Page 201 of 420

TerreinDruk kort op de knop pijl omhoog of
pijl omlaag totdat het pictogram
voor het Terreinscherm is gemar-
keerd in het EVIC. Druk kort op de
knop pijl naar rechts om Selec-
Terrain (terreinselectie), Air Sus-
pension (luchtvering), Drivetrain (aandrijflijn),
Vehicle Pitch (hellingshoek van de auto), Vehi-
cle Roll (rol van de auto), Vehicle Altitude
(hoogte van de auto) en Wheel Articulation
(articulatie van de wielen) weer te geven.
Diagnose - Indien aanwezig
Druk kort op de knop pijl omhoog of
pijl omlaag totdat het pictogram
voor het Diagnosescherm is ge-
markeerd in het EVIC. Druk kort op
de knop pijl naar rechts om de
diagnosefoutcodes en beschrijvin-
gen weer te geven.Door bestuurder selecteerbare items
van Instellen scherm
Odometer (kilometerteller)
• Standard (PRND) Gear Indicator (standaard
(PRND) versnellingsindicator)
• Single Character (D) Gear Indicator (versnel-
lingsindicator met enkel teken (D))
Upper Left (linksboven)
• None (geen)
• Compass (kompas)
• Outside Temp (buitentemperatuur)
(standaardinstelling)
• Oil Temp (olietemperatuur)
• Current Gear: On (huidige versnelling: Aan)
• Current Gear: Off (huidige versnelling: Uit)
• Time (tijd)
• Range To Empty (RTE) (bereik tot lege tank)
• Average MPG (gemiddelde MPG) •
Current MPG (huidige MPG)
• Trip A (Rit A)
• Trip B (Rit B)
Upper Right (rechtsboven)
• None (geen)
• Compass (kompas) (standaardinstelling)
• Outside Temp (buitentemperatuur)
• Oil Temp (olietemperatuur)
• Time (tijd)
• Range To Empty (RTE) (bereik tot lege tank)
• Average MPG (gemiddelde MPG)
• Current MPG (huidige MPG)
• Trip A (Rit A)
• Trip B (Rit B)
Restore To Defaults (standaardinstellingen
herstellen)
• Cancel (annuleer)
• Okay
197
Page 202 of 420

Uconnect® ACCESS
INSTELLINGEN
Het Uconnect® Access systeem maakt gebruik
van een combinatie van schermtoetsen en toet-
sen in het midden van het instrumentenpaneel
waarmee u door de klant te programmeren
functies kunt wijzigen.
ToetsenToetsen bevinden zich in het midden van het
instrumentenpaneel onder het Uconnect® Ac-
cess systeem. Bovendien bevindt zich in het
midden van het instrumentenpaneel, rechts van
de toetsen van de klimaatregeling, een Scroll/
Enter-draaiknop. Draai aan de knop om door de
menu’s te bladeren of instellingen te selecteren
(bijv. 30, 60, 90). Druk een of meerdere keren
op het midden van de draaiknop om een instel-
ling te wijzigen (bijv. ON/OFF (aan/uit)).
Het Uconnect® systeem kan ook zijn uitgerust
met de toetsen SCREEN OFF en BACK onder
het systeem.
Druk op de toets SCREEN OFF om het scherm
Uconnect® Access uit te schakelen. Druk een
tweede keer op de toets SCREEN OFF om het
scherm in te schakelen.
Druk op de toets BACK om een menu of een
bepaalde optie op het Uconnect® Access sys-
teem te verlaten.
Uconnect® Access Schermtoetsen en toetsen
1 - Uconnect® Access Schermtoetsen
2 - Uconnect® Access Toetsen
198
Page 203 of 420

SchermtoetsenSchermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect® Access scherm.
Customer Programmable Features
(door de klant te programmeren
functies) — Instellingen Uconnect®
Access 8.4
Kies de schermtoets"Apps"en daarna de
schermtoets "Settings"(Instellingen) om het
scherm voor het instellen van menu’s weer te
geven. In deze modus hebt u via het Uconnect®
Access systeem toegang tot programmeerbare
functies die op uw auto aanwezig kunnen zijn,
zoals scherm, klok, veiligheid/hulp, verlichting,
portieren en sloten, comfort automatisch aan &
starten met afstandsbediening, motor afzetten,
kompasinstellingen, audio en telefoon/Bluetooth.
