Page 65 of 246

SERVICE-LAMPJE
Het lampje gaat branden als één van
de volgende situaties optreedt: te laag
ESP
(geel)
Als het contactslot in stand Mwordt
gedraaid, gaat het lampje branden; het
moet echter na enige seconden doven.
Als het lampje niet dooft of gedu-
rende de rit blijft branden, wend
u dan tot de Lancia-dealer.
Als het lampje knippert tijdens het
rijden, dan geeft dit aan dat het ESP
in werking is getreden.
Het lampje gaat ook branden als het
ESP-systeem wordt uitgeschakeld met
de betreffende knop (zie het hoofd-
stuk „ESP”). FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Als de frontairbag aan passagiers-
zijde is ingeschakeld en het contact-
slot in stand Mwordt gedraaid, gaat
het lampje branden; het moet echter
na ongeveer 4 seconden doven.
64
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Dit gaat branden als het mistachter-
licht wordt ingeschakeld.
VOORGLOEIREGELING
(geel)
Als het contactslot in de stand M
wordt gedraaid, gaat het lampje bran-
den; het lampje dooft als voorgloei-
bougies de vooraf ingestelde tempe-
ratuur hebben bereikt.
Start de motor, zodra het lampje ge-
doofd is.
BELANGRIJKBij een hoge buiten-
temperatuur kan het lampje zeer kort
branden.
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Het lampje gaat branden als in de
brandstoftank nog ongeveer 8 liter
brandstof aanwezig is.
Bij het oplichten van het controle-
lampje moet zo snel mogelijk getankt
worden.
4
ñ
Het lampje “geeft boven-
dien eventuele storingen
van het lampje
¬aan. Dit
wordt aangegeven door het langer
knipperen van het lampje “dan de
normale 4 seconden. In dit geval
kan het lampje
¬geen storingen in
de airbag-/gordelspannersystemen
aangeven. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met de
Lancia-dealer om het systeem di-
rect te laten controleren.
Het lampje gaat branden als de fron-
tairbag aan passagierszijde wordt uit-
geschakeld.
“
m
è
K
koelvloeistofniveau, storing in roetfilter,
additiefniveau te laag (het risico bestaat
dat het roetfilter verstopt raakt).
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 64
Page 66 of 246

65
DIMLICHT
(groen)
Het lampje gaat branden als de dim-
lichten ingeschakeld worden.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (groen)
Het lampje gaat (knipperend) bran-
den als de richtingaanwijzerhendel
naar boven wordt geplaatst of tegelij-
kertijd met het controlelampje van de
richtingaanwijzer links als de schake-
laar voor de waarschuwingsknipper-
lichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
LINKS (groen)
Het lampje gaat (knipperend) bran-
den als de richtingaanwijzerhendel
naar onder wordt geplaatst of tegelij-
kertijd met het controlelampje van de
richtingaanwijzer rechts als de scha-
kelaar voor de waarschuwingsknip-
perlichten wordt ingedrukt.MISTLAMPEN VOOR
(groen)
Het lampje gaat branden als de
mistlampen ingeschakeld worden.
GROOTLICHT
(blauw)
Het lampje gaat branden als het
grootlicht ingeschakeld wordt.
2
E
R
5
1
LEKKE BAND
(rood)
Het lampje op het instrumentenpa-
neel gaat branden (tegelijkertijd
wordt een mededeling op het display
weergegeven en klinkt een geluidssig-
naal) als de druk in één of meer ban-
den onder een drempelwaarde daalt.
Op deze manier waarschuwt het
TPMS-systeem de bestuurder op het
mogelijk leeglopen van de band(en)
en dus op een mogelijke lekke band.
BELANGRIJKRijd niet verder met
één of meer banden met een lage span-ning, omdat dit de rij-eigenschappen
van de auto negatief kan beïnvloeden.
Stop de auto zonder bruusk te remmen
en vermijd heftige stuurbewegingen.
Vervang onmiddellijk het wiel door het
reservewiel (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten – zie het hoofdstuk
„Noodgevallen”) en wend u zo snel
mogelijk tot de Lancia-dealer.
STORING IN BANDEN -
SPANNINGSCONTRO-
LESYSTEEM
Het lampje gaat branden (en tegelij-
kertijd wordt een mededeling op het
display weergegeven) als een storing
in het bandenspanningscontrolesys-
teem TPMS wordt gesignaleerd (voor
bepaalde uitvoeringen/markten).
Wend u in dit geval zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer. Als één of meer
wielen zonder sensor worden gemon-
teerd, dan gaat na enige tijd het lampje
op het instrumentenpaneel branden
(en wordt tegelijkertijd een mededeling
op het display weergegeven), totdat
opnieuw vier wielen met sensoren zijn
gemonteerd.
ì
è
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 65
Page 67 of 246
66
KLIMAATREGELING (fig. 77)
fig. 77
L0B0247b
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 66
Page 68 of 246

