Page 185 of 420

BESCHRIJVINGEN
INSTRUMENTENGROEP
1. Toerenteller
Geeft het toerental weer in omwentelingen per
minuut (omw. x 1000).
2. Waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordelsDit lampje gaat ter controle vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in de
stand ON/RUN hebt gezet. Als tijdens
deze gloeilampcontrole de veiligheidsgordel
voor de bestuurder niet is vastgegespt, hoort u
een geluidssignaal. Als de veligheidsgordel van
de bestuurder of de voorpassagier ook na de
gloeilampcontrole of tijdens het rijden nog is
losgegespt, gaat het controlelampje voor de
veiligheidsgordels knipperen of continu bran-
den. Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssys-
temen voor inzittenden" in het hoofdstuk"Uw
auto" voor informatie hierover. 3.
Controlelampje antiblokkeersysteem (ABS)
Dit lampje is een indicator van het
ABS-systeem. Het lampje gaat
branden wanneer u de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN
zet en kan daarna nog vier secon-
den blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functioneert
en dat onderhoud noodzakelijk is. Het conven-
tionele remsysteem zal echter normaal functio-
neren, zolang het waarschuwingslampje voor
het remsysteem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het
remsysteem zo spoedig mogelijk laten contro-
leren om de werking van het ABS-systeem te
herstellen. Wanneer het ABS-lampje niet gaat
branden als de contactschakelaar in de stand
ON/RUN wordt gezet, moet het lampje worden
gecontroleerd door een erkende dealer. 4. Controlelampje grootlichtGeeft aan dat grootlicht is ingeschakeld.
5. Indicatielampje mistlampen vóór — in-
dien aanwezig
Dit lampje gaat branden wanneer de
mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
6. Selecteerbare EVIC-informatie
Dit deel van de instrumentengroep geeft selec-
teerbare informatie weer, zoals een kompas, de
buitentemperatuur, enz. Voor meer informatie,
raadpleeg de paragraaf "Elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC) — Indien aanwezig "
in uw gebruikershandleiding.
7. Controlelampje richtingaanwijzer
De pijltjes knipperen gelijktijdig met de
richtingaanwijzers aan de buitenzijde
van het voertuig nadat u de richting-
aanwijzerhendel hebt bediend. Er klinkt een
geluidssignaal en er wordt een melding weer-
gegeven op het EVIC als de richtingaanwijzer
langer dan 1,6 km (1 mijl) ingeschakeld blijft.
181
Page 186 of 420

OPMERKING:
Wanneer een van de controlelampjes snel
knippert, controleer dan aan de buitenzijde
van de auto of een lamp defect is.
8. Snelheidsmeter
Geeft de voertuigsnelheid aan.
9. Selecteerbare EVIC-informatie
Dit deel van de instrumentengroep geeft selec-
teerbare informatie weer, zoals een kompas, de
buitentemperatuur, enz. Voor meer informatie,
raadpleeg de paragraaf"Elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC) — Indien aanwezig "
in uw gebruikershandleiding.
10. Storingslampje
Het storingslampje maakt deel uit van
het boorddiagnosesysteem (OBD III)
dat de regeling van de motor en de
automatische versnellingsbak contro-
leert. Het lampje gaat branden als de contact-
schakelaar in de stand ON/RUN wordt gezet, voordat de motor start. Als het lampje niet gaat
branden wanneer u de contactschakelaar van
OFF naar ON/RUN draait, laat uw auto dan
direct controleren op storingen.
Door sommige oorzaken, slechte brandstof-
kwaliteit, enz., kan het lampje gaan branden
nadat de motor is gestart. Als het lampje blijft
branden tijdens enkele normale ritten, is onder-
houd van uw auto noodzakelijk. In de meeste
gevallen kan dan normaal met de auto worden
gereden en is slepen niet noodzakelijk.
LET OP!