OPMERKING:
Er kan telkens slechts één onderdeel van
het aanraakscherm tegelijk worden weerge-
geven.
Kies een schermtoets om de gewenste modus
te activeren. Zodra de gewenste modus actief
is, kunt u een instelling kiezen tot er een vinkje naast de instelling wordt weergegeven. Dit
geeft aan dat de instelling is gekozen. Nadat de
instelling is voltooid, kiest u de schermtoets met
de pijl naar links of de toets BACK om naar het
vorige menu terug te keren of kiest u de
schermtoets X om het instellingenscherm te
sluiten. U kunt een instelling selecteren door de
schermtoets Omhoog of Omlaag te kiezen.
Display (scherm)
Nadat u de schermtoets Display (scherm) hebt
gekozen, zijn de volgende instellingen mogelijk.
•
Display Mode (Schermmodus)
In dit scherm kunt u een van de automatische
scherminstellingen selecteren. Voor het wijzi-
gen van de modusstatus drukt u kort op de
schermtoets Day (dag), Night (nacht) of Auto
(automatisch). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links.
• Display Brightness With Headlights ON
(Helderheid van het scherm bij ingescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de helderheid van het
scherm bij ingeschakelde koplampen instellen.
Pas de helderheid aan met de schermtoetsen + en – of door een punt te kiezen op de schaal
tussen de schermtoetsen + en –. Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar links.
•
Display Brightness With Headlights OFF
(Helderheid van het scherm bij uitgescha-
kelde koplampen)
In dit scherm kunt u de helderheid van het
scherm bij uitgeschakelde koplampen instellen.
Pas de helderheid aan met de schermtoetsen +
en – of door een punt te kiezen op de schaal
tussen de schermtoetsen + en –. Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar links.
• Set Language (Taal instellen)
In dit scherm kunt u een van de drie talen voor
de schermweergave selecteren, met inbegrip
van de ritfuncties en het navigatiesysteem (in-
dien aanwezig). Kies de schermtoets "Set Lan-
guage" (taal instellen) en vervolgens de
schermtoets voor de gewenste taal tot een
vinkje naast de taal verschijnt, dat aangeeft dat
de keuze is gemaakt. Kies de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige menu terug
te keren.
199
Page 204 of 420

•Units (eenheden)
In dit scherm kunt u de maateenheden van het
EVIC, kilometerteller en het navigatiesysteem
(indien aanwezig) van Amerikaanse in metri-
sche eenheden veranderen en omgekeerd.
Kies US of Metric (metrisch) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft dat de
instelling is geselecteerd. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
• Voice Response Length (Lengte voor
reactie op spraakbediening)
In dit scherm kunt u de instelling van de Voice
Response Length (lengte gesproken berichten)
wijzigen. Om de lengte van gesproken berich-
ten te wijzigen, kiest u de schermtoets Brief
(kort) of Detailed (uitgebreid) tot het vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren. •
Touch Screen Beep (pieptonen aanraak-
scherm)
In dit scherm kunt u schermtoetstonen in- of
uitschakelen. Kies de schermtoets "Touchs-
creen Beep" (toetstonen) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft dat de
instelling is gekozen. Kies de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige menu terug
te keren.
• Navigation Turn-By-Turn In Cluster (Na-
vigatie van afslag naar afslag in instrumen-
tengroep) — Indien aanwezig
Als deze functie is geselecteerd, worden exacte
aanwijzingen op het scherm weergegeven wan-
neer de auto een afslag in een geprogram-
meerde route nadert. Kies de schermtoets Na-
vigation Turn-By-Turn in Cluster (navigatie van
afslag naar afslag in instrumentengroep) tot een
vinkje naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren. Clock (klok)
Nadat u de schermtoets Clock (klok) hebt ge-
kozen, zijn de volgende instellingen mogelijk.
