Page 145 of 400
143
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
In de volgende tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
PictogramWeergave op het instrumentenpaneelBijbehorende meldingToelichting
Geen voertuig gesignaleerd:
het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Signalering van een voertuig binnen het bereik van de radar: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Page 146 of 400

144
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Als de actieve snelheidsregelaar automatisch wordt onderbroken, kan deze pas weer worden geactiveerd als weer aan alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. De melding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" wordt weergegeven zolang het niet mogelijk is om de actieve snelheidsregelaar weer te activeren. Als het activeren weer mogelijk is, is het raadzaam de functie te activeren door de toets (SET+) of (SET-) in te drukken waarbij uw actuele snelheid als nieuwe ingestelde snelheid wordt opgeslagen. Het indrukken van de toets (inschakelen/pauze) om de functie te activeren met de laatste ingestelde snelheid is ook mogelijk, maar daarbij kan deze snelheid sterk afwijken van uw actuele snelheid.
PictogramWeergave op het instrumentenpaneelBijbehorende meldingToelichting
"AANGEPASTE SNELHEID" Signalering van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waarvan de snelheid lager ligt dan de ingestelde snelheid. Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30 km/h) en houdt de wagensnelheid gelijk aan die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te bewaren. Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke wagensnelheid hoger zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".
"Snelheidsregelaar op pauze". Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook, snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken. Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.
Page 147 of 400

145
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid en de snelheid van de voorligger groter is dan 30 km/h, werkt het systeem niet. De werking van het systeem wordt in dat geval onderbroken als de afstand met de voorligger
te klein wordt. De actieve snelheidsregelaar vermindert de wagensnelheid uitsluitend door af te remmen op de motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van het gaspedaal. De werking van het systeem wordt automatisch onderbroken: - als de voorligger te sterk of te plotseling afremt en u zelf niet remt, - als een voertuig invoegt tussen uw auto en uw voorligger, - als het systeem de snelheid niet voldoende kan verminderen om een veilige afstand te bewaren, zoals in een steile afdaling.
Beperkingen van de
werking
Omdat het gezichtsveld van de radar relatief smal is, is het mogelijk dat het systeem het volgende niet detecteert:
De snelheidsregelaar houdt geen rekening met: - stilstaande voertuigen, - tegemoetkomende voertuigen.
- smalle voertuigen, bijvoorbeeld motorfietsen,
- voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden,
- voertuigen die een bocht in rijden, - voertuigen die plotseling van rijstrook wisselen.
Page 148 of 400

146
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
In het geval van een storing van de actieve snelheidsregelaar wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal en de weergave van de melding "Storing functies hulp bij het rijden". Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de actieve snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken. Gebruik de actieve snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of niet kan worden vastgehouden.
Storing
De werking van de radar, die achter de voorbumper is gemonteerd, kan verstoord worden door bepaalde weersomstandigheden, die een opeenhoping van sneeuw, ijs, modder enz. veroorzaken. Reinig de voorbumper door de sneeuw of de modder te ver wijderen.
Matten die niet door PEUGEOT zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de actieve snelheidsregelaar. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 149 of 400

147
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Weergave van de afstand in tijd tot de voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde van de auto helpt dit systeem de bestuurder bij het bewaren van een veilige afstand tot de voorligger door de afstand in tijd tot de voorligger weer te geven op het instrumentenpaneel. Dit betreft het tijdsinterval, uitgedrukt in seconden, tussen twee voertuigen die achter elkaar rijden. Aanbevolen wordt een afstand van ongeveer 2 seconden te bewaren: raadpleeg de verkeersregels van uw land.
Activeren/deactiveren
Druk op deze toets, het lampje gaat branden.
De weergegeven afstand dient alleen ter informatie: het systeem grijpt op geen enkele wijze in. Deze functie is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter te allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid moet nemen. De functie is niet bedoeld voor gebruik in stadsverkeer of voor een sportieve rijstijl (snelle bochten, krachtig
accelereren en remmen...), maar alleen voor constante rijomstandigheden.
De functie werkt bij een snelheid van 70 tot 150 km/h. Stilstaande voertuigen en bepaalde objecten (bijvoorbeeld fietsen) worden niet gedetecteerd. De waarde van de afstand in tijd tot de voorligger die de functie kan weergeven, ligt tussen 3 en 0,5 seconden. Als de afstand korter wordt dan 0,5 seconden, blijft deze waarde weergegeven worden, zelfs als de werkelijke afstand korter is.
Bij het activeren van de actieve snelheidsregelaar wordt de functie automatisch gedeactiveerd.
De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten van de motor.
U kunt de functie activeren via het menu " Rijhulpsystemen ", bij draaiende motor.
Page 150 of 400
148
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Zodra de functie is geactiveerd en de wagensnelheid aan de voor waarden voldoet, verschijnt een pictogram op het instrumentenpaneel:
Weergaves
PictogramBijbehorende meldingToelichting
Geen voertuig gesignaleerd door de radar.
Er wordt een voertuig gedetecteerd, maar de afstand tot dit voertuig is groter dan 3 seconden. Er wordt geen waarde weergegeven.
Er wordt een voertuig gedetecteerd. De afstand tot dit voertuig is 3 seconden of kleiner. De laagste waarde die kan worden weergegeven is 0,5 seconden, ook al is de afstand in tijd tot de voorligger in werkelijkheid kleiner.
Page 151 of 400
149
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
PictogramBijbehorende meldingToelichting
"SYSTEEM UITGESCHAKELD: Snelheid ongeschikt"
Als de snelheid van uw auto buiten het werkingsbereik ligt. Als de snelheid niet geschikt is, wordt een melding weergegeven zolang de snelheid niet aan de voor waarden voldoet (ongeveer lager dan 70 km/h of hoger dan 150 km/h. Bij het verminderen van snelheid wordt de functie echter uitgeschakeld zodra de snelheid lager is dan 45 km/h).
" Systeem gedeactiveerd " Dit wordt als de functie wordt uitgeschakeld weergegeven in de weergavemodus "RIJDEN".
SYSTEEM UITGESCHAKELD: Verminderd zicht Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als de sensor het voertuig vóór u niet goed waarneemt (slechte weersomstandigheden, sensor slecht afgesteld, ... ).
Page 152 of 400

150
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Onder bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat de gevolgde auto niet kan worden gedetecteerd, bijvoorbeeld: - als u in een bocht rijdt, - als u van rijstrook wisselt, - als de voorligger zich buiten het bereik van de sensor bevindt (maximaal bereik: ongeveer 100 m),
Beperkingen van de
werking
In het geval van een storing in het systeem wordt dit pictogram weergegeven in combinatie met een melding.
Storing
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als u het systeem na een reparatie voor het eerst gebruikt, kan een melding worden weergegeven die aangeeft dat het systeem bezig is met resetten. De functie is dan niet beschikbaar. Zodra deze melding is verdwenen, is het systeem weer klaar voor gebruik. Als de melding niet verdwijnt, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De werking van de radar, die achter de voorbumper is gemonteerd, kan verstoord worden door bepaalde weersomstandigheden, die een opeenhoping van sneeuw, ijs, modder enz. veroorzaken. Reinig de voorbumper door de sneeuw of de modder te ver wijderen.