Page 17 of 257

LICHTEN LATEN KNIPPEREN BIJONTGRENDELEN/VERGRENDELEN . . . . . . . 17
EXTRA AFSTANDSBEDIENINGEN PROGRAMMEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . . . . . . . . . . 18
BATTERIJ VERVANGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
PORTIERVERGRENDELING . . . . . . . . . . . . . . . . 19 HANDMATIGEPORTIERVERGRENDELING . . . . . . . . . . . . . . 19
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING . . . . 19
RAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 ELEKTRISCH BEDIENDE RAMEN . . . . . . . . . 20
WINDGERUIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
BAGAGERUIMTE AFSLUITEN EN OPENEN . . . . 22
WAARSCHUWING BAGAGERUIMTE . . . . . . . . . . 23 INTERNE NOODONTGRENDELINGBAGAGERUIMTE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
DRIEPUNTSGORDELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
VERDRAAIDE DRIEPUNTSGORDEL ONTWARREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
VEILIGHEIDSGORDELS OP PASSAGIERSZITPLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . 28
AUTOMATISCH BLOKKEREND OPROLMECHANISME . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
10
Page 18 of 257

SPANKRACHTBEGRENZER . . . . . . . . . . . . . . 29
GORDELSPANNERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . 30
GEAVANCEERDAUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BeltAlert®) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
VEILIGHEIDSGORDELS EN ZWANGERSCHAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
SENSOREN EN REGELEENHEDEN VOOR AIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
EVENT DATA RECODER (EDR) . . . . . . . . . . . . 40
KINDERZITJES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN . . . . . . . . . . 49
VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . . . 51
Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . 52
11
Page 19 of 257

UW SLEUTELS
De erkende dealer die de auto aan u
heeft verkocht, heeft de sleutelcodes
van de sloten van uw auto. Deze codes
kunnen worden gebruikt wanneer u
duplicaatsleutels bij uw erkende dea-
ler wilt bestellen. Vraag uw erkende
dealer om deze codes en bewaar ze op
een veilige plaats.
U kunt de sleutels met een dubbele
baard met een willekeurige zijde naar
boven gekeerd in de sloten steken.
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN
Automatische transaxle
Zet de schakelhendel in de stand
PARK. Draai de contactschakelaar
naar de stand ACC, druk de slotcilin-der in, draai de sleutel naar de stand
LOCK en verwijder de sleutel.
OPMERKING:
Wanneer u probeert de sleutel te
verwijderen voordat de keuze-
hendel in de stand PARK is ge-
plaatst, kan de sleutel tijdelijk
in het contactslot worden ge-
blokkeerd. Draai in een derge-
lijk geval de sleutel iets en ver-
wijder hem vervolgens zoals is
beschreven. Wanneer er een sto-
ring optreedt, zal het systeem de
sleutel in het contactslot blok-
keren, om u zo te waarschuwen
dat deze veiligheidsvoorziening niet meer werkt. U kunt de mo-
tor starten en afzetten, maar u
kunt de sleutel niet uit het con-
tactslot nemen zolang u de auto
niet voor onderhoud heeft aan-
geboden.
De schakelaars voor elektrische raambediening, de radio, het
handsfree systeem en de aan-
sluitcontacten blijven gedu-
rende 10 minuten actief nadat
de contactschakelaar in de
stand LOCK is gezet. Door het
openen van een voorportier
wordt deze functie uitgescha-
keld. De tijdsduur van deze
functie is programmeerbaar.
Raadpleeg de paragraaf "Elek-
tronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke in-
stellingen (door de klant te
programmeren functies)" in het
hoofdstuk "Het instrumenten-
paneel" voor meer informatie
hierover.
Autosleutel
Standen van de contactschakelaar1 — LOCK 3 — ON/RUN
2 — ACC (AC-
CESSOIRE-
STAND) 4 — START
12
Page 20 of 257