•
Sync Time With GPS (Tijdsaanduiding
synchroniseren met GPS)
In dit scherm kunt u de tijd automatisch door de
radio laten instellen. Kies, om de gesynchroni-
seerde tijdsinstelling te wijzigen de schermtoets
"Sync Time with GPS" (tijd synchroniseren met
GPS) tot een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, wat aangeeft dat de instelling is geko-
zen. Kies de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te keren.
• Uren instellen
In dit scherm kunt u de uren instellen. De
schermtoets "Sync Time with GPS" (tijd syn-
chroniseren met GPS) mag niet zijn geselec-
teerd. Kies de schermtoetsen + of - om het getal
van de uren te verhogen of te verlagen. Nadat
de instelling is voltooid, kiest u de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren of kiest u de schermtoets X om
het instellingenscherm te sluiten.
200
Page 205 of 420

•Minuten instellen
In dit scherm kunt u de minuten instellen. De
schermtoets "Sync Time with GPS" (tijd syn-
chroniseren met GPS) mag niet zijn geselec-
teerd. Kies de schermtoetsen + of - om het getal
van de minuten te verhogen of te verlagen.
Nadat de instelling is voltooid, kiest u de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren of kiest u de
schermtoets X om het instellingenscherm te
sluiten.
• Time Format (tijdindeling)
In dit scherm kunt u de notatie van de weerge-
geven tijd veranderen. Kies de schermtoets
"Time Format" (tijdnotatie) tot een vinkje naast
12-uurs of 24-uurs notatie verschijnt, wat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren.
Safety / Assistance (veiligheid/hulp)
Nadat u de schermtoets Safety / Assistance
(veiligheid/hulp) hebt gekozen, zijn de volgende
instellingen mogelijk. •
Front Collision Sensitivity (gevoeligheid
frontale botsing) - Indien aanwezig
De functie Forward Collision Warning (FCW)
kan worden ingesteld op Far (veraf) of Near
(dichtbij). De standaardinstelling van het FCW-
systeem is Far (veraf). Hierbij waarschuwt het
systeem u voor een mogelijke aanrijding met
een voertuig vóór u terwijl u nog op een relatief
grote afstand van dit voertuig rijdt. Dit geeft u de
langste reactietijd. Voor een meer dynamische
rijervaring kiest u de instelling Near (dichtbij).
Het systeem waarschuwt u dan voor een mo-
gelijk aanrijding wanneer de afstand tot uw
voorligger veel kleiner. Hierdoor is een meer
dynamische rijervaring mogelijk. Om de FCW-
status te wijzigen kiest u de schermtoets OFF
(uit), Near (dichtbij) of Far (veraf). Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar links.
Raadpleeg de paragraaf "Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)" in het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie hierover. •
Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking - Actief remmen: aan/uit
Het FCW-systeem bevat geavanceerde rembe-
krachtiging (ABA). Wanneer deze functie is
geselecteerd, oefent de ABA extra remdruk uit
wanneer de bestuurder onvoldoende remkracht
vraagt om een potentiële frontale botsing te
voorkomen. De ABA systeem wordt actief bij
8 km/u (5 mph). Om uw keuze te maken, drukt
u op de schermtoets Forward Collision Warning
(FCW) with Mitigation - Active Braking (Forward
Collision Warning (FCW) met risicobeperking -
Actief remmen), tot een vinkje naast de instel-
ling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is
geselecteerd. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu terug te
keren. Raadpleeg voor meer informatie de pa-
ragraaf "Forward Collision Warning (FCW) met
risicobeperking" in het hoofdstuk "De functies
van uw auto"
• ParkSense® Parkeerhulp
De parkeersensoren achter tasten het gebied
achter de auto af op obstakels wanneer de
schakelhendel in de stand REVERSE staat en
de snelheid lager is dan 18 km/u. Het systeem
201
Page 206 of 420

kan worden geactiveerd met Sound Only (Al-
leen geluid) of Sound and Display (Geluid en
weergave). Als u de parkeerhulpstatus wilt wij-
zigen, kiest u de schermtoets Sound Only (Al-
leen geluid) of Sound and Display (Beeld en
geluid). Kies vervolgens de schermtoets met de
pijl naar links. Raadpleeg de paragraaf"Park-
Sense® parkeerhulp" in het hoofdstuk"De func-
ties van uw auto" voor meer informatie hierover.
