Page 145 of 420

Afslaan en bochten nemen
Tijdens het rijden in een bocht terwijl ACC is
ingeschakeld, kan het systeem de rijsnelheid en
acceleratie verlagen omwille van de stabiliteit
zonder dat een doelauto is gedetecteerd. Nadat
de auto door de bocht is gereden, keert het
systeem terug naar de oorspronkelijk inge-
stelde snelheid. Dit maakt deel uit van de
normale werking van het ACC-systeem.
OPMERKING:
In scherpe bochten kunnen de prestaties
van ACC kan worden beperkt.Gebruik van ACC op hellingen
Bij het rijden op hellingen is het mogelijk dat
ACC een voertuig in uw rijstrook niet detecteert.
De prestaties van ACC kunnen onder invloed
van de snelheid, voertuigbelasting, verkeers-
omstandigheden en de hellingshoek worden
beperkt.
Van rijstrook wisselen
ACC merkt een voorligger mogelijk niet op tot
die volledig in dezelfde rijstrook rijdt als uzelf. In
de getoonde afbeelding is het voertuig dat van
rijstrook wisselt nog niet gedetecteerd door
ACC en wordt het voertuig mogelijk niet opge-merkt voordat het te laat is voor het ACC-
systeem om nog actie te kunnen ondernemen.
ACC merkt een voorligger mogelijk niet op tot
die volledig in dezelfde rijstrook rijdt. Het kan
zijn dat er te weinig afstand wordt gehouden tot
het voertuig dat van rijstrook wisselt. Blijf altijd
alert en wees erop voorbereid uw remmen te
gebruiken.
141
Page 146 of 420

Smalle voertuigen
Bepaalde smalle voertuigen die dicht langs de
randen van de rijstrook rijden worden pas ge-
detecteerd als ze zich in volledig in de rijstrook
bevinden. Het kan zijn dat er onvoldoende
afstand is tot uw voorligger.
Stilstaande objecten en voertuigen
ACC reageert niet op stilstaande objecten en
voertuigen. ACC reageert bijvoorbeeld niet in
omstandigheden waarbij de auto vóór u naar
een andere rijstrook gaat of wanneer er op uw
rijstrook een auto stilstaat. Blijf altijd alert en
wees erop voorbereid uw remmen te gebruiken.
Algemene informatie
FCC-eisen voor voertuigradarsystemenClassificatiespecificaties:47 C.F.R. Deel 15
47 C.F.R Deel 15.515
Modus Normale cruisecontrol
(vaste snelheid)
Naast adaptieve cruisecontrol is ook de nor-
male cruisecontrol (vaste snelheid) beschikbaar
voor het rijden met een constante snelheid. De
normale cruisecontrol (vaste snelheid) is be- doeld om een ingestelde snelheid aan te hou-
den, zonder dat het gaspedaal bediend hoeft te
worden. De cruisecontrol kan alleen worden
gebruikt als de auto een snelheid heeft van
meer dan 30 km/u (19 mph).
Om tussen de verschillende typen cruisecontrol
te wisselen, drukt u op de AAN/UIT-knop van de
adaptieve cruisecontrol (ACC) zodat de ACC en
de normale cruisecontrol (vaste snelheid) wor-
den uitgeschakeld. Op de AAN/UIT-knop voor
de normale cruisecontrol (vaste snelheid) druk-
ken, leidt tot het inschakelen van (omschakelen
naar) de normale cruisecontrol (vaste snelheid).
WAARSCHUWING!
In de modus Normale cruisecontrol (vaste
snelheid) zal het systeem niet reageren op
voertuigen die vóór u rijden. Houdt een vei-
lige afstand aan tot het voertuig dat vóór u
rijdt. Zorg dat u zich altijd bewust bent van de
gekozen modus. Het negeren van deze
waarschuwingen kan een aanrijding en ern-
stig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben.
142
Page 147 of 420