Als u lange tijd blijft rijden met een brandend
storingslampje, kan het motorregelsysteem
beschadigd raken. Het kan ook van invloed
zijn op het brandstofverbruik en het rijge-
drag. Als het lampje knippert, zal de kataly-
sator vrij snel ernstig defect raken en zal het
motorvermogen afnemen. Raadpleeg dan
onmiddellijk uw dealer.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zoals
hierboven beschreven, kan warmer worden
dan een katalysator die wel goed werkt.
Hierdoor kan brand ontstaan als u langzaam
rijdt of de auto op brandbaar materiaal par-
keert, zoals droge planten, hout, karton enz.
Dit ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben voor de bestuurder, de passagiers of
anderen.
11. Storingslampje van elektronische hand-
rem — indien aanwezig Dit lampje geeft aan dat het sys-
teem van de elektronische hand-
rem onderhoud nodig heeft.
12. Lampje van motortemperatuur Dit lampje waarschuwt voor een over-
verhitte motor. Als de temperatuur
stijgt en de meter dichter bij Hkomt,
gaat dit lampje branden en klinkt er een geluids-
182
Page 187 of 420

signaal als de ingestelde grenswaarde wordt
bereikt. Als de oververhitting blijft toenemen, en
de naald van de temperatuurmeter de waardeH
passeert, klinkt er een aanhoudend geluidssig-
naal tot de motor kan afkoelen.
Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat
branden, zet dan de auto veilig stil aan de kant
van de weg. Als de airco is ingeschakeld,
schakel deze dan uit. Zet de versnellingsbak in
de stand NEUTRAL en laat de motor stationair
draaien. Als de meternaald niet terugkeert naar
normaal, zet de motor dan onmiddellijk uit en
bel voor hulp. Voor meer informatie, raadpleeg
de paragraaf "Oververhitting van de motor" in
het hoofdstuk "Wat doen in geval van nood" in
uw gebruikershandleiding.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koelsys-
teem, kan schade aan de auto ontstaan.
Wanneer de temperatuurmeter in de "H"-
zone staat, zet dan de auto veilig stil aan de
kant van de weg. Laat de auto met uitge-
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
schakelde airco stationair draaien tot de me-
ternaald weer in het normale bereik staat. Als
de meternaald op "H"blijft staan en u onon-
derbroken geluidssignalen hoort, zet de mo-
tor dan direct af en neem contact op met een
erkende dealer voor service.
WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaarlijk. Hete
koelvloeistof en stoom uit de radiateur kun-
nen ernstige brandwonden veroorzaken. Bel
een erkende dealer voor service wanneer de
motor van uw auto oververhit is. Als u besluit
zelf onder de motorkap te kijken, raadpleeg
dan het hoofdstuk "Onderhoud van uw auto".
Volg de waarschuwingen in het hoofdstuk
"Vuldop van het koelsysteem". 13. Waarschuwingslampje voor het remsys-
teem
Dit lampje geeft verschillende functies
van het remsysteem aan, zoals het
remvloeistofpeil en het aantrekken van
de handrem. Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem gaat branden, is het mogelijk
dat de handrem is aangetrokken, het vloeistof-
peil in het remvloeistofreservoir te laag is of dat
zich een probleem voordoet in het reservoir van
het ABS-systeem.
Als het lampje blijft branden wanneer de hand-
rem niet is aangetrokken en het remvloeistofpeil
in het reservoir van de hoofdremcilinder zich ter
hoogte van het Full-merkteken bevindt, kan er
sprake zijn van een storing in het hydraulische
remcircuit of is er een probleem met de rembe-
krachtiging gedetecteerd door het ABS-
systeem / elektronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP). In dat geval blijft het lampje branden tot
de oorzaak is verholpen. Als het probleem
verband houdt met de rembekrachtiging, zal de
ABS-pomp actief zijn tijdens het remmen en
voelt u mogelijk een trilling in het rempedaal.
183
Page 188 of 420

De dubbel uitgevoerde remcircuits zorgen voor
reserve-remvermogen als ergens een storing
optreedt in het hydraulisch systeem. Als er in
één helft van het dubbele remsysteem sprake is
van lekkage, geeft het waarschuwingslampje
voor het remsysteem dit aan; het lampje gaat
branden wanneer het remvloeistofpeil in de
hoofdcilinder is gedaald tot onder een bepaald
niveau.