•
ParkSense® Parkeerhulp remmen: aan/uit
Wanneer deze functie is geselecteerd, detec-
teert het parkeerhulpsysteem obstakels die zich
achter de auto bevinden en gebruikt autonoom
remmen om het voertuig te stoppen. Kies de
schermtoets ParkSense® Parkeerhulp remmen
tot een vinkje naast de instelling verschijnt, dat
aangeeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren. Raadpleeg de
paragraaf "ParkSense® parkeerhulp" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover. •
ParkSense® Volume geluidssignaal par-
keerhulp voor en achter: laag/gemiddeld/hoog
Volume-instellingen van het geluidssignaal voor en
achter kunnen worden geselecteerd in het EVIC of
Uconnect® systeem - indien aanwezig. De volume-
instellingen van het geluidssignaal zijn LOW (laag),
MEDIUM (gemiddeld) en HIGH (hoog). De fa-
brieksinstellingen van de volume-instelling is ME-
DIUM (gemiddeld). ParkSense® behoudt de laatst
bekende configuratie na het uit- en weer inschake-
len van de contactschakelaar.
• Spiegels kantelen bij achteruitrijden
Wanneer deze functie is geselecteerd, kantelen
de buitenspiegels omlaag wanneer de contact-
schakelaar in de stand RUN staat en de scha-
kelhendel in de stand REVERSE staat. De
spiegels keren terug naar hun oorspronkelijke
stand zodra u uit de achteruitversnelling scha-
kelt. Kies de schermtoets Tilt Mirrors in Reverse
(spiegels kantelen bij achteruitrijden) tot een
vinkje naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren. •
Dodehoekwaarschuwing
Wanneer deze functie is geselecteerd, kan de
dodehoekwaarschuwing worden ingesteld op:
Off (uit), Lights (lampjes) of Lights and Chime
(lampjes en geluidssignaal). U kunt de functie
Blind Spot Alert (dodehoekwaarschuwing) acti-
veren in de modus "Lights"(lampjes). Wanneer
deze modus is geselecteerd, is de dodehoek-
bewaking ingeschakeld en worden waarschu-
wingen als visuele signalen weergegeven in de
buitenspiegels. Wanneer de modus "Lights and
Chime" (lampjes en geluidssignaal) is geacti-
veerd, zal de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de buitenspiegels tonen en
een geluidssignaal weergeven wanneer de rich-
tingaanwijzers worden ingeschakeld. Als de in-
stelling "Off"(uit) is geselecteerd, is de dode-
hoekbewaking uitgeschakeld. Wanneer u de
status van Blind Spot Alert (dodehoekwaar-
schuwing) wilt wijzigen, kiest u de de scherm-
toets Off (uit), Lights (lampjes) of Lights &
Chime (lampjes en geluidssignaal). Kies vervol-
gens de schermtoets met de pijl naar links.
202
Page 207 of 420

OPMERKING:
Wanneer uw auto schade heeft opgelopen in
het gebied waar zich de sensor bevindt, kan
het zijn dat de sensor niet meer juist uitge-
lijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet be-
schadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Als een sensor niet
correct is uitgelijnd, zal de dodehoekbewa-
king niet op de juiste manier werken.
•ParkView® achteruitrijcamera
Uw auto is mogelijk voorzien van een Park-
View® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het
gebied achter de auto op het scherm zien
wanneer de schakelhendel in de stand RE-
VERSE is gezet. Het beeld wordt op het aan-
raakscherm van de radio weergegeven, samen
met een waarschuwing dat u op de hele omge-
ving moet blijven letten. Na vijf seconden ver-
dwijnt deze opmerking. De ParkView® camera
bevindt zich aan de achterzijde van de auto,
boven de kentekenplaat. Kies de schermtoets
ParkView® Backup Camera (ParkView® ach-
teruitrijcamera) tot een vinkje naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Kies de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug te keren.
