Page 145 of 257

CD-SPELER
Als u één keer drukt op de bovenzijde
van de schakelaar, wordt het volgende
nummer op de cd gekozen. Als u één
keer op de onderkant van de schake-
laar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het
vorige nummer gekozen wanneer het
nieuwe nummer korter dan één se-
conde is gespeeld.
Wanneer u de schakelaar tweemaal
naar boven of naar beneden drukt,
wordt het tweede nummer afgespeeld;
bij driemaal het derde, enz.
De knop midden op de linkerschake-
laar heeft bij deze stand geen functie.
WERKING VAN DE
RADIO EN MOBIELE
TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat deantenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Het systeem voor airconditioning en
verwarming is ontworpen voor een
optimaal interieurcomfort onder alle
weersomstandigheden.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
Automatische werking
De automatische temperatuurrege-
ling handhaaft automatisch het kli-
maat in de cabine op de niveaus zoals
die door de bestuurder en passagier
zijn gewenst.
De bediening van het systeem is vrij
eenvoudig.
1. Draai de modusregelknop (rechts)
en de aanjagerschakelaar (links) in de
stand AUTO.
OPMERKING:
De stand AUTO levert alleen voor
de inzittenden voorin de beste re-
sultaten.
2. Stel de ge-
wenste tempera-
tuur met de tempe-
ratuurregelknop
in. Wanneer het
comfortniveau is
ingesteld, hand-
haaft het systeem dat niveau automa-
tisch met behulp van het verwar-
mingssysteem. Mocht het gewenste
comfortniveau de inschakeling van de
airconditioning vereisen, dan past het
systeem zich automatisch aan.
U ervaart het meeste gebruiksgemak
wanneer u het systeem automatisch
laat werken. Door de aanjagerschake-
laar in de stand “O” (uit) te zetten,
wordt het systeem geheel uitgescha-
keld en de luchtinlaat voor buiten-
lucht gesloten.
Automatische temperatuurregeling
138
Page 146 of 257

De aanbevolen instelling voor maxi-
maal comfort voor de meeste mensen
is 22 °C; dit kan echter variëren.
OPMERKING:
De temperatuurinstelling kan teallen tijde worden veranderd
zonder de automatische werking
te beïnvloeden.
Wanneer de regelknop aircondi- tioning wordt ingedrukt terwijl
de AUTO modus is ingeschakeld,
knippert de LED in de regel-
knop driemaal waarna deze
dooft. Dit geeft aan dat het sys-
teem zich in de AUTO modus be-
vindt en het verzoek om de air-
conditioning in te schakelen niet
nodig is. Als het lijkt of de airco minder
goed werkt dan verwacht, con-
troleer dan of de voorzijde van
de condensor vóór in de radi-
ateur is verstopt door vuil of in-
secten. Maak schoon door voor-
zichtig water te spuiten vanaf de
achterzijde van de radiator en
door de condensor heen.
Aanjagerschakelaar
Draai voor volledig
automatische wer-
king of voor auto-
matische werking
van de aanjager de
knop in de stand
AUTO. In de hand-
matige modus zijn er zeven aanjager-
standen die afzonderlijk kunnen wor-
den geselecteerd. In de stand OFF
(uit) schakelt de aanjager uit. Handmatige bediening
Dit systeem is een complete aanvul-
ling van handmatig bediende func-
ties, die bestaat uit Aanjager voorkeur
automatisch, Modus voorkeur auto-
matisch of Aanjager en modus voor-
keur automatisch. Dit houdt in dat de
bediener de instelling van de aanjager,
de modus of beide kan onderdrukken.
Er is een aantal handmatige aanjager-
snelheden beschikbaar voor wanneer
de modus AUTO niet gewenst is. Door
aan de aanjagerschakelaar (aan de
linkerzijde) te draaien, kan een vast
aanjagertoerental worden ingesteld.
OPMERKING:
Raadpleeg voor meer informatie
de tabel Bediening van de automa-
tische temperatuurregeling op de
volgende pagina.
139
Page 147 of 257
Page 148 of 257