De gewenste snelheid instellen
Schakel de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) in. Wanneer de auto de gewenste snel-
heid heeft bereikt, drukt u kort op de knop SET
(+) of SET (-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snelheid hand-
haven. Nadat een snelheid is ingesteld, wordt
een melding CRUISE CONTROL SET TO
MPH/KM (cruisecontrol ingesteld op MPH/KM)
weergegeven dat aangeeft welke snelheid is
ingesteld. Een controlelampje CRUISE wordt
ook weergegeven en blijft branden in de instru-
mentengroep terwijl de snelheid is ingesteld.
Ingestelde snelheid aanpassen
Wanneer de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de snelheid verhogen
door op de knop SET (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snel-
heid continu verhoogd totdat u de knop loslaat.
De nieuwe snelheid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop SET (+) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verhoogd.Terwijl de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de ingestelde snelheid
verhogen door de knop SET
+ingedrukt te
houden. Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft
de ingestelde snelheid toenemen in stappen
van 5 km/u (5 mph) totdat u de knop loslaat. Het
EVIC toont de snelheidstoename.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de cruise-
control (vaste snelheid) is ingesteld, drukt u op
de knop SET (-). Als u de knop SET (-) ingedrukt
houdt, wordt de ingestelde snelheid continu
verlaagd totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De
nieuwe snelheid zal vervolgens worden inge-
steld.
Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verlaagd.
Terwijl de normale cruisecontrol (vaste snel-
heid) is ingesteld, kunt u de ingestelde snelheid
verlagen door de knop SET -ingedrukt te
houden. Als u deze knop ingedrukt houdt, blijft
de ingestelde snelheid dalen in stappen van 5 km/u (5 mph) totdat u de knop loslaat. Het
EVIC toont de snelheidsafname.
Annuleren
De volgende omstandigheden annuleren de
Normale cruisecontrol (vaste snelheid) zonder
het geheugen te wissen:
•
U trapt het rempedaal (kort) in.
• U op de knop CANCEL drukt.
•
Het elektronisch stabiliteitsregelsysteem/
tractieregelsysteem (ESP/ASR) wordt geacti-
veerd.
• De handrem wordt aangetrokken.
• De temperatuur van de remmen wordt hoger
dan het normale bereik (oververhit).
• De schakelhendel wordt uit de stand Drive
gehaald.
Snelheid hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelheden
hoger dan 30 km/u (19 mph).
143
Page 148 of 420

Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld en wist de
ingestelde snelheid uit het geheugen als u:
•Op de knop Normale vaste snelheid ON/OFF
drukt.
• De contactschakelaar in de stand OFF zet.
• Vierwielaandrijving Low inschakelt.
FORWARD COLLISION WARNING
(FCW) MET RISICOBEPERKING -
INDIEN AANWEZIG
Bediening Forward Collision Warning
(FCW) met risicobeperking
Het systeem Forward Collision Warning (FCW)
met risicobeperking geeft de bestuurder hoor-
bare waarschuwingen en visuele waarschuwin-
gen (in EVIC), en kan een remschok toepassen
om de bestuurder te waarschuwen wanneer het
een mogelijke frontale botsing detecteert. De
waarschuwingen en beperkte remwerking zijn
bedoeld om de bestuurder voldoende tijd te
geven om te reageren, een mogelijke botsing te
voorkomen of te beperken. OPMERKING:
FCW bewaakt de informatie vanaf de naar
voren gerichte sensoren en vanaf de elek-
tronische remregeling (EBC), om de waar-
schijnlijkheid te berekenen dat er zich een
frontale botsing voordoet. Wanneer het sys-
teem constateert dat een frontale botsing
waarschijnlijk is, zal de bestuurder geluids-
signalen en visuele waarschuwingen ont-
vangen, en kan het systeem een remschok
als waarschuwing toepassen. Als de be-
stuurder geen actie onderneemt op basis
van deze progressieve waarschuwingen, zal
het systeem in beperkte mate autonoom
remmen om te helpen het voertuig af te
remmen en een mogelijke frontale botsing te
beperken. Als de bestuurder reageert op de
waarschuwingen door te remmen en het
systeem vaststelt dat de bestuurder pro-
beert om de botsing te voorkomen door te
remmen, maar niet voldoende remkracht
heeft uitgeoefend, zal het systeem compen-
seren en extra remkracht leveren voor zover
dat nodig is.Wanneer het systeem bepaalt dat een aanrijding
met het voertuig vóór u niet langer waarschijnlijk is,
worden de waarschuwingen uitgeschakeld.
OPMERKING:
•
De minimumsnelheid voor de activering
van de FCW is 10 km/u (5 mph).
•
De FCW-waarschuwingen kunnen worden
geactiveerd door andere objecten dan voer-
tuigen, zoals vangrails of wegwijzers, op
basis van de voorspelde route. Dit is zoals
verwacht en een normaal aspect van de
activering en functionaliteit van de FCW.
FCW-melding
144
Page 149 of 420

WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW) is niet
bedoeld om zelfstandig een aanrijding te
voorkomen en kan ook niet elke soort moge-
lijke aanrijding herkennen. De bestuurder
blijft verantwoordelijk voor de besturing van
de auto en het voorkomen van een aanrij-
ding. Als u deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
FCW in- of uitschakelen
OPMERKING:
De standaard status van FCW is Aan, hier-
mee kan het systeem u waarschuwen voor
een mogelijke aanrijding met het voorlig-
gende voertuig.
De knop Forward Collision bevindt zich op het
schakelpaneel onder het Uconnect® scherm.
Om het FCW-systeem uit te schakelen, drukt u
eenmaal op de knop Forward Collision om het
systeem uit te schakelen (LED gaat aan). Om het FCW-systeem weer in te schakelen,
drukt u weer op de knop Forward Collision om
het systeem in te schakelen (LED gaat uit).
Door de FCW-status te wijzigen in
"Off"(uit)
waarschuwt het systeem u niet langer voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig vóór u.
Door de status van actief remmen te verande-
ren naar "Uit"voorkomt u dat het systeem
slechts beperkt autonoom remt, of extra remon-
dersteuning als de bestuurder niet voldoende
hard remt in het geval van een potentiële fron-
tale botsing.
OPMERKING:
De status van het FCW-systeem blijft in het
geheugen bewaard, ook wanneer de con-
tactschakelaar wordt uit- en weer ingescha-
keld. Als het systeem UIT wordt geschakeld,
blijft het uit nadat de auto weer is gestart. Status van FCW en actief remmen
veranderen
Om de instellingen van FCW en actief rem-
men te wijzigen via het scherm van het
Uconnect® 8.4/8.4A systeem — indien aan-
wezig.
OPMERKING:
De instellingen kunnen alleen worden veran-
derd als de auto in de stand PARK staat.
Volg deze stappen om de FCW en actief rem-
men in te stellen:
1. Kies de schermtoets
"Controls"(bedienings-
elementen) onder in het Uconnect® scherm.
2. Kies de schermtoets "Settings"(instellin-
gen).
3. Kies de schermtoets "Safety & Driving Assis-
tance" (hulpsystemen).
4. Druk bij "FWD Collision Warning" (waar-
schuwing frontale botsing) op de schermtoets
Far (veraf) of Near (dichtbij), overeenkomstig
uw voorkeur.
5. Druk bij "Active Braking" (actief remmen) op
de schermtoets On (aan) of Off (uit).
145
Page 150 of 420

OPMERKING:
In het selectievak wordt een vinkje weerge-
geven om de instelling aan te geven.
Om de instellingen van FCW en actief rem-
men te wijzigen via het scherm van het
Uconnect® 5.0 systeem — indien aanwezig.
OPMERKING:
De instellingen kunnen alleen worden veran-
derd als de auto in de stand PARK staat.
Volg deze stappen om de FCW en actief rem-
men in te stellen:
1. Druk op de toets"+ MORE"die zich rechts-
onder op het Uconnect® systeem bevindt.
2.
Kies de schermtoets "Settings"(instellingen).
3. Kies de schermtoets "Safety/Assistance"
(hulpsystemen).
4. Druk op de eerste schermtoets "FWD Colli-
sion W..." (waarschuwing frontale b...).
5. Druk bij "FWD Collision Warning" (waar-
schuwing frontale botsing) op de schermtoets
Far (veraf) of Near (dichtbij), overeenkomstig
uw voorkeur. Druk vervolgens op de scherm-
toets met de pijl naar links. 6. Druk op de tweede schermtoets
"FWD Col-
lision W..." (waarschuwing frontale b...).
7. Druk bij "Active Braking" (actief remmen) op
de schermtoets On (aan) of Off (uit).
De standaardinstelling van FCW is "Far"(veraf)
en van Actief remmen is "On"(aan). Hierdoor
kan het systeem u waarschuwen voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig vóór u
wanneer u nog relatief veraf bent en remt het
slechts beperkt. Dit geeft u de langste reactietijd
om een mogelijke botsing te voorkomen.
Door de FCW-status te wijzigen in "Near"(dicht-
bij), kan het systeem u waarschuwen voor een
mogelijke aanrijding met het voertuig vóór u
wanneer de afstand tot dit voertuig veel korter
is. Met deze instelling heeft u minder reactietijd
dan bij de instelling "Far"(veraf). Hierdoor is
een meer dynamische rijervaring mogelijk.
OPMERKING:
• Het systeem onthoudt de instelling die
het laatst door de bestuurder is gekozen
nadat het contact werd uitgeschakeld. •
FCW reageert mogelijk niet op irrelevante
objecten, zoals objecten hoog boven de
weg, weerkaatsingen van de bodem, ob-
jecten welke zich niet in de rijweg van de
auto bevinden, stilstaande objecten op
grote afstand, tegemoetkomend verkeer,
of voorliggers met een dezelfde of een
hogere snelheid.
• Net als bij ACC, wordt met de schermen
aangegeven dat FCW is uitgeschakeld.
Waarschuwing FCW beperkt
Als het systeem wordt uitgeschakeld en in het
EVIC de melding "ACC/FCW Limited Functio-
nality" (ACC/FCW beperkte functionaliteit) of
"ACC/FCW Limited Functionality Clean Front
Windshield" (ACC/FCW beperkte functionaliteit
Voorruit reinigen) wordt weergegeven, kan er
sprake zijn van een situatie waarin de werking
van FCW wordt beperkt. Hoewel nog steeds
met het voertuig kan worden gereden onder
normale omstandigheden, is actief remmen mo-
gelijk niet volledig beschikbaar. Zodra de situ-
atie die de prestaties van het systeem beperkte
niet meer aanwezig is, herwint het systeem zijn
volledige werking. Als het probleem aanhoudt,
breng dan een bezoek aan uw erkende dealer.
146
Page 151 of 420

