch 151-155
Ve r l i c ht i n g 173 -179 Dagrijverlichting (leds) 177 Koplampverstelling 180 Lampen vervangen 235-239 - koplampen - mistlampen vóór - zijknipperlichten
Ruitbediening, blokkering 69-70
Keyless entry and start 53 -57 Portieren 47- 49, 51 - openen/sluiten - centrale vergrendeling - noodbediening Alarmsysteem 65 - 68
Brandstoftank, tankbeveiliging 72-73
Panoramadak 71 Allesdragers, fietsendrager 262-263 Accessoires 264-265
Bagageruimte 58-60 - openen/sluiten - noodbediening Bandenreparatieset 221-226 Gevarendriehoek 94
Parkeerhulp 159 -160 Achteruitrijcamera 161 Trekhaak 260 -261 Slepen 257-258 Park Assist 162-169
Lampen vervangen 240-244 - achterlichten - derde remlicht - kentekenplaatverlichting - mistachterlicht
B u i te n s p i e g e l s 170 -171, 179 Dodehoekbewaking 15 6 -15 8

7
.Visuele index
308_nl_Chap00b_aide visuelle_ed02-2013
Cockpit
Plafonnier 185 Sfeerverlichting, beenruimte 186 Binnenspiegel 170 Peugeot Connect SOS, Peugeot Connect Assistance 188, 290
USB-aansluiting/Jack-aansluiting 87, 310, 374 / 314, 376
Handgeschakelde vijf-/zesversnellingsbak 122 Opschakelindicator 123 Automatische transmissie 124-127 Dynamische functie 128 Stop & Start-systeem 129 -131 Hill Holder 121
Zekeringen dashboard 245-248
Ver warming, ventilatie 95 -98 Handbediende airconditioning 97-98 Handbediende airconditioning (Touchscreen) 99 -100 Automatische airconditioning met gescheiden regeling (Touchscreen) 101-104 Luchtrecirculatie 105 Ontwasemen/ontdooien voor 106 Ontwasemen/ontdooien achterruit 107
Handrem 113 Elektrische parkeerrem 114-120
Touchscreen 36 - 41, 293 -364
Datum en tijd instellen 42- 45
Motorkapontgrendeling 267
Peugeot Connect Sound 365 -386

128
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Dynamische functie
In de stand Sport (bij uitvoeringen met automatische transmissie) beïnvloedt deze functie: - de visuele sfeer met een specifieke achtergrondverlichting van het instrumentenpaneel, - het motorgeluid, - de stuurbekrachtiging, - de acceleratie, - de automatische transmissie, - de informatie voor de bestuurder over dynamische parameters, op het instrumentenpaneel.
Deze functie is uitsluitend beschikbaar als de Park Assist en de stand Sneeuw van de automatische transmissie niet zijn geselecteerd. Als de Park Assist wordt ingeschakeld, wordt deze functie automatisch uitgeschakeld.
Inschakelen
Druk op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende gegevens van de dynamische parameters op het instrumentenpaneel weer te geven.
Deze telemetrische gegevens (versnelling in lengte- en dwarsrichting, geleverd vermogen, vuldruk, ...) dienen uitsluitend ter informatie.
Houd de knop ingedrukt tot de achtergrondverlichting van het instrumentenpaneel verandert. Het lampje van de toets blijft branden.
Weergave
Druk herhaaldelijk op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om naar een volgend scherm te gaan.
Als het lampje knippert, kan de functie niet worden ingeschakeld (bijvoorbeeld als de Park Assist of de stand Sneeuw is geselecteerd) en gaat de achtergrondverlichting weer over naar de normale modus. Als het lampje langdurig blijft knipperen, neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

162
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren. Het systeem bedient de stuurinrichting ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde versnellingsbak) bedient. Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij erop kan toezien dat de manoeuvres veilig worden uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.
Tijdens de manoeuvres draait het stuur wiel snel rond: houd daarom het stuur wiel niet tegen, steek niet uw handen tussen de spaken en zorg dat ook uw kleding, uw sjaal, een handtas en dergelijke niet tussen de spaken terechtkomen. U zou hierdoor letsel kunnen oplopen.
Als de Park Assist is geactiveerd, gaat het Stop & Start-systeem niet over op de STOP-stand. In de STOP-stand wordt bij het activeren van de Park Assist de motor weer gestart. Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. De bestuurder moet ervoor zorgen dat de auto tijdens de gehele manoeuvre onder controle blijft en geen obstakels kan raken. Onder bepaalde omstandigheden detecteren de sensoren mogelijk geen kleine obstakels die zich in hun dode hoeken bevinden.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.
De Park Assist assisteert u bij de volgende parkeermanoeuvres:
- fileparkeren
- uitparkeren na fileparkeren
- haaks inparkeren
De Park Assist kan maximaal 4 parkeercycli achter elkaar uitvoeren. Na deze 4 cycli wordt de functie gedeactiveerd. Als u vindt dat uw auto op dat moment niet goed geparkeerd staat, moet u zelf het stuur weer ter hand nemen om de manoeuvre te voltooien. De functie Park Assist werkt niet als de motor is afgezet.

163
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Het verloop van de manoeuvres en de rijinstructies worden op het instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer altijd de directe omgeving van uw auto voordat u met een parkeermanoeuvre begint.
De assistentie is gedeactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven, geeft dit aan dat het sturen niet meer door het systeem wordt uitgevoerd: u moet het stuur zelf weer ter hand nemen.
De assistentie is geactiveerd: als dit pictogram wordt weergegeven in combinatie met een maximumsnelheid, geeft dit aan dat het sturen wordt overgenomen door het systeem: raak het stuur wiel niet aan.
De functie parkeerhulp is niet beschikbaar tijdens de meting van de beschikbare ruimte. Na deze meting waarschuwt de functie u tijdens de manoeuvre als uw auto een obstakel nadert: het geluidssignaal klinkt ononderbroken als de ruimte tussen de auto en het obstakel minder dan 30 cm bedraagt. Als u de functie parkeerhulp hebt gedeactiveerd, wordt deze automatisch weer geactiveerd bij de geassisteerde manoeuvres.
Als de Park Assist is ingeschakeld, is de dodehoekbewaking niet actief.

164
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Werking
Hulp bij fi leparkeren
Druk op deze toets.
Selecteer " Park Assist " in het menu "Rijhulpsysteem" van het touchscreen om de functie te activeren.
Bij het fileparkeren herkent het systeem geen parkeervakken die aanzienlijk korter of langer zijn dan de auto.
of
Rijd niet sneller dan 20 km/h en selecteer " Inparkeren " op het touchscreen.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de zijde waar u wilt parkeren om de meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.
Rijd langzaam en volg de instructies tot het systeem een vrij parkeervak vindt.
Zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden,

165
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een melding verschijnt die u verzoekt de achteruitversnelling in te schakelen.
Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur wiel los en laat de auto rijden met een snelheid van maximaal 8 km/h.
De geassisteerde parkeermanoeuvre is bezig. Rijd niet sneller dan 8 km/h voor of achteruit en volg de waarschuwingen van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het verklikkerlampje van de functie op het instrumentenpaneel uit en wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal. De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het stuur weer overnemen.