Het lampje blijft branden tot de oorzaak is
verholpen.
OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van een
scherpe bocht even knipperen, doordat dan
het vloeistofpeil verandert. Breng de auto
naar de dealer voor onderhoud en laat het
remvloeistofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem wordt
aangegeven, laat de auto dan onmiddellijk re-
pareren.WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode waarschu-
wingslampje voor het remsysteem brandt, is
gevaarlijk. Een deel van het remsysteem is
mogelijk defect. De remweg wordt dan lan-
ger. U kunt een aanrijding veroorzaken. Laat
de auto onmiddellijk controleren.
Auto’s die met een ABS-systeem zijn uitgerust,
beschikken ook over elektronische remkracht-
verdeling (EBD). Bij een storing van EBD, gaat
het waarschuwingslampje voor het remsysteem
branden, samen met het ABS-lampje. Het ABS-
systeem moet dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd.
U kunt de werking van het waarschuwings-
lampje voor het remsysteem controleren door
de contactschakelaar van de stand OFF in de
stand ON/RUN te zetten. Het lampje moet dan
gedurende ongeveer twee seconden branden.
Het lampje moet vervolgens doven, tenzij de
handrem is aangetrokken of een storing van het
remsysteem is gedetecteerd. Als het lampje niet gaat branden, moet u het lampje door een
erkende dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de handrem
wordt aangetrokken wanneer de contactscha-
kelaar in de stand ON/RUN staat.
OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat de hand-
rem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe
krachtig de handrem is aangetrokken.
14. Brandstofmeter/
brandstofvulklepindicatie
Het symbool van de brandstofpomp wijst naar
de zijde van het voertuig waar de brandstoftank
is aangebracht. Wanneer de contactschakelaar
in de stand ON/RUN staat, toont de meternaald
het brandstofpeil in de tank.
15. Bandenspanningslampje
Alle banden, ook de reserveband
(indien aanwezig) moeten elke
maand worden gecontroleerd wan-
neer ze koud zijn en opgepompt tot
de bandenspanning die door de
fabrikant wordt aanbevolen op de bandenspan-
184
Page 189 of 420

ningssticker. (Als uw voertuig banden heeft met
een andere maat dan wordt aangegeven op de
bandenspanningssticker, moet u de juiste ban-
denspanning voor die banden achterhalen.)
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto uit-
gerust met een bandenspanningscontrolesys-
teem, dat ervoor zorgt dat het bandenspan-
ningslampje gaat branden wanneer de
spanning van een of meer banden veel te laag
is. Als het bandenspanningslampje gaat bran-
den, moet u zo snel mogelijk stoppen en uw
banden controleren en deze tot de juiste ban-
denspanning oppompen. Als u met een veel te
lage bandenspanning rijdt, raakt de band over-
verhit en kan de band defect raken. Een te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstof-
verbruik, vermindert de levensduur van de band
en kan het rij- en remgedrag van de auto
nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is geen
vervanging voor juist onderhoud van uw ban-
den. Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de juiste bandenspanning te
handhaven, zelfs wanneer de bandenspanning
nog niet het lage niveau heeft bereikt waarbij
het bandenspanningslampje gaat branden.Uw voertuig is ook uitgerust met een controle-
lampje voor storingen van het bandenspan-
ningscontrolesysteem, dat gaat branden wan-
neer het systeem niet goed werkt. Het
controlelampje voor storingen van het banden-
spanningscontrolesysteem werkt in combinatie
met het bandenspanningslampje. Als het sys-
teem een storing detecteert, knippert het lampje
gedurende ongeveer één minuut, waarna het
continu gaat branden. Zolang er sprake van een
storing is, wordt deze reeks telkens herhaald
wanneer de auto wordt gestart. Als het storings-
lampje brandt, is het mogelijk dat lage banden-
spanning niet wordt gedetecteerd of gemeld.
Storingen van het bandenspanningscontrole-
systeem kunnen optreden om verschillende re-
denen, waaronder de installatie van vervan-
gende of alternatieve banden of wielen.
