Page 105 of 257

de voorste helft bestaat uit zacht
schuim en bekleding en de achterste
helft uit decoratief kunststof.
Wanneer de actieve hoofdsteunen tij-
dens een botsing van achteren worden
geactiveerd, schuift de voorste helft
van de actieve hoofdsteun naar voren
om de afstand tussen het achterhoofd
van de inzittende en de actieve hoofd-
steun zo klein mogelijk te maken. Dit
systeem is ontworpen om bij bepaalde
botsingen van achteren het risico van
letsel bij de bestuurder en voorpassa-
gier te voorkomen of te verlagen.
Raadpleeg de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor infor-
matie hierover.
Trek aan de hoofdsteunen om ze te
verhogen. Als u de hoofdsteun wilt
verlagen, drukt u op de knop onder
aan de hoofdsteun en drukt u de
hoofdsteun naar beneden.Voor een comfortabele houding kun-
nen de actieve hoofdsteun naar voren
en naar achteren worden gekanteld.
Als u de hoofdsteun dichter naar uw
achterhoofd wilt kantelen, trekt u de
onderkant van de hoofdsteun naar
voren. Druk de onderkant van de
hoofdsteun naar achteren om de
hoofdsteun van uw hoofd af te duwen.
OPMERKING:
De hoofdsteunen mogen uitslui-
tend door bevoegde monteurs
worden verwijderd en alleen
voor onderhoudswerkzaamhe-
den. Als een hoofdsteun verwij-
derd moet worden, neem dan
contact op met een erkende dea-
ler.
Als een actieve hoofdsteun is ge- activeerd, raadpleeg dan de pa-
ragraaf "Actieve hoofdsteunen
terugstellen" bij “Extra actieve
hoofdsteunen” in het hoofdstuk
“Uw auto” voor meer informatie.
Drukknop
Actieve hoofdsteun (normale stand)
Actieve hoofdsteun (gekanteld)
98
Page 106 of 257

WAARSCHUWING!
Leg geen voorwerpen zoals jassen,stoelhoezen of draagbare dvd-
spelers over de hoofdsteunen.
Deze voorwerpen kunnen bij bot-
singen de werking van de actieve
hoofdsteunen belemmeren en lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk
letsel.
Actieve hoofdsteunen kunnen ge-
activeerd worden als ze geraakt
worden, bijvoorbeeld door een
hand, voet of losse voorwerpen.
Om ongewenste activering van de
actieve hoofdsteun te voorkomen,
dienen alle voorwerpen veilig te
worden opgeborgen, aangezien
losse voorwerpen in aanraking
kunnen komen met de actieve
hoofdsteun wanneer er plotseling
moet worden geremd. Als aan
deze waarschuwing geen gehoor
wordt gegeven, kan persoonlijk
letsel het gevolg zijn als de actieve
hoofdsteun geactiveerd wordt. Hoofdsteunen — achterbank
De hoofdsteunen van de achterbank
zijn vast uitgevoerd en kunnen niet
worden versteld. Raadpleeg voor
meer informatie over de correcte ge-
leiding van de bevestigingsband van
kinderzitjes de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto".
OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap
moeten twee vergrendelingen worden
vrijgezet.
1. Trek aan de motorkaphendel links
onder het instrumentenpaneel.
2. Stap uit en zoek de veiligheids-
grendel van de motorkap in het mid-
den van de voorzijde van de motor-
kap.
3. Til de tweede vergrendeling onder
het midden van de voorzijde van de
motorkap op en open de motorkap.
Motorkaphendel
Locatie van veiligheidsgrendel van de
motorkap
Tweede vergrendeling
99
Page 107 of 257

4. Houd de motorkap omhoog met de
steunstang. Steek de bovenzijde van
de steun in de opening links aan de
onderzijde van de motorkap.
Zorg ervoor dat de steunstang correct
op zijn plaats zit voordat u de motor-
kap sluit.LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen
mag u de motorkap niet hard dicht-
slaan. Sluit de motorkap met een
ferme neerwaartse beweging zodat
beide vergrendelingen stevig aan-
grijpen.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of
de motorkap goed vergrendeld is.
Als de motorkap niet volledig ver-
grendeld is, kan hij opklappen tij-
dens rijden, waardoor uw zicht
wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ern-
stig en zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
VERLICHTING
MULTIFUNCTIONELE
HENDEL
Met de multifunctionele hendel aan
de linkerzijde van de stuurkolom be-
dient u de koplampen, de parkeer-
lichten, de richtingaanwijzers, de in-
strumentenverlichting, het dimmen
van de instrumentenverlichting, de
interieurverlichting en de mistlam-
pen. KOPLAMPEN EN
PARKEERLICHTEN
Draai het uiteinde van de multifunc-
tionele hendel in de eerste stand om de
parkeerlichten in te schakelen. Draai
het uiteinde van de hendel in de
tweede stand om de koplampen in te
schakelen.
Plaats van gat voor steunstang van
motorkap
Multifunctionele hendelKoplampschakelaar
100
Page 108 of 257

