Page 121 of 257

ACHTERRUITFUNCTIEACHTERRUITVERWARMING
De knop van de achterruitver-
warming bevindt zich op de
(modus)knop van de klimaat-
regeling. Druk op deze knop om de
achterruitverwarming en de buiten-
spiegelverwarming in te schakelen.
Een controlelampje in de knop gaat
branden om aan te geven dat de ach-
terruitverwarming is ingeschakeld.
De achterruitverwarming wordt na
ongeveer 10 minuten automatisch
uitgeschakeld. Voor extra werking
van nog eens vijf minuten, drukt u
nogmaals op de knop. OPMERKING:
Gebruik de achterruitverwarming
uitsluitend wanneer de motor
draait, om ontladen van de accu te
voorkomen.
LET OP!
Het negeren van de volgende waar-
schuwingen kan leiden tot schade
aan de verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen
van de binnenkant van de achter-
ruit. Gebruik geen schurende
schoonmaakmiddelen om de bin-
nenzijde van de ruit te reinigen.
Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf
evenwijdig aan de verwarmings-
elementen. U kunt stickers verwij-
deren met warm water.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Gebruik geen schrapers, scherpe
voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen
zich op veilige afstand van de ruit
bevinden.
114
Page 122 of 257
4
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN
KENNEN
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
INSTRUMENTENGROEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
BESCHRIJVINGEN INSTRUMENTENGROEP . . . 119
ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . . . 128
SCHERM VAN ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) . . 129
OLIEVERVERSING VEREIST . . . . . . . . . . . . 130
EVIC HOOFDMENU . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
WEERGAVE KOMPAS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK (L/100KM) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
BEREIK TOT LEGE TANK . . . . . . . . . . . . . . . 134
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
VERSTREKEN TIJD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
DISPLAY UNITS IN (MAATEENHEDEN DISPLAY IN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
SYSTEEMSTATUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
115
Page 123 of 257
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN (DOORDE KLANT TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
AUDIOSYSTEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
ANALOGE KLOK INSTELLEN . . . . . . . . . . . . . . 137
STUURBEDIENING VOOR AUDIO . . . . . . . . . . . 137 BEDIENING VAN DE RADIO . . . . . . . . . . . . . 137
CD-SPELER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 AUTOMATISCHETEMPERATUURREGELING . . . . . . . . . . . . . . 138
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING . . . . . . . 142
116
Page 124 of 257
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL1 — Luchtrooster6 — Radio11 — Opbergvak
2 — Opening voor zijraamontwase-
ming 7 — Airbag passagierszijde
12 — Klimaatregeling
3 — Instrumentengroep 8 — Handschoenenkastje13 — Ontgrendelknop voor bagage-
ruimte
4 — Contactschakelaar 9 — Schakelaar stoelverwarming 14 — Aansluitcontact
5 — Analoge klok 10 — Schakelaar waarschuwingsknip-
perlichten
117
Page 125 of 257
Page 126 of 257

BESCHRIJVINGEN
INSTRUMENTENGROEP
1. Temperatuurmeter
De temperatuurmeter geeft de tempe-
ratuur van de koelvloeistof aan. Alle
aanduidingen onder het rode gebied
(H ) van de temperatuurmeter geven
aan dat het koelsysteem van de motor
correct werkt. Tijdens rijden bij hoge
buitentemperaturen, in de bergen, in
druk stadsverkeer of tijdens het rijden
met een aanhanger kan de meter-
naald een hogere temperatuur dan
normaal aanwijzen.
Als de meternaald in het rode gebied
H komt, klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto dan veilig stil aan de kant
van de weg. Laat de auto met uitge-
schakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale
bereik staat. Als de meternaald in de
H -zone (rood) blijft staan, zet dan de
motor direct af en neem contact op
voor onderhoud.
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de mo-
tor te voorkomen. Schakel de aircon-
ditioning uit. De airconditioning voert warmte af naar het koelsysteem van
de motor. Door de airconditioning uit
te schakelen wordt deze warmtetoe-
voer voorkomen. U kunt ook de tem-
peratuurregelknop in de hoogste
stand zetten, de ventilatie in de vloer-
stand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo onder-
steunt het verwarmingssysteem de
werking van de radiateur bij het af-
voeren van warmte uit het koelsys-
teem.
2. Vulklepindicatie
Dit is een geheugensteun
die aangeeft dat de brand-
stofvulklep zich aan de lin-
kerzijde van de auto be-
vindt.
3. Brandstofmeter
Wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN staat, geeft de meter-
naald de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan. 4. Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid aan in kilometer
per uur (km/u).
5. Controlelampje brandstofpeil
Het brandstoflampje gaat bran-
den en het geluidssignaal klinkt
eenmaal wanneer er nog onge-
veer 7,6 liter brandstof in de tank zit.
OPMERKING:
Dit lampje blijft branden totdat
ongeveer 11 liter brandstof is bij-
gevuld.
6. Lampje laadsysteem Dit lampje geeft informatie
over het functioneren van het
elektrische laadsysteem. Het lampje
moet kort branden wanneer het con-
tact de eerste keer wordt ingeschakeld
en kort blijven branden tijdens de
gloeilamptest. Als het lampje blijft
branden of tijdens het rijden gaat
branden, schakel dan enkele elektri-
sche accessoires, zoals de mistlampen
vóór of de achterruitverwarming, uit.
Als het lampje van voor het laadsys-
teem blijft branden, is er een pro-
bleem met het laadsysteem. Laat de
auto dan ONMIDDELLIJK CON-
119
Page 127 of 257

