Page 121 of 400

119
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Storingen
De verschillende mogelijke storingen zijn in onderstaande tabel beschreven. Raadpleeg bij een storing in de elektrische parkeerrem zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
SituatiesGevolgen
Weergave van de melding " Storing parkeerrem " en branden van het volgende verklikkerlampje: - Automatisch vrijzetten niet mogelijk. - Als u de parkeerrem automatisch probeert vrij te zetten, wordt, als de parkeerrem is aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem " en branden van de volgende verklikkerlampjes: - De noodremfunctie werkt niet optimaal. - Als het automatisch vrijzetten niet mogelijk is, wordt, als de parkeerrem is aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem " en branden van de volgende verklikkerlampjes: - Automatisch aantrekken niet mogelijk: gebruik de hendel. - De elektrische parkeerrem kan alleen handmatig worden bediend. - Als ook het automatisch vrijzetten niet mogelijk is, wordt, als de parkeerrem is aangetrokken, tijdens het wegrijden een melding weergegeven. Deze melding geeft aan dat u de parkeerrem handmatig moet vrijzetten.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem " en branden van de volgende verklikkerlampjes: - Als het handmatig aantrekken en vrijzetten niet mogelijk is, is de hendel defect. - De automatische functies moeten onder alle omstandigheden worden gebruikt: ze worden automatisch geactiveerd bij een storing in de hendel. - U kunt de auto niet meer met de parkeerrem op zijn plaats houden ter wijl de motor draait.
Page 122 of 400

120
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
SituatiesGevolgen
Weergave van de melding " Storing parkeerrem " en branden van de volgende verklikkerlampjes: De parkeerrem is defect; de handmatige en elektrische bediening werken mogelijk niet meer. Om bij stilstand de auto op zijn plaats te houden: - Trek aan de hendel en houd deze ongeveer 7 tot 15 seconden aangetrokken tot het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden. Als deze procedure niet werkt, moet u op de volgende wijze voorkomen dat de auto kan wegrollen: - Parkeer de auto op een vlakke ondergrond. - Schakel een versnelling in. - Plaats indien mogelijk een wielblok. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Weergave van de melding " Storing parkeerrem " en branden van de volgende verklikkerlampjes: - De parkeerrem werkt niet optimaal; de auto kan niet onder alle omstandigheden door de parkeerrem tegen wegrollen worden beveiligd. U moet voorkomen dat uw auto kan wegrollen: - Parkeer de auto op een vlakke ondergrond. - Schakel een versnelling in. - Plaats indien mogelijk een wielblok. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als de verklikkerlampjes P na het wegrijden knipperen, is de parkeerrem niet goed vrijgezet. Zet de auto stil zodra dit mogelijk is en probeer de parkeerrem met de hendel volledig vrij te zetten. Trap daarbij het rempedaal in.
Weergave van de melding " Storing accu " en branden van het volgende verklikkerlampje: - Het laadniveau van de accu is te laag, zet de auto op een veilige wijze stil. - Als de accu volledig ontladen is, kan de parkeerrem niet meer bediend worden:
neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de parkeerrem vrij te zetten.
Page 123 of 400

121
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Hill holder
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Afhankelijk van de uitvoering van uw auto is dit systeem niet leverbaar of standaard. Het systeem is alleen actief: - als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt, - als aan bepaalde hellingcondities is voldaan, - als het bestuurdersportier is gesloten. De hill holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat: - als bij de handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling of de neutraalstand is ingeschakeld.
- als bij de automatische transmissie de stand D of M is geselecteerd,
Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de hill holder gaan deze verklikkerlampjes branden en wordt een melding weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de hill holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijl de motor draait, trek de parkeerrem dan handmatig aan en controleer of het verklikkerlampje van de parkeerrem en het lampje P op de hendel (elektrische parkeerrem) permanent branden.
Page 124 of 400