Controleer altijd het controlelampje voor storin-
gen van het bandenspanningscontrolesysteem
nadat een of meer banden of wielen van het
voertuig zijn vervangen om er zeker van te zijn
dat de vervangende of alternatieve banden en
wielen de juiste werking van het bandenspan-
ningscontrolesysteem niet verhinderen.LET OP!
Het bandenspanningscontrolesysteem is geop-
timaliseerd voor de originele banden en wielen.
De bandenspanning en waarschuwing van het
bandenspanningscontrolesysteem zijn inge-
steld voor de bandenmaat van uw auto. Het
gebruik van vervangende onderdelen met een
andere maat of van een ander of type kan leiden
tot een ongewenste werking van het systeem of
schade aan de sensoren. Door het gebruik van
niet-originele wielen kunnen de sensoren be-
schadigd raken. Gebruik geen bandenafdich-
tingsmiddelen uit blik of balansgewichten als de
auto is uitgerust met een bandenspanningscon-
trolesysteem, omdat dit schade aan de senso-
ren kan veroorzaken.
16. Scherm van elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC)/Kilometerteller
De kilometerteller geeft het aantal kilometers
aan dat de auto in totaal heeft gereden.
185
Page 190 of 420

In de juiste omstandigheden verschijnen op dit
scherm de berichten van het elektronisch voertuig-
informatiecentrum (EVIC). Voor meer informatie,
raadpleeg het hoofdstuk"Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum "van uw gebruikershandleiding.
17. Selecteerbaar EVIC-menu
In dit deel van de instrumentengroep wordt het
selecteerbare EVIC-menu weergegeven. Voor
meer informatie, raadpleeg het hoofdstuk "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) — Indien
aanwezig" van uw gebruikershandleiding.
18. Waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem
Het lampje gaat ter controle vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar voor de eerste
keer in de stand ON/RUN hebt
gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het systeem zo
snel mogelijk door een erkende dealer worden
nagekeken. Voor meer informatie, raadpleeg de paragraaf
"Beveiligingssystemen voor inzitten-
den" in het hoofdstuk "Uw auto"van uw
gebruikershandleiding.
19. Controlelampje van alarmsysteem
Gedurende 15 seconden knippert dit
lampje snel wanneer het antidiefsta-
lalarm wordt ingeschakeld. Nadat het
alarm is ingesteld, gaat het lampje
langzamer knipperen. Het controle-
lampje van het alarmsysteem gaat ook ongeveer
drie seconden branden als de contactschakelaar
voor het eerst wordt ingeschakeld.
20. Controlelampje ESP uitgeschakeld —
indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat het elek-
tronisch stabiliteitsregelsysteem
(ESP) is uitgeschakeld. 21. Controle-/storingslampje ESP — indien
aanwezig
Het controle-/storingslampje van
het elektronisch stabiliteitsregel-
systeem (ESP) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de
contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet. Als de motor draait, behoort
dit lampje uit te gaan. Wanneer controle-/
storingslampje ESP continu blijft branden terwijl
de motor draait, is een storing gedetecteerd in
het ESP-systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart en u
meerdere kilometers hebt gereden met een
snelheid hoger dan 48 km/u (30 mph), dient u
zo snel mogelijk contact op te nemen met uw
erkende dealer om het probleem te laten op-
sporen en verhelpen.
OPMERKING:
Het controlelampje ESP uitgeschakeld en
het controle-/storingslampje ESP gaan kort
branden wanneer de contactschakelaar in
de stand ON/RUN wordt gezet.
186
Page 191 of 420

Telkens wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN wordt gezet, wordt het ESP-
systeem ingeschakeld, ook wanneer dit eer-
der werd uitgeschakeld.
Het ESP-systeem maakt zoemende of klik-
kende geluiden wanneer het actief is. Dit is
normaal. De geluiden houden op wanneer
ESP inactief wordt na de manoeuvre die de
activering van het ESP-systeem heeft ver-
oorzaakt.