WAARSCHUWING!
Zet, voordat u de auto verlaat,altijd de versnellingshendel in de
stand PARK, trek de handrem aan
en neem de sleutelhouder uit het
contact. Sluit altijd de auto af
wanneer u de auto verlaat.
Laat nooit kinderen alleen in een
auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zon-
der toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempe-
daal of de schakelhendel mogen
komen.
Laat de sleutelhouder niet in of bij
de auto achter en laat de contact-
schakelaar niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
knoppen van de elektrische raam-
bediening of andere schakelaars
kunnen bedienen of de auto in
beweging kunnen zetten.
LET OP!
Een niet-afgesloten auto is een uit-
nodiging voor dieven. Verwijder al-
tijd de sleutel uit de contactschake-
laar en vergrendel alle portieren
wanneer u de auto zonder toezicht
achterlaat.WAARSCHUWINGSSYSTEEM
CONTACTSLEUTELWanneer het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl sleutel zich in
de contactschakelaar bevindt, klinkt
een geluidssignaal om u eraan te her-
inneren de sleutel te verwijderen.
OPMERKING:
Het waarschuwingssysteem voor
de contactsleutel werkt alleen
wanneer de contactschakelaar in
de stand LOCK of ACC is gezet. Als een of beide voorportierenzijn geopend en de sleutel zich
in de contactschakelaar bevindt,
werken de knoppen van de cen-
trale portiervergrendeling op de
bekledingpanelen niet. Dit is bedoeld om te voorkomen dat de
sleutels in de auto worden inge-
sloten.
PORTIEREN MET DE
SLEUTEL
VERGRENDELEN
De auto is met slechts één slotcilinder
aan de buitenzijde uitgerust. Deze be-
vindt zich in het bestuurdersportier.
U kunt de sleutel met een van beide
zijden naar boven gekeerd aanbren-
gen. Draai de sleutel rechtsom om het
portier te vergrendelen. Draai de sleu-
tel linksom om het portier te ontgren-
delen. Raadpleeg voor het smeren van
het slot de paragraaf "Onderhouds-
procedures" in het hoofdstuk "Onder-
houd van uw auto".
SENTRY KEY®
De Sentry Key® startonderbreker
voorkomt ongeoorloofd gebruik van
de auto door derden door de motor te
blokkeren. U hoeft het systeem niet te
activeren of in te schakelen. Dit sys-
teem werkt automatisch, ongeacht of
de auto is afgesloten.
13
Page 21 of 257

Het systeem maakt gebruik van con-
tactsleutels met een ingebouwde elek-
tronische chip (transponder) om on-
geoorloofd gebruik van de auto te
voorkomen. De auto kan daardoor al-
leen bediend en gestart worden met
sleutels die specifiek voor de desbe-
treffende auto zijn geprogrammeerd.
Als iemand een ongeldige sleutel ge-
bruikt om de motor te starten, scha-
kelt het systeem na twee seconden de
motor uit.
OPMERKING:
Een sleutel die niet is geprogram-
meerd, wordt ook als ongeldige
sleutel beschouwd, zelfs wanneer
de sleutel in de contactschakelaar
van de desbetreffende auto past.
Nadat het contact is ingeschakeld zal
tijdens normale werking het controle-
lampje van het beveiligingssysteem
gedurende drie seconden branden
voor een gloeilampcontrole. Als het
lampje na deze controle blijft bran-
den, is sprake van een storing in de
elektronica. Als het lampje na de
gloeilampcontrole gaat knipperen,
geeft dat aan dat iemand een ongel-
dige sleutel heeft gebruikt om de mo-tor te starten. In beide situaties wordt
de motor na twee seconden uitgescha-
keld.
Als het controlelampje van het bevei-
ligingssysteem gaat branden tijdens
normaal gebruik van de auto (nadat
deze langer dan tien seconden heeft
gereden), duidt dat op een storing in
de elektronica. Laat in dat geval de
storing zo snel mogelijk verhelpen
door een erkende dealer.
LET OP!
De Sentry Key® startonderbreker is
niet compatibel met sommige op af-
stand bediende startsystemen die
achteraf worden aangebracht. Der-
gelijke systemen kunnen startpro-
blemen veroorzaken en de startblok-
kering van de auto belemmeren.
Alle sleutels die met uw nieuwe auto
zijn meegeleverd, zijn geprogram-
meerd voor de elektronica van uw
auto.
VERVANGENDE SLEUTELS
OPMERKING:
Voor het starten van de motor kun-
nen alleen sleutels worden ge- bruikt die voor de elektronica van
de auto zijn geprogrammeerd. Zo-
dra een Sentry Key® voor een auto
is geprogrammeerd, kan deze niet
voor een andere auto worden ge-
programmeerd.
LET OP!
Verwijder altijd de Sentry Keys uit
de auto en vergendel alle portieren
wanneer u de auto zonder toezicht
achterlaat.
Bij de aankoop ontvangt de eerste ei-
genaar een persoonlijk identificatie-
nummer (pincode) van vier cijfers.
Bewaar de pincode op een veilige
plaats. Deze code is vereist bij vervan-
ging van de sleutels door een erkende
dealer. Het dupliceren van sleutels be-
staat uit het programmeren van een
'blanco' sleutel voor de elektronica
van de auto. Een 'blanco' sleutel is een
sleutel die nog niet eerder is gepro-
grammeerd. Raadpleeg uw erkende
dealer wanneer u vervangende sleu-
tels of extra sleutels voor uw auto
nodig hebt.
14
Page 22 of 257