LICHTVERKLIKKER
Als de koplampen of parkeerlichten
nog ingeschakeld zijn nadat de con-
tactschakelaarin de stand LOCK is
gezet, klinkt er een geluidssignaal bij
het openen van het bestuurdersportier
om de bestuurder te waarschuwen.
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
Dit systeem schakelt de koplampen
automatisch in of uit in overeenstem-
ming met de sterkte van het omge-
vingslicht. Om het systeem in te scha-
kelen, draait u het uiteinde van de
multifunctionele hendel in de stand
AUTO. Bij ingeschakeld systeem is de
uitschakelvertraging van de koplam-
pen ook ingeschakeld. Dit betekent
dat de koplampen nog maximaal
90 seconden lang blijven branden na-
dat u de contactschakelaar in de stand
LOCK heeft gezet. Om het automa-
tisch systeem uit te schakelen, draait
u het uiteinde van de multifunctionele
hendel uit de stand AUTO.OPMERKING:
Bij ingeschakelde automatische
stand gaan de koplampen pas
branden zodra de motor draait.
KOPLAMPEN AAN BIJ
INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (ALLEEN
BESCHIKBAAR IN
COMBINATIE MET
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN)
Als deze functie is ingeschakeld en de
multifunctionele schakelaar in de
stand AUTO is gezet, gaan de kop-
lampen na ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn
ingeschakeld. Wanneer de koplampenvia deze functie zijn ingeschakeld,
gaan ze uit wanneer u de ruitenwis-
sers uitschakelt.
De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan worden
in- en uitgeschakeld via het elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
UITSCHAKELVERTRAGING
VAN DE KOPLAMPEN
Deze functie is met name handig wan-
neer u uitstapt in een onverlichte
ruimte. Nadat u de contactschakelaar
in de stand LOCK heeft gezet, blijven
de koplampen nog maximaal 90 se-
conden veilig branden.
Om de vertraging in te schakelen draait
u de contactschakelaar naar de stand
LOCK terwijl de koplampen nog zijn
ingeschakeld. Schakel vervolgens bin-
nen 45 seconden de koplampen uit. De
vertraging begint nadat u de koplam-
Koplampschakelaar
101
Page 109 of 257

pen heeft uitgeschakeld. Gedurende
deze periode branden alleen de kop-
lampen.Het systeem heft de vertraging op zo-
dra u de koplampen, de parkeerlich-
ten of de contactschakelaar weer in-
schakelt.
Wanneer u de koplampen uitschakelt
voordat u de contactschakelaar in de
stand OFF zet, gaan de koplampen op
de normale manier uit.
De vertragingsduur van de koplamp-
verlichting is programmeerbaar op
auto's die zijn uitgerust met het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.DIMMER
INSTRUMENTENPANEEL
Draai het middendeel van de hendel
geheel naar beneden om de verlich-
ting van het instrumentenpaneel vol-
ledig te dimmen en om te voorkomen
dat de interieurverlichting bij het ope-
nen van een portier gaat branden.
Draai het middendeel van de hendel
omhoog om de sterkte van de verlich-
ting van het instrumentenpaneel te
verhogen wanneer de parkeerlich-
tenof de koplampen zijn ingescha-
keld.
Draai het middendeel van de hendel
in de volgende stand naar boven om
de kilometerteller en de radio sterker
te verlichten wanneer de parkeerlich-
ten of de koplampen zijn ingescha-
keld.
Draai het middendeel van de hendel
in de laatste stand naar boven om de
interieurverlichting in te schakelen.
MISTLAMPEN
U schakelt de mistlampen vóór
in door de parkeerlichten, het
dimlicht of de automatische
koplampen in te schakelen en vervol-
gens het uiteinde van de multifuncti-
onele schakelaar naar buiten te trek-
ken.
Dimschakelaar
Schakelaar mistlampen vóór
102
Page 110 of 257

