Page 201 of 246

De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Voor-
kom contact met de huid
en de ogen. Houd open vuur en
vonkvormende apparaten verwij-
derd van de accu: brand- en ont-
ploffingsgevaar.
ACCU
De accu in de auto bevindt zich in
een ruimte in de bodemplaat voor de
passagiersstoel en is „onderhouds-
arm”: onder normale omstandigheden
hoeft de accu niet bijgevuld te worden
met gedestilleerd water.
VERVANGING ACCU
Als de accu vervangen wordt, moet
een originele accu met dezelfde speci-
ficaties worden gemonteerd. Als de
accu wordt vervangen door een accu
met andere specificaties dan vervallen
de onderhoudsintervallen die zijn
aangegeven in het Geprogrammeerd
Onderhoud in dit hoofdstuk; houd u
voor het onderhoud van de accu strikt
aan de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu.
200
De accu bevat stoffen die
bijzonder gevaarlijk zijn
voor het milieu. Het ver-
dient aanbeveling om de accu te
laten vervangen door de Lancia-
dealer; deze heeft de beschikking
over de uitrusting om de accu mi-
lieuvriendelijk en volgens de wet-
telijke normen af te voeren.ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
Het elektrolytniveau moet worden
gecontroleerd en eventueel bijgevuld,
in overeenstemming met de onder-
houdsintervallen in het Geprogram-
meerd Onderhoudsschema in dit
hoofdstuk. Wend u hiervoor tot de
Lancia-dealer.
BELANGRIJKControleer bij het
uit-/inbouwen van de accu of deze
mechanisch goed is bevestigd.
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:35 Pagina 200
Page 202 of 246

201
Bescherm de ogen met
een veiligheidsbril bij
werkzaamheden aan de
accu of in de buurt van de accu.
Als de accu wordt gebruikt
met een zeer laag vloeistof-
niveau, kan de accu onher-
stelbaar beschadigen en bestaat
explosiegevaar.
Als de auto lange tijd niet
wordt gebruikt onder zeer
koude omstandigheden,
verwijder dan de accu en verplaats
de accu naar een warme ruimte;
de accu zou kunnen bevriezen.
Probeer een bevroren
accu niet op te laden: eerst
moet de accu ontdooid
worden, anders loopt u het risico
dat de accu ontploft. Als de accu is
bevroren, controleer dan of de in-
terne elementen niet zijn gebroken
(kans op kortsluiting) en of de be-
huizing niet is gescheurd (kan op
lekkage van het giftige en corrosieve
zuur).
Onoordeelkundige mon-
tage van elektrische en
elektronische apparatuur
kan ernstige schade toebrengen aan
de auto. Als u na aankoop van de
auto accessoires wilt installeren,
wend u dan tot de Lancia-dealer,
die u kan informeren over de ge-
schikte systemen en u vooral advies
geven over de noodzaak om een
accu met een grotere capaciteit toe
te passen.PRAKTISCHE TIPS
OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te ver-
lengen, moeten de volgende aanwij-
zingen nauwkeurig worden opgevolgd:
– als de auto wordt geparkeerd, sluit
dan de portieren, motorkap en ach-
terklep goed; controleer of de interi-
eurverlichting is gedoofd;
– de klemmen moeten altijd goed
vastzitten;
– voorkom, zo mogelijk, om gebrui-
kers langere tijd bij uitgeschakelde
motor te laten werken (autoradio,
waarschuwingsknipperlichten enz.);
– maak, voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden uit-
gevoerd, de minpool van de accu los.
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:35 Pagina 201
Page 203 of 246

202
Als gebruikers worden ingeschakeld
die veel stroom verbruiken, zoals: fles-
senwarmers, stofzuigers, mobiele tele-
foons, koelkasten enz., en deze gevoed
worden als de motor niet of met stati-
onair toerental draait, wordt de accu
sneller ontladen.
BELANGRIJKAls in de auto extra
systemen worden gemonteerd, dan
moet goed op de elektrische aanslui-
tingen worden gelet, vooral als dit be-
veiligingssystemen betreft. BELANGRIJKEen accu met een la-
ding lager dan 50% raakt na verloop
van tijd beschadigd door sulfatering;
hierdoor worden de capaciteit en het
startvermogen lager; bovendien is de
drempelwaarde waarbij de accu be-
vriest lager (dit vindt al plaats bij
–10 °C). Als u de auto langere tijd niet
gebruikt, zie dan de paragraaf „Auto
langere tijd stallen” in het hoofdstuk
„Juist gebruik van de auto”.
Als u na aanschaf van uw auto ac-
cessoires wilt monteren die constante
voeding nodig hebben (diefstalalarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, verdient het
aanbeveling om u te wenden tot de
Lancia-dealer. Deze kan u de meest
geschikte installaties uit het Lancia
Lineaccessori- programma aanraden
en controleren of de elektrische in-
stallatie van de auto geschikt is voor
het extra stroomverbruik of dat het
noodzakelijk is een accu met een gro-
tere capaciteit te monteren. Enkele van deze systemen blijven
doorlopend stroom verbruiken, ook
als het contactslot is uitgeschakeld
(geparkeerde auto, motor uitgezet);
hierdoor wordt de accu geleidelijk
ontladen.
De totaal opgenomen stroom door
alle gebruikers (standaard of achteraf
gemonteerd) moet lager zijn dan
0,6 mA × Ah (van de accu), zoals wordt
verduidelijkt in de volgende tabel:
Maximaal toegestaan
stroomverbruik
bij stilstaande auto:
30 mA
36 mA
42 mA Accu van:
50 Ah
60 Ah
70 Ah
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:36 Pagina 202
Page 204 of 246