OPMERKING:
Als de Sentry Key® startonderbre-
ker moet worden gerepareerd,
dient u alle sleutels van de auto
naar de erkende dealer mee te
brengen.
SLEUTELS LATEN
PROGRAMMEREN
Raadpleeg uw erkende dealer wan-
neer u vervangende sleutels of extra
sleutels voor uw auto nodig hebt.
ALGEMENE INFORMATIE
Sentry Key® werkt op een draaggolf-
frequentie van 433,92 MHz.
De werking moet voldoen aan de vol-
gende voorwaarden:
De apparatuur mag geen schade-lijke interferentie veroorzaken.
De apparatuur moet eventuele ont- vangen interferentie tolereren, ook
interferentie die mogelijk een onge-
wenste werking veroorzaakt. ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem van de auto be-
waakt de portieren, de bagageruimte
en de contactschakelaar tegen onbe-
voegde toegang of ongeoorloofd ge-
bruik.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
zijn de schakelaars van de portierslo-
ten en het kofferdeksel in het interieur
uitgeschakeld.
Als het alarmsysteem wordt geacti-
veerd, treedt onmiddellijk de claxon
in werking en knipperen de koplam-
pen, de parkeerlichten, de achterlich-
ten en het controlelampje van het be-
veiligingssysteem in de
instrumentengroep.
ALARM OPNIEUW
INSCHAKELEN
Als het alarm afgaat en er geen actie
wordt ondernomen om het alarm te
uit te schakelen, schakelt het alarm-
systeem de claxon na drie minuten
uit. Na 15 minuten worden ook alle
lichtsignalen uitgeschakeld, waarna
het alarmsysteem zichzelf weer in-
schakelt. ALARM INSCHAKELEN
1. Verwijder de sleutel uit de contact-
schakelaar en verlaat de auto.
2. Sluit de portieren af door de scha-
kelaar van de centrale portiervergren-
deling of de vergrendelknop op de
afstandsbediening in te drukken.
OPMERKING:
Het alarmsysteem wordt niet inge-
schakeld als u de portieren ver-
grendelt met de knoppen voor
handmatige portiervergrendeling.
3. Sluit alle portieren. Het controle-
lampje van het beveiligingssysteem in
de instrumentengroep knippert snel
gedurende 16 seconden. Dit geeft aan
dat het alarmsysteem is ingeschakeld.
Na 16 seconden gaat het controle-
lampje van het beveiligingssysteem
langzaam knipperen. Dit geeft aan
dat het alarmsysteem volledig is inge-
schakeld.
15
Page 23 of 257