Waarschuwing onderhoud FCW
Als het systeem wordt uitgeschakeld en in het
EVIC wordt weergegeven:
•ACC/FCW Unavailable Service Required
(ACC/FCW niet beschikbaar, onderhoud
noodzakelijk)
• Cruise/FCW Unavailable Service Required
(cruisecontrol/FCW niet beschikbaar, onder-
houd noodzakelijk)
Dit geeft aan dat er een interne systeemstoring
is. Hoewel u nog steeds met de auto kunt rijden,
dient u het systeem te laten controleren door
een erkende dealer.
PARKSENSE® PARKEERSENSO-
REN ACHTER — INDIEN
AANWEZIG
ParkSense® parkeersensoren achter zorgt
voor zichtbare en hoorbare aanwijzingen m.b.t.
de afstand tussen de achterzijde van de auto en
een gedetecteerd obstakel bij het achteruitrij-
den, bijvoorbeeld tijdens een parkeermanoeu-
vre. Zie de voorzorgsmaatregelen voor gebruik van het ParkSense® systeem voor de beper-
kingen van dit systeem en aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door ParkSense® automa-
tisch de systeemstatus (ingeschakeld of uitge-
schakeld) hersteld die actief was voordat het
contact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden geacti-
veerd wanneer de schakelhendel in de stand
REVERSE staat. Wanneer ParkSense® bij
deze stand van de schakelhendel wordt inge-
schakeld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer 11 km/u
(7 mph) of hoger. Het systeem wordt weer actief
als de rijsnelheid is gedaald tot minder dan
ongeveer 9 km/u (6 mph).
ParkSense® sensorenDe vier ParkSense® sensoren die zich in
achterkant/achterbumper bevinden, bewaken het
gebied achter de auto dat binnen het zichtveld van
de sensoren valt. De sensors kunnen in horizontale
richting obstakels op een afstand van ongeveer 30
tot 200 cm van het achterpaneel/de achterbumper
detecteren, afhankelijk van de plaats, het type en
de richting van het obstakel.
ParkSense® waarschuwingsschermHet ParkSense® waarschuwingsdisplay wordt
alleen weergegeven wanneer
"Sound and Dis-
play" (Geluid en weergave) wordt geselecteerd
in het deel met door de klant te programmeren
functies van het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) of van het Uconnect® sys-
teem (indien beschikbaar). Raadpleeg voor
meer informatie de paragraaf "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/Persoonlijke
instellingen (door de klant te programmeren
functies)" of"Uconnect® instellingen" (indien
beschikbaar) in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel".
Het ParkSense® waarschuwingsscherm bevindt
zich in het elektronische voertuiginformatiecen-
trum (EVIC). Het zorgt voor visuele waarschuwin-
gen om de afstand tussen de achterzijde - bum-
per en het gedetecteerde obstakel weer te geven.
Raadpleeg voor meer informatie "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/Instellingen "in
"Het instrumentenpaneel ".
147
Page 152 of 420
ParkSense® displayWanneer het voertuig in de stand REVERSE
staat, geeft het EVIC de systeemstatus Park
Assist Ready (Parkeerhulpsysteem gereed)
weer.
Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel
aan met een enkele boog in het gebied links-
en/of rechtsachter op grond van de afstand van
het object en de plaats ten opzichte van het
voertuig.Als een obstakel wordt gedetecteerd in het
gebied links- en/of rechtsachter, geeft het dis-
play een enkele boog weer in het gebied links-
en/of rechtsachter en brengt het systeem een
geluidssignaal voort. Als het voertuig dichter bij
het object komt, laat het display zien dat de
enkele boog dichter bij het voertuig komt en het
geluidssignaal verandert van een enkele toon
van een 1/2 seconde naar langzaam, vervol-
gens snel en uiteindelijk continu.
Parkeerhulpsysteem gereed
Eerste 1/2 tweede toon
Langzame toon
Snelle toon
148