203
ELEKTRONISCHE
REGELEENHEDEN
Als de auto normaal wordt gebruikt,
zijn geen speciale voorzorgsmaatrege-
len nodig.
Bij werkzaamheden aan de elektri-
sche installatie of als een noodstart
wordt uitgevoerd, moeten zorgvuldig
de volgende aanwijzingen worden
aangehouden:
– zet altijd de motor uit voordat de
accu van de elektrische installatie
wordt losgekoppeld.
– maak de accu altijd los van de
elektrische installatie als de accu moet
worden opgeladen.
– gebruik voor een noodstart alleen
een hulpaccu en nooit een acculader.
– houd rekening met de polariteit en
controleer de verbinding tussen de
accu en de elektrische installatie.– controleer voordat de pennen van
de elektronische regeleenheid worden
losgenomen of het contactslot niet in
standAofMstaat.
– controleer niet of er spanning tus-
sen de uiteinden van de bedrading
staat door de uiteinden met elkaar te
verbinden.
– als laswerkzaamheden aan de car-
rosserie moeten worden uitgevoerd,
maak dan de stekkers van de regel-
eenheden los of verwijder ze uit ge-
bieden waar een hoge temperatuur
wordt bereikt.
Wijzigingen of reparaties
aan de elektrische installa-
tie die niet correct worden
uitgevoerd en waarbij geen reke-
ning wordt gehouden met de tech-
nische specificaties van het systeem,
kunnen storingen in de werking en
zelfs brand veroorzaken.
WIELEN
EN BANDEN
BANDENSPANNING
Controleer elke twee weken of voor
een lange rit de bandenspanning van
elke band, waaronder het reservewiel:
De bandenspanning moet bij koude
banden worden gecontroleerd.
Als met de auto wordt gereden, is
het normaal dat de spanning hoger
wordt. Houd er daarom rekening mee
dat bij een controle of oppompen van
warme banden de spanning 0,3 bar
hoger moet zijn dan de voorgeschre-
ven waarde.
Zie voor de juiste bandenspanning de
paragraaf „Wielen” in het hoofdstuk
„Technische gegevens”.
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:36 Pagina 203
Page 205 of 246

204
Ook de wegligging is af-
hankelijk van een juiste
bandenspanning.
Een onjuiste spanning veroorzaakt
een overmatige slijtage van de banden
(fig. 13):
A– Juiste spanning: gelijkmatige
slijtage van het loopvlak.
B– Te lage spanning: te grote slij-
tage aan de zijkanten van het loop-
vlak.
C– Te hoge spanning: te grote slij-
tage in het midden van het loopvlak.Een veel te lage spanning
veroorzaakt de oververhit-
ting van de banden, waar-
door de banden ernstig kunnen
beschadigen.BELANGRIJKE TIPS
Voorkom krachtig remmen, met
doorslaande banden wegrijden enz.
Vermijd ook harde contacten tussen
banden en stoepranden, kuilen en an-
dere obstakels. Het langdurig rijden
op een slecht wegdek kan de banden
beschadigen.
Controleer de banden regelmatig op
scheuren in de wangen en bulten of
slijtplekken op het loopvlak. Wend
u in dat geval tot de Lancia-dealer.
Rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: hierdoor kunnen de banden en
de velgen ernstig beschadigd worden.
Stop zo snel mogelijk bij een lekke
band en verwissel het wiel om be-
schadiging van de band, de velg, de
wielophanging en de stuurinrichting
te voorkomen. Banden moeten worden vervangen
als de profieldiepte van het loopvlak
minder is dan 1,6 mm. Houd u ech-
ter altijd aan de bepalingen van het
land waarin u rijdt.
fig. 13
L0B0178b
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:36 Pagina 204
Page 206 of 246