De gebruiker kan de modus AUTO
onderdrukken door de luchtverdeling
te wijzigen door de modusregelknop
(rechts) in een van de volgende stan-
den te draaien.
PaneelDe luchtstroom stroomt via de
roosters in het instrumentenpa-
neel de auto binnen. U kunt deze
roosters verstellen om de richting van
de luchtstroming te regelen.
OPMERKING:
De luchtroosters in het midden
van het instrumentenpaneel kun-
nen zo worden gericht, dat de lucht
maximaal naar de passagiers ach-
terin wordt geleid.
Twee niveaus De lucht stroomt door de roos-
ters in het instrumentenpaneel
en de vloerroosters naar binnen.
OPMERKING:
Voor alle instellingen, behalve
maximaal koud of warm, is er een
verschil in temperatuur tussen de
bovenste en onderste luchtroos-
ters. De warmere lucht gaat naar de vloerroosters. Deze stand is
vooral aangenaam bij zonnig,
maar koud weer.
Vloer
Lucht stroomt binnen via de
vloerroosters; een geringe hoe-
veelheid stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitontwase-
ming.
Gemengd De lucht stroomt via de vloer-
openingen en de roosters voor
de voorruit- en zijruitontwase-
ming. Deze instelling is ideaal voor
koud weer en sneeuw, wanneer de
voorruit extra verwarming nodig
heeft. Deze instelling is goed voor ex-
tra comfort en om condensvorming op
de voorruit te verminderen.
Ontdooien Lucht stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitont-
waseming. Kies deze stand met
het hoogste aanjagertoerental en de
maximumtemperatuur om zo snel
mogelijk de voorruit en zijruiten te
ontdooien. Regelknop airconditioning
Druk deze knop al-
leen in om tijdens
handmatige bedie-
ning de airconditi-
oning in te schake-
len. Wanneer de
airconditioning is
ingeschakeld, stroomt koele, ge-
droogde lucht uit de met de modusre-
gelknop geselecteerde luchtroosters.
Druk deze knop nogmaals in om de
airconditioning uit te schakelen.
Wanneer handmatige bediening van
de airconditioning is geselecteerd,
brandt een LED in de knop.
Recirculatietoets Het systeem regelt automa-
tisch de recirculatie. Door
op de recirculatieknop te
drukken, wordt echter de
recirculatiestand ingeschakeld. Deze
stand kan worden gebruikt om te
voorkomen dat rook, vieze luchtjes,
stof of vocht van buitenaf binnendrin-
gen. Wanneer de recirculatiestand
wordt ingeschakeld, gaat de LED in
de knop branden.
141
Page 149 of 257

OPMERKING:
Als de contactschakelaar in destand LOCK wordt gezet, wordt
de recirculatiestand uitgescha-
keld.
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik van de recirculatie-
stand, sneller beslaan. De recir-
culatiestand is niet mogelijk in
de vloer-, ontdooi- of ontdooi/
vloermodus om het vrijmaken
van de ruiten te verbeteren. De
recirculatiestand wordt auto-
matisch geannuleerd zodra u
deze ventilatiestanden selec-
teert.
Langdurig gebruik van de recir- culatiestand kan tot gevolg heb-
ben dat de ruiten beslaan. Als de
ruiten aan de binnenzijde be-
ginnen te beslaan, druk dan de
recirculatieknop in om buiten-
lucht te laten binnenstromen.
Sommige combinaties van tem-
peratuur en vocht hebben tot ge-
volg dat de lucht in de auto de
ruiten laat beslaan waardoor
het zicht belemmerd wordt.
Daarom kan in de ontdooistand de recirculatiestand niet worden
ingeschakeld. Als u de recircu-
latiestand probeert in te schake-
len terwijl deze modus actief is,
gaat de LED in de bedienings-
knop knipperen en vervolgens
uit.
Meestal kunt u door de recircu- latieknop in de automatische
modus in te drukken tijdelijk de
recirculatiestand inschakelen.
Maar onder bepaalde omstan-
digheden blaast het systeem in
de automatische modus lucht uit
de ontdooiroosters. Wanneer
onder deze omstandigheden de
recirculatieknop wordt inge-
drukt, knippert het controle-
lampje en gaat dit vervolgens
uit. Dit duidt erop dat u op dit
moment niet de recirculatie-
stand kunt kiezen. Als u wilt dat
het systeem de recirculatiestand
kiest, dient u eerst de modus-
knop op Paneel, Twee niveaus of
Gemengd te zetten en vervolgens
op de recirculatieknop te druk-
ken. Deze functie verkleint de
kans dat de ruiten beslaan. AANWIJZINGEN VOOR
BEDIENING
OPMERKING:
Zie de tabel aan het eind van dit
hoofdstuk voor de juiste instellin-
gen voor de verschillende weers-
omstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem in auto's met
airconditioning moet worden be-
schermd met een koelvloeistof met
antivries van uitstekende kwaliteit om
een goede bescherming te bieden te-
gen roestvorming en oververhitting
van de motor. Een oplossing van 50%
ethyleenlycol (antivries) en 50% wa-
ter wordt aanbevolen. Raadpleeg de
paragraaf "Onderhoudsprocedures"
in het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto" voor de aanbevolen koelvloei-
stof.
Rijden in de winter
Het gebruik van de recirculatiestand
in de wintermaanden wordt afgera-
den, omdat daardoor de ruiten kun-
nen beslaan.
142
Page 150 of 257