AchtermistlampenBij dichte mist kunt u desge-
wenst de achtermistlampen
inschakelen. U schakelt de
achtermistlampen in door de
parkeerlichten, de koplampen of de
automatische koplampen in te scha-
kelen en vervolgens het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar naar
buiten te trekken en de hendel in de
laatste stand te draaien.
OPMERKING:
De koplampen moeten altijd zijn
ingeschakeld voor het inschakelen
van de achtermistlampen. RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op
of neer om te controleren of de pijlen
aan beide zijden van de instrumen-
tengroep gaan knipperen, wat bete-
kent dat de richtingaanwijzers voor
en achter naar behoren werken.
LANE CHANGE ASSIST
Tik de hendel eenmaal omhoog of om-
laag zonder hem in de klikstand te
duwen; de richtingaanwijzer (rechts
of links) knippert dan driemaal en
gaat vervolgens automatisch uit.
DIMLICHT/
GROOTLICHTSCHAKELAARDruk de multifunctionele hendel naar
voren om het grootlicht in te schakelen.
Trek de multifunctionele hendel naar u
toe om het dimlicht weer in te schake-
len.LICHTSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een licht-
signaal geven aan een ander voertuig
door de multifunctionele hendel kort
naar u toe te trekken. Hiermee scha-
kelt u het grootlicht in. U schakelt dit
weer uit door de hendel los te laten.
OPMERKING:
Als de multifunctionele hendel
langer dan 15 seconden in de stand
voor het lichtsignaal wordt gehou-
den, wordt het grootlicht uitge-
schakeld. Als hiervan sprake is,
wacht dan 30 seconden met het
geven van het volgende lichtsig-
naal.
Schakelaar achtermistlampen
Bediening richtingaanwijzers
103
Page 111 of 257

INTERIEURVERLICHTINGOnder aan de binnenspiegel bevinden
zich twee interieurlampen/leeslampen.
U kunt deze lampen in en uit schakelen
met behulp van de schakelaars in de
spiegel of met de dimschakelaar in de
multifunctionele hendel. Deze lampen
worden bovendien automatisch be-
diend door het instapverlichtingsys-
teem.Aan de achterzijde van de midden-
console bevindt zich ook een interi-
eurlamp. U kunt deze lamp in en uit
schakelen met de dimschakelaar in de
multifunctionele hendel. Deze lamp
wordt bovendien automatisch be-
diend door het instapverlichtingsys-
teem.Hoogteverstelling
koplampen
Met dit systeem zijn de koplampen
altijd correct afgesteld, ongeacht de
belading van de auto.
De schakelaar voor de hoogteverstel-
ling van de koplampen bevindt zich
onder de radio op het instrumenten-
paneel.
Bediening: duw op de scha-
kelaar voor de hoogtever-
stelling van de koplampen
totdat het nummer dat
overeenstemt met de belasting in on-
derstaande tabel oplicht op de scha-
kelaar.
0 Alleen bestuurder, of bestuurder plus voor-
passagier.
1 Alle zitplaatsen bezet.
2 Alle zitplaatsen bezet,
plus een gelijkmatig
verdeelde lading in de
bagageruimte. Het
totale gewicht van
passagiers plus lading
blijft onder het maxi-
male laadgewicht van
de auto.
3 Bestuurder, plus een
gelijkmatig verdeelde
lading in de bagage-
ruimte. Het totale ge-
wicht van bestuurder
plus lading blijft bene-
den het maximale
laadgewicht van de
auto.
Berekeningen gebaseerd op een per-
soonsgewicht van 75 kg.
Schakelaars voor
interieurverlichting/leeslampen
104
Page 112 of 257

ACCUSPAARFUNCTIE
Om te voorkomen dat de accu leeg
raakt, wordt de interieurverlichting
10 minuten nadat u de contactscha-
kelaar in de stand LOCK hebt gezet
automatisch uitgeschakeld. Dit ge-
beurt als de interieurverlichting
handmatig werd ingeschakeld of als
een portier is geopend.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
De ruitenwissers en -sproeiers
bedient u via een schakelaar op
de bedieningshendel. De hendel
bevindt zich aan de rechterzijde van de
stuurkolom.
Draai het uiteinde van de hendel in de
stand LO voor een lage wissnelheid, of
in de stand HI voor een hoge wissnel-
heid.
OPMERKING:De ruitenwissers keren automatisch
terug in de ruststand wanneer u tij-
dens het wissen de contactschake-
laar in de stand OFF zet. De ruiten-
wissers gaan weer werken wanneer
u de contactschakelaar in de stand
ON zet.
LET OP!
Zet de ruitenwissers uit wanneer u
door een automatische wasstraat
gaat. De ruitenwissers kunnen be-
schadigd raken wanneer u ze niet
uitschakelt.Verwijder altijd achtergebleven
sneeuw als die verhindert dat de
wisserbladen terugkeren naar de
beginstand. Wanneer u de ruiten-
wissers uitschakelt en de wisserbla-
den niet kunnen terugkeren naar de
beginstand, kan de ruitenwisser-
motor beschadigd raken.
Bedieningshendel ruitenwissers/- sproeier
Wissnelheid wijzigen
105