22.
Controlelampje parkeerlichten/koplampen
AAN - indien aanwezig
Dit lampje brandt wanneer de par-
keerlichten of koplampen zijn
ingeschakeld.
ELEKTRONISCH VOERTUIGIN-
FORMATIECENTRUM (EVIC)
Het elektronische voertuiginformatiecentrum
(EVIC) heeft een interactief scherm dat zich in
de instrumentengroep bevindt. Dit systeem biedt u op een handige manier
toegang tot diverse nuttige informatie via de
knoppen op het stuur. Het EVIC bestaat uit de
volgende onderdelen:
•
Digitale snelheidsmeter
• Voertuiginformatie
• Informatie over brandstofverbruik
• Trip A (Rit A)
• Trip B (Rit B)
• Radio-informatie •
Opgeslagen meldingen
• Instellen scherm
Met dit systeem kan de bestuurder informatie
selecteren door op de volgende knoppen op het
stuur te drukken:
• Knop pijl omhoog
Druk kort op de knop pijl omhoog
om omhoog te bladeren door het
hoofdmenu en de submenu’s
(hoofdmeter, mph/km/u, voertuigin-
formatie, terrein, bestuurderhulp,
Locatie van het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Knoppen van EVIC
187
Page 192 of 420

brandstofverbruik, dagteller A, dagteller B, au-
dio, opgeslagen meldingen, scherm instellen).
•Knop pijl omlaag
Druk kort op de knop pijl omlaag om
omlaag te bladeren door het hoofd-
menu en de submenu’s (hoofdme-
ter, mph/km/u, voertuiginformatie,
terrein, bestuurderhulp, brandstof-
verbruik, dagteller A, dagteller B, audio, opgesla-
gen meldingen, scherm instellen).
• Knop pijl naar rechts
Druk kort op de knop pijl naar
rechts voor toegang tot de informa-
tieschermen of submenuschermen
van een hoofdmenu.
• Knop terug/pijl naar links
Druk kort op de knop pijl naar links
voor toegang tot de informatie-
schermen of submenuschermen
van het hoofdmenu. •
Knop OK
Druk op de knop OK voor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of subme-
nuschermen van een hoofdmenu. Houd de
knop OK gedurende twee seconden ingedrukt
om afgebeelde/geselecteerde functies te reset-
ten waarvoor dat mogelijk is.
SCHERMEN VAN ELEKTRONISCH
VOERTUIGINFORMATIECENTRUM
(EVIC)
De EVIC-schermen bevinden zich in het mid-
dendeel van de instrumentengroep en bestaan
uit 8 delen:
1. Hoofdscherm — De binnenring van het
scherm licht grijs op onder normale omstandig-
heden, geel voor niet-kritieke waarschuwingen,
rood voor kritieke waarschuwingen, en wit voor
on-demand informatie.
2. Audio-/telefooninformatie en submenu-
informatie — Wanneer er submenu’s beschik-
baar zijn, wordt het deel met de submenu’s hier
weergegeven.
3. Instelbare indicatoren/informatie 4. Indicatoren/richtingaanwijzers
5. Status van schakelhendel (PRNDL)
6. Selecteerbare informatie (kompas, tempera-
tuur, radius tot lege tank, dagteller A, dagteller
B, gemiddeld brandstofverbruik [MPG])
7. Status van de luchtvering
8. Status van 4WD
9. Selecteerbare Meter 2
10. Selecteerbare Meter 1
In het hoofdscherm worden normaal gesproken
het hoofdmenu of de schermen van een geko-
zen functie uit het hoofdmenu weergegeven.
Op het hoofdscherm worden ook ongeveer 60
mogelijke waarschuwings- of informatieberich-
ten weergegeven. Deze berichten zijn onder-
verdeeld in verschillende categorieën:
•
Opgeslagen berichten met vijf-
seconden-weergave
Zodra ze van toepassing zijn, worden deze
berichten gedurende vijf seconden in het hoofd-
scherm weergegeven, waarna opnieuw het vo-
rige scherm wordt getoond. De meeste berich-
188