OPMERKING:
Als tijdens de inschakeltijd van16 seconden een portier wordt
geopend of de contactschake-
laar in de stand ON/RUN wordt
gezet, wordt het alarmsysteem
automatisch uitgeschakeld.
Als het alarmsysteem is inge- schakeld, zijn de schakelaars
van de portiersloten en het kof-
ferdeksel in het interieur uitge-
schakeld.
ALARM UITSCHAKELEN
Druk op de ontgrendelknop op de af-
standsbediening of steek een geldige
Sentry Key® in de contactschakelaar
en draai deze naar de stand ON/RUN
of START.
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet wor- den in- of uitgeschakeld via de
slotcilinder van het bestuur-
dersportier of de bagageruimte-
knop op de afstandsbediening.
Het alarmsysteem blijft inge- schakeld wanneer het koffer-
deksel wordt geopend. Als u op
de bagageruimteknop drukt, wordt het alarmsysteem niet uit-
geschakeld. Als iemand de auto
binnendringt via de bagage-
ruimte en een portier opent, gaat
het alarm af.
Als het alarmsysteem is geacti- veerd, kunt u de portieren niet
ontgrendelen met de portierver-
grendelingsschakelaars in het
interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw
auto te beveiligen, maar er zijn om-
standigheden die een ongewenst
alarm kunnen veroorzaken. Als een
van de eerder beschreven procedures
voor het inschakelen van het alarm is
uitgevoerd, zal het alarmsysteem wor-
den ingeschakeld, ongeacht of u zich
in de auto bevindt. Wanneer u dan in
de auto blijft zitten en vervolgens een
portier opent, gaat het alarm af. Als
deze situatie zich voordoet, schakel
dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geacti-
veerd en de accu wordt losgekoppeld,
blijft het alarmsysteem actief nadat
de accu weer is aangesloten. De bui-
tenverlichting knippert en de claxon klinkt. Als deze situatie zich voordoet,
schakel dan het alarmsysteem uit.
ALARMSYSTEEM
HANDMATIG OMZEILEN
Het alarmsysteem wordt niet inge-
schakeld als u de portieren vergren-
delt met de knoppen voor handmatige
portiervergrendeling.
INSTAPVERLICHTING
De interieurverlichting gaat branden
wanneer u de ontgrendelknop op de
afstandsbediening indrukt of een por-
tier opent.
De interieurverlichting gaat na circa
30 seconden langzaam uit of gaat on-
middellijk uit als de contactschake-
laar van de stand OFF in de stand
ON/RUN wordt gezet.
OPMERKING:
De interieurverlichting vooraan
in de dakconsole en de portier-
verlichting gaat branden als de
dimschakelaar in de hoogste
stand staat.
De instapverlichting werkt niet als de dimschakelaar in de laag-
ste stand staat.
16
Page 24 of 257

AFSTANDSBEDIENING
Dit systeem maakt het mogelijk vanaf
een afstand van 10 m met behulp van
de afstandsbediening de portieren te
vergrendelen of te ontgrendelen en de
bagageruimte en het cabrioletdak te
openen. U hoeft de afstandsbediening
niet op de auto te richten om het sys-
teem te activeren.
OPMERKING:
De radiografische golven mogen
niet door metalen voorwerpen
worden geblokkeerd.PORTIEREN
ONTGRENDELEN
Druk eenmaal kort op de ontgrendel-
knop op de afstandsbediening om het
portier aan de bestuurderszijde te
ontgrendelen of druk tweemaal om
alle portieren te ontgrendelen. De
richtingaanwijzers knipperen om aan
te geven dat het ontgrendelsignaal is
ontvangen. Ook de instapverlichting
wordt ingeschakeld.
Afstandsbediening van
portiersloten -
bestuurdersportier/alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op
ontgrendelknop
U kunt het afstandsbedieningssys-
teem zodanig programmeren dat na
één keer drukken op de ontgrendel-
knop van de afstandsbediening uit-
sluitend het bestuurdersportier of alle
portieren worden ontgrendeld.
Raadpleeg de paragraaf "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Persoonlijke instellingen (door de klant
te programmeren functies)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover.
PORTIEREN
VERGRENDELEN
Druk kort op de vergrendelknop van
de afstandsbediening om alle portie-
ren te vergrendelen.
BAGAGERUIMTE
ONTGRENDELEN
Druk tweemaal op de bagageruimte-
knop op de afstandsbediening om de
bagageruimte te ontgrendelen.
LICHTEN LATEN
KNIPPEREN BIJ
ONTGRENDELEN/
VERGRENDELEN
Deze functie laat de richtingaanwij-
zers knipperen wanneer u de portie-
ren met de afstandsbediening ver-
grendelt of ontgrendelt. U kunt deze
functie in- en uitschakelen.Raadpleeg de paragraaf "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/
Persoonlijke instellingen (door de klant
te programmeren functies)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover.
Autosleutel
17