122
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken: - zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand, - trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5 e of de
6 e versnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken: - zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand, - trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de neutraalstand. Beweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren.
Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5 e of de 6 e
versnelling in te schakelen.
Als u dit niet doet, kan de versnellingsbak onherstelbaar beschadigd raken (door per ongeluk inschakelen van de 3 e of 4 e versnelling).
Page 125 of 400

123
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Opschakelindicator
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem. De functie kan niet worden uitgeschakeld.
- U rijdt in de derde versnelling.
Voorbeeld:
- U trapt het gaspedaal in.
- Het systeem kan u adviseren een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel weergegeven. Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan behalve de pijl ook het nummer van de aanbevolen versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies aan de rijomstandigheden (helling, belading van de auto, ...) en de rijstijl van de bestuurder (veel vermogen nodig, accelereren, remmen, ...) aan. Het systeem zal u nooit adviseren om: - de eerste versnelling in te schakelen, - de achteruitversnelling in te schakelen, - terug te schakelen.
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Werking
Page 126 of 400

124
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met 6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch schakelen, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, of voor handmatig schakelen. Deze transmissie heeft dus vier gebruiksmogelijkheden: - automatisch schakelen : het schakelen wordt elektronisch aangestuurd, - programma Sport : dit schakelprogramma maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk, - programma Sneeuw : dit schakelprogramma vereenvoudigt het rijden op een ondergrond met weinig grip, - handmatig schakelen : deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.
Selectiehendel
1. Toets programma "S" (Spor t) .
2. Toets programma " " (Sneeuw) .
Schakelpatroon
P. Parkeerstand. - Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken parkeerrem. - Starten van de motor. R. Achteruitversnelling. - Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental. N. Neutraalstand. - Stilzetten van de auto, met aangetrokken parkeerrem. - Starten van de motor. D. Automatische werking.
M.+ / - Zelf schakelen Sequentieel schakelen tussen de zes versnellingen. Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om op te schakelen. of
Beweeg de selectiehendel kort naar voren om terug te schakelen.
Flippers aan de stuurkolom
+. Beweeg de flipper rechts naar u toe om op te schakelen .
-. Beweeg de flipper links naar u toe om terug te schakelen .
Met de flippers is het niet mogelijk de neutraalstand en de achteruitversnelling in te schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.
Page 127 of 400

125
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel. P. Parking (parkeerstand) R . Reverse (achteruitversnelling)
N. Neutral (neutraalstand) D. Drive (automatisch schakelen) S. Programma Sport . Programma Sneeuw1 t /m 6. Ingeschakelde versnelling bij handmatig schakelen -. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen
Weergave op het
instrumentenpaneel
Wegrijden
Trap het rempedaal in en selecteer de stand P of N . Start de motor. Als niet aan de bovenstaande voor waarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het instrumentenpaneel. Trap bij draaiende motor het rempedaal in. Zet de parkeerrem vrij als deze niet in de automatische stand staat. Selecteer de stand R , D of M , Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R , D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter. Trek de parkeerrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Page 128 of 400

126
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Automatisch
schakelprogramma
Selecteer de stand D om automatischte laten schakelen tussen de zes versnellingen. De versnellingsbak werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental bereikt. Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden. Sport "S"
Druk op de toets "S" als de motor is gestart. Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S .
Sneeuw " "
Druk op de toets " " als de motor is gestart. De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding .
Terugkeren naar het automatische programma
Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen door opnieuw op de desbetreffende toets ( S of " ") te drukken.
Kruipfunctie
(rijden zonder gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...). Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de auto zich langzaam in beweging zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het gaspedaal bedient). Uit veiligheidsover wegingen wordt deze functie alleen geactiveerd als u het rempedaal intrapt tijdens het inschakelen van de stand D , de stand M of de stand R . Deze functie wordt uitgeschakeld zodra het bestuurdersportier wordt geopend. Sluit om de functie weer in te schakelen het portier en trap het rempedaal of gaspedaal in.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen alleen in de auto achter.
Als uw auto is uitgerust met de "Dynamische functie", raadpleeg dan de rubriek waarin de stand Sport wordt beschreven.