Stalling
Wanneer u de auto twee weken hebt
gestald of niet hebt gebruikt (bijv. in
de vakantie), laat het aircosysteem
daarna dan gedurende vijf minuten
met een hoog aanjagertoerental bij
stationair draaiende motor in de bui-
tenlucht werken. Zo wordt het sys-
teem voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocompres-
sor tot een minimum beperkt wanneer
u het systeem weer start.
Ontwasemen
U kunt de voorruit snel ontwasemen
door de ontdooistand te kiezen. Met
de ontdooistand/vloerstand kunt u de
voorruit helder houden en daarnaast
zorgen voor voldoende verwarming.
Verhoog dan het aanjagertoerental als
de zijruiten beslaan. Vooral bij zacht
maar regenachtig of vochtig weer is de
kans groot dat de autoruiten aan de
binnenzijde beslaan.OPMERKING:
Zet het systeem niet langdurig in
de recirculatiestand wanneer de
airco is uitgeschakeld, omdat an-
ders de ruiten kunnen beslaan.
Ontwasemingsroosters voor de
zijruiten
Aan beide zijden in het instrumenten-
paneel zijn ontwasemingsroosters
voor de zijruiten aangebracht. Deze
niet verstelbare roosters laten lucht
naar de zijruiten stromen wanneer de
stand Vloer, Gemengd of Ontdooien is
ingeschakeld. De lucht wordt naar het
deel van de ruiten geleid waardoor u
in de buitenspiegels kijkt.
Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de
voorruit, niet wordt verstopt door
achtergebleven bladeren e.d. Wan-
neer bladeren achterblijven in de
luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd en als ze in de luchtkamer
terechtkomen kunnen de waterafvoe-
ren verstopt raken. Zorg in de winter-
maanden dat de luchtinlaat niet
wordt afgedekt door ijs of sneeuw.Aircoluchtfilter
Het aircofilter voorkomt dat de
meeste stof en pollen de cabine binnen
kunnen dringen. Het filter reinigt de
binnenstromende buitenlucht en de
gerecirculeerde lucht in het passa-
gierscompartiment. Raadpleeg “On-
derhoudsprocedures” in “Onderhoud
van uw auto” voor het onderhouden
van het aircofilter of raadpleeg uw
erkende dealer voor onderhoud.
Raadpleeg “Onderhoudsschema”
voor de onderhoudsintervallen van
het filter.
143
Page 151 of 257
Instelsuggesties voor diverse weersomstandigheden144
Page 152 of 257

5
STARTEN EN BEDIENEN
STARTPROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . 148
NORMAAL STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
ALS DE MOTOR NIET START . . . . . . . . . . . . 149
NA HET STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . . . 149 BLOKKEERSYSTEMEN VOORAUTOMATISCHE TRANSMISSIE EN
CONTACT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
SLEUTELBLOKKERING . . . . . . . . . . . . . . . . 151
BLOKKEERSYSTEEM REM/TRANSMISSIE
. . . 151
ZESTRAPS AUTOMATISCHE TRANSMISSIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
VERSNELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
AUTOSTICK® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156 BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . 156
RIJDEN OP GLAD WEGDEK . . . . . . . . . . . . . . . 157 OPTREKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
145