Page 113 of 257

INTERVALSTANDGebruik de intervalstand wanneer het
door de weersomstandigheden wense-
lijk is om de ruitenwissers met een vari-
abel interval te laten wissen. Draai het
uiteinde van de ruitenwisser-/
ruitensproeierhendel in de eerste stand,
draai vervolgens het uiteinde van de
hendel om het gewenste interval in te
stellen. Er zijn vijf verschillende inter-
vallen, van 1 seconde tot ca.18 secon-
den.OPMERKING:
De intervaltijd tussen wisslagen is
afhankelijk van de rijsnelheid. Als
de rijsnelheid lager is dan
16 km/u, worden de intervaltijden
verdubbeld.RUITENSPROEIERS
Trek de ruitenwisser-/ruitensproeier-
hendel naar u toe en houd hem in deze
stand zolang u de ruitensproeiers wilt
inschakelen.Als u de ruitensproeiers inschakelt,
terwijl de ruitenwissers in de interval-
stand staan, maken de ruitenwissers
twee volledige wisbewegingen nadat u
de hendel hebt losgelaten en hervat-
ten ze daarna het gekozen interval.
Als u de ruitensproeier inschakelt
wanneer de ruitenwissers zijn uitge-
schakeld, maken deze twee wisbewe-
gingen en worden ze weer uitgescha-
keld.WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van
het zicht door de voorruit kan tot
aanrijdingen leiden. Mogelijk ziet u
andere voertuigen of obstakels over
het hoofd. Voorkom ijsvorming op
de voorruit door de voorruit eerst te
verwarmen alvorens de ruiten-
sproeier te gebruiken.
MIST-FUNCTIE
Druk de ruitenwisserschakelaar in om
de ruitenwissers één wisbeweging te
laten maken om opspattend water af-
komstig van een passerende auto te
verwijderen. De ruitenwissers blijven
ingeschakeld zolang de schakelaar
wordt ingedrukt.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de
sproeierpomp niet in. Er wordt
daarom geen ruitensproeiervloei-
stof op de voorruit gesproeid. De
wisfunctie moet worden gebruikt
om ruitensproeiervloeistof op de
voorruit te sproeien.
Intervalstanden wijzigen
Bediening van MIST-functie
106
Page 114 of 257

KOPLAMPEN AAN BIJ
INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (ALLEEN
BESCHIKBAAR IN
COMBINATIE MET
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN)
Als deze functie is ingeschakeld, gaan
de koplampen ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn
ingeschakeld, wanneer de multifunc-
tionele hendel (aan de linkerzijde van
de stuurkolom) in de stand AUTO
staat. Wanneer de koplampen via
deze functie zijn ingeschakeld, gaan
ze uit wanneer u de ruitenwissers uit-
schakelt.
De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan worden
in- en uitgeschakeld via het elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke instellin-gen (door de klant te programmeren
functies)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
VERSTELBARE
STUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurko-
lom in de hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom ook in de lengte verstel-
len. De hendel voor de lengte- en
hoogteverstelling bevindt zich onder
het stuur aan het einde van de stuur-
kolom.
Druk de hendel naar beneden om de
stuurkolom te ontgrendelen. Om de
stuurkolom in de hoogte te verstellen
beweegt u het stuur omhoog of om-
laag naar de gewenste positie. Om de
stuurkolom in de lengte te verstellen
trekt u het stuur naar buiten of duwt u
het naar binnen naar de gewenste po-
sitie. Trek de hendel omhoog totdat
deze volledig aangrijpt om de stuur-
kolom te vergrendelen.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rij-
den. Verstellen van de stuurkolom
tijdens het rijden of rijden als de
stuurkolom niet is vergrendeld, kan
ertoe leiden dat de bestuurder de
macht over het stuur verliest. Con-
troleer of de stuurkolom vergrendeld
is, voordat u gaat rijden. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
Hendel voor lengte- en
hoogteverstelling
107
Page 115 of 257

CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruise-
control bij snelheden boven 40 km/u
de werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol be-
vinden zich aan de rechterzijde van
het stuur.
OPMERKING:
Om de correcte werking te waar-
borgen, is de cruisecontrol zoda-
nig uitgevoerd dat het systeem
wordt uitgeschakeld als u gelijk-
tijdig meerdere functies van de
cruisecontrol bedient. Als dit ge-
beurt, kan het systeem opnieuw in
werking worden gesteld door op de
knop ON/OFF van de cruisecontrolte drukken en de gewenste snel-
heid opnieuw in te stellen.
INSCHAKELEN
Druk op de knop ON/OFF. Het indi-
catielampje van de cruisecontrol gaat
branden in de instrumentengroep.
Druk nogmaals op de knop ON/OFF
om het systeem uit te schakelen. Het
indicatielampje van de cruisecontrol
gaat uit. Het systeem moet worden
uitgeschakeld wanneer het niet wordt
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol
ingeschakeld te laten wanneer u
deze niet gebruikt. U kunt het sys-
teem dan per ongeluk instellen en
sneller rijden dan u wilt. U kunt
anders de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorza-
ken. Laat het systeem altijd uitge-
schakeld als u het niet gebruikt.
DE GEWENSTE SNELHEID
INSTELLEN
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer
de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop SET (-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snel-
heid handhaven.
OPMERKING:
U mag pas op de knop SET druk-
ken als de auto met een gelijkma-
tige snelheid op een vlakke weg
rijdt.
UITSCHAKELEN
Als u het rempedaal licht indrukt, op
de knop CANCEL (annuleren) drukt
of normale remdruk uitoefent tijdens
het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de inge-
stelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist. Wanneer u op de knop ON/
OFF drukt of de contactschakelaar in
de stand OFF zet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
SNELHEID HERVATTEN
Als u een eerder ingestelde snelheid
opnieuw wilt aanhouden, drukt u kort
op de knop RES (+). Dit is alleen
mogelijk als u met een snelheid boven
32 km/u rijdt.
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
108
Page 116 of 257

INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld,
kunt u de snelheid verhogen door op
de knop RES (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de inge-
stelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snel-
heid wordt dan ingesteld.
Als u eenmaal op de knop RES (+)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verhoogd met 2 km/u. Telkens wan-
neer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 2 km/u
verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de cruisecontrol is ingesteld, drukt u
op de knop SET (-). Als u de knop
SET (-) ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd
totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is be-
reikt. De nieuwe snelheid zal vervol-
gens worden ingesteld.Als u eenmaal op de knop SET (-)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verhoogd met 2 km/u. Met ieder vol-
gend tikje op de toets verlaagt u de
snelheid met 2 km/u.
ACCELEREREN OM IN TE
HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde
rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op
hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellin-
gen mogelijk terug om de ingestelde
snelheid van de auto te handhaven.
OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snel-
heid op hellingen en bij afdalingen
constant. Een kleine snelheidsver-
andering op lichte hellingen is
normaal.
Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, waar-
door het in die gevallen beter is om
zonder cruisecontrol te rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn
in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandig-
heden te snel gaan, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen
en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol
nooit in druk verkeer of op bochtige,
beijzelde, besneeuwde of anderszins
gladde wegen.
ELEKTRISCHE
AANSLUITCONTACTEN
In de auto zijn twee aansluitcontacten
van 12 volt (13 ampère) aanwezig.
Beide aansluitcontacten worden be-
veiligd door een zekering.
109
Page 117 of 257

Het aansluitcontact bij het instru-
mentenpaneel, dat zich onder de be-
dieningselementen van de airconditi-
oning bevindt, levert alleen
voedingsspanning wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ON is ge-
zet. Dit aansluitcontact werkt ook als
sigarettenaansteker.
OPMERKING:
Om het verwarmingselement te
sparen, mag de aansteker niet in-
gedrukt in de verwarmingstand
worden gehouden.Een tweede aansluitcontact bevindt in
de middenconsole.
De voeding voor het aansluitcontact
in de middenconsole wordt recht-
streeks door de accu geleverd. Dit
contact levert daarom altijd voedings-
spanning. Items die op dit aansluit-
contact worden aangesloten, kunnen
de accu ontladen en/of het starten van
de motor verhinderen.
LET OP!
Zorg ervoor dat het maximumver-
mogen van 160 watt (13 amp) bij
12 volt niet wordt overschreden.
Als het vermogen van 160 Watt
(13 amp) wordt overschreden zal
de zekering, die het systeem be-
veiligt, vervangen moeten wor-
den.
De aansluitcontacten zijn uitslui-
tend bedoeld voor accessoirestek-
kers. Steek geen voorwerpen in de
aansluitcontacten, om te voorko-
men dat de contacten worden be-
schadigd en de zekering door-
brandt. Bij verkeerd gebruik van
het elektrische aansluitcontact
kan schade worden veroorzaakt
die niet door de beperkte garantie
van een nieuw voertuig wordt ge-
dekt.
Aansluitcontact instrumentenpaneel
Middenconsole
110
Page 118 of 257