TROLEREN. Neem contact op met
uw erkende dealer.
Wanneer met startkabels moet wor-
den gestart, raadpleeg dan de para-
graaf "Starten met startkabels" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood".
7. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden bran-
den nadat u de contactscha-
kelaar de eerste keer in de
stand ON/RUN hebt gezet. Wanneer
het lampje niet brandt tijdens het
starten, blijft branden of gaat bran-
den tijdens het rijden, moet het sys-
teem zo snel mogelijk door een er-
kende dealer worden nagekeken.
Raadpleeg de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor infor-
matie hierover. 8. Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden branden
nadat u de contactschakelaar
de eerste keer in de stand ON/RUN
hebt gezet. Als tijdens deze gloeilamp-
controle de veiligheidsgordel voor de
bestuurder niet is vastgegespt, hoort u
een geluidssignaal. Als de gordel ook
na de gloeilamptest of tijdens het rij-
den nog is losgegespt, gaat het waar-
schuwingslampje voor de autogordel
knipperen of continu branden. Raad-
pleeg de paragraaf "Beveiligingssys-
temen voor inzittenden" in het hoofd-
stuk "Uw auto" voor informatie
hierover.
9. Waarschuwingslampje oliedruk Deze indicator wijst op een te
lage motoroliedruk. Het
lampje gaat branden en blijft branden
wanneer de contactschakelaar vanuit
de stand OFF in de stand ON/RUN
wordt gezet. Wanneer de motor wordt
gestart, gaat het lampje uit. Als het
lampje niet gaat branden tijdens het
starten, moet u het systeem laten con-
troleren door een erkende dealer. Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden en blijft branden, breng dan
de auto tot stilstand en zet de motor
af.
START DE MOTOR PAS OP-
NIEUW WANNEER HET PRO-
BLEEM IS VERHOLPEN.
Het lampje is geen aanduiding van het
motoroliepeil. Het motoroliepeil kan
worden vastgesteld volgens de proce-
dure die is beschreven in het hoofd-
stuk "Onderhoud van uw auto".
10. Waarschuwingslampje
motortemperatuur Dit lampje waarschuwt voor
een oververhitte motor. Als de
koelvloeistoftemperatuur toe-
neemt en de meternaald het gebied
'H' nadert, gaat dit lampje branden
en nadat een drempelwaarde is over-
schreden klinkt eenmaal het geluids-
signaal. Als de temperatuur verder
toeneemt klinkt het geluidssignaal
continu gedurende vier minuten of
totdat u de motor is afgekoeld.
Wanneer het lampje tijdens het rijden
gaat branden, zet dan de auto veilig
stil aan de kant van de weg. Als de
airco is ingeschakeld, schakel deze120
Page 128 of 257

dan uit. Zet de versnellingsbak in de
stand NEUTRAL en laat de motor
stationair draaien. Als de meternaald
niet terugkeert naar normaal, zet de
motor dan onmiddellijk uit en bel
voor hulp. Raadpleeg de paragraaf
"Oververhitting van de motor" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood" voor meer informatie hierover.
11. Waarschuwingslampje voor het
remsysteemDit lampje geeft verschillende
functies van het remsysteem
aan, zoals het remvloeistofpeil
en het aantrekken van de handrem.
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem gaat branden, is het
mogelijk dat de handrem is aange-
trokken, het vloeistofpeil in het rem-
vloeistofreservoir te laag is of dat zich
een probleem voordoet met het ABS-
systeem.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserve-remvermogen als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem sprake is
van een storing, geeft het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem dit aan; het lampje gaat branden wan-
neer het remvloeistofpeil in de hoofd-
remcilinder is gedaald tot onder een
bepaald niveau.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen.
OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van
een scherpe bocht even knipperen,
doordat dan het vloeistofpeil ver-
andert. Breng de auto naar de dea-
ler voor onderhoud en laat het
remvloeistofpeil controleren.
Als een storing van het remsysteem
wordt aangegeven, laat de auto dan
onmiddellijk repareren.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het waar-
schuwingslampje voor het remsys-
teem brandt, is gevaarlijk. Een deel
van het remsysteem is mogelijk de-
fect. De remweg wordt dan langer. U
kunt een aanrijding veroorzaken.
Laat de auto onmiddellijk controle-
ren.
Auto’s met ABS beschikken ook over
elektronische remkrachtverdeling
(EBD). Bij een storing van EBD, gaat
het waarschuwingslampje voor het
remsysteem branden, samen met het
ABS-lampje. Het ABS-systeem moet
dan onmiddellijk worden gerepa-
reerd.
U kunt de werking van het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem
controleren door de contactschake-
laar van de stand OFF in de stand
ON/RUN te zetten. Het lampje moet
dan gedurende ongeveer drie secon-
den branden. Het lampje moet vervol-
gens doven, tenzij de handrem is aan-
getrokken of een storing van het
remsysteem is gedetecteerd. Als het
lampje niet gaat branden, moet u het
lampje door een erkende dealer laten
controleren.
Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken wan-
neer de contactschakelaar in de stand
ON/RUN staat.
121