205
Banden verouderen ook als ze weinig
worden gebruikt. Scheurtjes in het loop-
vlak en op de wangen geven aan dat de
band verouderd is. Banden die langer
dan zes jaar onder een auto gemonteerd
zijn, moeten dan ook door een specia-
list worden gecontroleerd. Dit geldt in
het bijzonder voor het reservewiel.
Monteer nooit gebruikte banden of
banden waarvan de herkomst onbe-
kend is.
De auto is uitgerust met Tubeless
banden, zonder binnenband. In dit
type band mag nooit een binnenband
worden gemonteerd.
Bij de montage van een nieuwe band
moet ook het ventiel vernieuwd worden.
Verwissel de banden niet
kruislings, waarbij de ban-
den van de linkerzijde
rechts en omgekeerd worden ge-
monteerd.
RUBBER SLANGEN
Volg voor de rubber slangen van het
rem- en brandstofsysteem zeer nauw-
keurig het Geprogrammeerd Onder-
houdsschema op. Ozon, hoge tempe-
raturen en het gedurende langere tijd
ontbreken van vloeistof in een systeem
zorgen ervoor dat de slangen uitdro-
gen en scheuren, waardoor het betref-
fende systeem gaat lekken. Daarom is
zorgvuldige controle noodzakelijk.
Om een gelijke slijtage van de ban-
den op de vooras en de achteras te
verkrijgen, verdient het aanbeveling
om de banden elke 10 000/15 000 km
van as te verwisselen. Hierbij moeten
de banden aan dezelfde zijde van de
auto gemonteerd blijven, zodat een
omkering van de draairichting wordt
voorkomen.
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:36 Pagina 205
Page 207 of 246

WISSERBLADEN
Reinig regelmatig de rubber delen
m.b.v. geschikte producten: aanbevo-
len wordt TUTELA PROFESSIO-
NAL SC 35.
Vervang de wisserbladen als het rub-
ber vervormd of versleten is. Het ver-
dient aanbeveling ten minste één maal
per jaar de wisserbladen te vervangen.
206
Ruitenwisserbladen vervangen
(fig. 14-15)
Ga voor het vervangen van de rui-
tenwisserbladen als volgt te werk:
– zet, als de contactsleutel is uitge-
nomen of het contactslot in stand Sis
gezet, binnen 60 seconden de rechter
hendel (onvergrendeld) omlaag; de
ruitenwissersAgaan verticaal staan
en stoppen in die stand;
– verwijder het geklemd gemonteerde
sproeierhuisBop het wisserblad;
– til de wisserarm Cvan de voorruit
en plaats het wisserblad onder een
hoek van 90° ten opzichte van de arm;
– druk de lip Dvan de borging in en
druk tegelijkertijd het wisserblad om-
laag, zodat deze loskomt van de wis-
serarmC;
RUITENWISSERS VOOR – ACHTER
Rijden met versleten rui-
tenwisserbladen voor of
achter is gevaarlijk, omdat
hierdoor het zicht onder slechte at-
mosferische omstandigheden aan-
zienlijk slechter wordt.
Met enkele simpele voorzorgsmaat-
regelen kan beschadiging van het rub-
ber worden voorkomen:
– controleer bij temperaturen onder
nul of het rubber niet is vastgevroren
in het ijs; maak het rubber zo nodig
vrij m.b.v. een antivriesmiddel;
– verwijder eventueel opgehoopte
sneeuw van de voorruit: dit beschermt
de wisserbladen en voorkomt over-
verhitting van de ruitenwissermotor;
– schakel de ruitenwissers voor en
achter niet in op een droge ruit.
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:36 Pagina 206
Page 208 of 246

207
– monteer het nieuwe wisserblad
door het op de arm te monteren, druk
het omhoog totdat lip Dvastklikt;
– controleer of het wisserblad goed
vast zit.
Om beschadiging van de
voorruit te voorkomen,
moet de wisserarm tijdens
het vervangen van het wisserblad
altijd van de ruit af staan. Zet na-
dat het wisserblad is vervangen de
wisserarm rustig op de voorruit.Wisserblad achter vervangen
(fig. 16)
Ga voor het vervangen van het rui-
tenwisserblad van de achterruitwisser
als volgt te werk:
– til de wisserarm Avan de achterruit
op en plaats het wisserblad onder een
hoek van 90° ten opzichte van de arm;
– verwijder het geklemd gemonteerde
wisserbladBin de richting van de pijl;
– monteer het nieuwe wisserblad
door de handelingen voor het verwij-
deren in omgekeerde volgorde uit te
voeren; controleer of het wisserblad
goed geborgd is.
fig. 14
L0B0175b
fig. 15
L0B0176b
fig. 16
L0B0177b
RUITENSPROEIERS
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst het niveau in het
ruitensproeiertankje: zie „Niveaus
controleren” in dit hoofdstuk.
Controleer vervolgens of de ruitens-
proeiermonden niet verstopt zijn.
Deze kunnen zo nodig met een speld
worden doorgeprikt.
183-211 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:36 Pagina 207