•
ParkView® Achteruitrijcameravertraging
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging uitgeschakeld), wordt de ach-
teruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
Als u uit de stand REVERSE schakelt (met
cameravertraging ingeschakeld), wordt het
beeld naar achteren met dynamische rasterlij-
nen weergegeven gedurende 10 seconden na-
dat uit de stand "REVERSE"is geschakeld,
tenzij de voorwaartse voertuigsnelheid hoger is
dan 12 km/u (8 mph), wordt de transmissie in de
stand "PARK" geschakeld, of wordt het contact
uitgeschakeld. Om de ParkView® achteruitrij-
cameravertraging in te stellen, drukt u op de
schermtoets "Controls"(Bedieningselementen),
vervolgens de schermtoets "Safety & Driving
Assistance" (Veiligheid en rijhulp). Kies de
schermtoets "Parkview Backup Camera Delay
(achteruitrijcameravertraging) om het Park-
View® vertraging in of uit te schakelen. •
Regensensor
Wanneer deze functie is geselecteerd, schakelt
het systeem automatisch de ruitenwissers in
wanneer de sensor vocht op de ruit detecteert.
Kies de schermtoets Rain Sensing (regensen-
sor) tot een vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
• Hill Start Assist — Indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, is het Hill
Start Assist (HSA) systeem actief. Raadpleeg
de paragraaf "Elektronische remregeling" in het
hoofdstuk "Starten en rijden" voor informatie
over de werking en bediening van het systeem.
Kies de schermtoets Hill Start Assist tot een
vinkje naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om naar het
vorige menu terug te keren.
Lights (Verlichting)
Nadat u de schermtoets Lights (Verlichting)
hebt gekozen, zijn de volgende instellingen
mogelijk.
203
Page 208 of 420

•Headlight Illumination on Approach
(Koplampen inschakelen bij nadering)
Als deze functie is geselecteerd, zullen de
koplampen worden ingeschakeld en gedurende
0, 30, 60, of 90 seconden blijven branden
wanneer de portieren worden ontgrendeld met
de afstandsbediening. Kies de schermtoets + of
- om de status van de verlichting bij nadering te
wijzigen en de gewenste tijd te selecteren. Kies
de schermtoets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
• Headlights With Wipers (Koplampen in-
schakelen met ruitenwissers) — Indien
aanwezig
Als deze functie is ingeschakeld en de kop-
lampschakelaar in de stand AUTO is gezet,
gaan de koplampen na ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld. Wanneer de koplampen via deze functie
zijn ingeschakeld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Kies de schermtoets
Headlights With Wipers (koplampen inschake-
len met ruitenwissers) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instel- ling is gekozen. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu terug te
keren.
•
Auto Dim High Beams (grootlicht auto-
matisch dimmen) SmartBeam™— Indien
aanwezig
Wanneer u deze functie selecteert, zal het
grootlicht onder bepaalde omstandigheden au-
tomatisch uitgeschakeld worden. Kies de
schermtoets Auto High Beams (automatisch
grootlicht) tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is ge-
kozen. Kies de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug te keren.
Raadpleeg "Verlichting/SmartBeam™ — Indien
aanwezig" onder"De functies van uw auto" voor
meer informatie.
• Daytime Running Lights (Daglichtlam-
pen) – indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, worden
bij draaiende motor de daglichtlampen inge-
schakeld. Kies de schermtoets Daytime Run-
ning Lights (daglichtlampen) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
•
Flash Headlights With Lock (Knipperen
bij vergrendelen)
Wanneer deze functie is geselecteerd, zullen de
koplampen knipperen wanneer u de portieren
vergrendelt of ontgrendelt met de afstandsbe-
diening. Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij vergrendelen.
Kies de schermtoets Flash Headlights with Lock
(Knipperen bij vergrendelen) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de schermtoets
met de pijl naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
Doors & Locks (portieren en sloten)
Nadat u de schermtoets Doors & Locks (portie-
ren en sloten) hebt gekozen, zijn de volgende
instellingen mogelijk.
• Automatisch portieren ontgrendelen bij
uitstappen
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer de auto stilstaat,
204