WAARSCHUWING!
Ter voorkoming van ernstig of zelfs
dodelijk letsel:
Sluit op de 12 volt-aansluitcon-tacten alleen apparaten aan die
geschikt zijn voor dit type aan-
sluitcontact.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Raak de aansluitcontacten niet
aan met natte handen.
Zorg dat het klepje is gesloten tij-
dens het rijden en wanneer u het
aansluitcontact niet gebruikt.
Onjuist gebruik van dit aansluit-
contact kan leiden tot een elektri-
sche schok en storing.LET OP!
Veel accessoires die u op de aan-sluitcontacten kunt aansluiten,
ontvangen ook voedingsspanning
van de accu in de auto als u ze niet
gebruikt (bijv. mobiele telefoons).
Als u de accessoires te lang aange-
sloten laat, raakt de accu zo ver
ontladen dat de levensduur ervan
afneemt en/of de motor niet meer
zal starten.
Accessoires die veel vermogen ver-
gen, zoals koelers, stofzuigers,
lampen, enz., zullen de accu nog
sneller ontladen. Gebruik deze
met mate en wees extra voorzich-
tig.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Na het gebruik van accessoires die
veel vermogen vereisen of na een
lange periode dat de auto niet
werd gestart (met nog aangesloten
accessoires), moet er lang genoeg
met de auto worden gereden, tot-
dat de dynamo de accu weer op
kan laden.SIGARETTENAANSTEKER
EN ASBAK (indien
leverbaar)Uw erkende dealer kan een optionele
asbak leveren. Deze asbak past in de
bekerhouder voorin in de middencon-
sole.
De optionele asbak wordt geleverd
met een sigarettenaansteker, die op de
aansluitcontacten kan worden aange-
sloten. Raadpleeg de paragraaf
"Elektrische aansluitcontacten" in
het hoofdstuk "De functies van uw
auto" voor meer informatie.
Zekeringlocaties vooraansluitcontacten
1 — #16 zekering 15 A blauw aan-
steker instrumentenpaneel
2 — #11 zekering 15 A blauw aan-
sluitcontact armsteun
111
Page 119 of 257
BEKERHOUDERS
BEKERHOUDER VOORIN
In de bekerhouder in de middencon-
sole kunnen twee grote bekers of twee
flesjes of blikjes van 0,5 l worden ge-
plaatst. De eendelige adapter kan
eenvoudig worden verwijderd om te
worden gereinigd. In een van de be-
kerhouders kan een optionele te ver-
wijderen asbak worden geplaatst.BEKERHOUDERS
ACHTERIN
De bekerhouders voor de passagiers
achterin bevinden zich in de armsteu-
nen. In iedere bekerhouder kan een
flesje of blikje van 0,5 l worden ge-
plaatst.
WAARSCHUWING!
Bij het sluiten van het portier kun-
nen houders met hete vloeistof in de
bekerhouder overlopen en brand-
wonden veroorzaken. Wees voor-
zichtig bij het sluiten van de portie-
ren om letsel te voorkomen.OPBERGRUIMTE
HANDSCHOENENKASTJE
Het handschoenenkastje bevindt zich
rechts van het instrumentenpaneel.
Trek de hendel op het handschoenen-
kastje uit om het kastje te openen.
Bekerhouders voorin
Bekerhouder achterin
Handschoenenkastje
112
Page 120 of 257

CONSOLE
Opbergruimte
De middenconsole bevindt zich tussen
de voorstoelen. De middenarmsteun
kan naar voren worden geschoven om
extra comfort aan de gebruiker te bie-
den. De middenconsole kan worden
gebruikt als opbergruimte en is voor-
zien van een elektrisch aansluitcon-
tact. Raadpleeg de paragraaf "Elek-
trische aansluitcontacten" in het
hoofdstuk "De functies van uw auto"
voor meer informatie.Onder de armsteun van de midden-
console bevinden zich nog twee afzon-
derlijke opbergruimten.
Om de bovenste opbergruimte te ope-
nen, trekt u de kleinere grendel op het
deksel omhoog. In de bovenste op-
bergruimte kunnen kleine voorwer-
pen, zoals een pen en een notitieblok
worden opgeborgen, terwijl in het
grotere opbergvak onderin cd's en
dergelijke passen.
Trek de grotere grendel omhoog voor
toegang tot de onderste opbergruimte.
In de onderste opbergruimte kunt u
spullen als uw CD's opbergen. Het
onderste opbergvak is tevens voorzien
van een 12 V-aansluitcontact.OPMERKING:
In een uitsparing aan de voor-
zijde in de consolevoet kan een
mobiele telefoon worden ge-
plaatst. Als de armsteun is neer-
geklapt kan de telefoon op het
elektrisch aansluitcontact wor-
den aangesloten.
Het elektrisch aansluitcontact kan ook de aansteker van de op-
tionele asbak in de bekerhouder
van spanning voorzien.
WAARSCHUWING!
Ga niet rijden met de auto als conso-
levak is geopend. Tijdens het rijden
moeten mobiele telefoons, MP3-
spelers en andere draagbare appara-
tuur zijn opgeborgen. Gebruik van
deze apparatuur tijdens het rijden
kan uw aandacht afleiden en ernstig
of zelfs dodelijk letsel veroorzaken
door ongevallen.
Middenconsole
Opbergruimte middenconsole
113