67
Legenda (fig. 77)
1Vaste uitstroomopening boven voor
ontwasemen of ontdooien voorruit
–2Vaste uitstroomopeningen voor
ontwasemen of ontdooien zijruiten
–3Verstelbare en richtbare uit-
stroomopeningen aan zijkant –4Ver-
stelbare en richtbare uitstroomope-
ningen in het midden –5Vaste
uitstroomopeningen in beenruimte
voor – 6Vaste uitstroomopeningen in
beenruimte tweede rij –7Verstelbare
en richtbare uitstroomopeningen voor
tweede rij – 8Vaste uitstroomopenin-
gen beenruimte derde rij – 9Richtbare
uitstroomopeningen derde rij.
UITSTROOMOPENINGEN IN
HET MIDDEN VERSTELLEN
(fig. 78)
De twee buitenste uitstroomopenin-
gen zijn voorzien van hendel Awaar-
mee de luchtstroom versteld kan wor-
den (in 4 richtingen: omhoog/omlaag/
rechts/links); de middelste uitstroom-
opening is vast.
Bedien knop Bvoor het regelen van
de luchtopbrengst:
ô= geheel gesloten
ö= geheel geopend.VERSTELBARE
LUCHTROOSTERS AAN DE
ZIJKANT VERSTELLEN (fig. 79)
Bedien hendel Aom de luchtstroom
te richten.
Bedien knop Bvoor het regelen van
de luchtopbrengst:
ô= geheel gesloten
ö= geheel geopend.
fig. 78
L0B0063b
fig. 79
L0B0064b
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 67
Page 69 of 246

68
ACHTERSTE VERSTELBARE
LUCHTROOSTERS VOOR DE
TWEEDE RIJ VERSTELLEN
(fig. 80)
Bedien hendel Aom de luchtstroom
te richten.
Bedien knop Bom de luchtop-
brengst te regelen (+of−).ACHTERSTE VERSTELBARE
LUCHTROOSTERS VOOR DE
DERDE RIJ VERSTELLEN
(fig. 81)
Bedien hendel Aom de luchtstroom
te richten.
Bedien knop Bom de luchtop-
brengst te regelen (+of−).AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
De auto is voorzien van een automa-
tische klimaatregeling voor de regeling
van de temperatuur, de luchtop-
brengst, de verdeling en recirculatie.
Er zijn twee systemen:
• automatisch gescheiden systeem
(bizone) met een links/rechts ge-
scheiden temperatuurregeling voor de
eerste en tweede rij zitplaatsen;
• automatisch multizone-systeem
met extra aanjagers achter die vanaf
de tweede rij zitplaatsen bediend
kunnen worden om de luchtopbrengst
uit de voorste uitstroomopeningen bij
de tweede en derde rij zitplaatsen te
wijzigen.
fig. 80
L0B0065b
fig. 81
L0B0186b
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 68
Page 70 of 246

69
BELANGRIJKDe handmatige in-
stellingen hebben voorrang op de au-
tomatische; de handmatige keuzes
blijven opgeslagen, totdat u de auto-
matische werking (AUTO) weer her-
stelt. De handmatige instellingen wor-
den opgeslagen als de motor wordt
uitgezet en weer ingesteld als de mo-
tor opnieuw wordt gestart. LUCHTOPBRENGST
Als de werking handmatig is, zijn 8
niveaus van de luchtopbrengst be-
schikbaar; dit wordt weergegeven
door het zwart worden van telkens
een halve ventilatorschoep van het
aanjagersymbool.
Tijdens de automatische werking
(AUTO) is de opbrengst variabel; dit
wordt door het systeem op één ma-
nier, m.b.v. 4 halve zwartgekleurde
ventilatorschoepen, weergegeven op
het display.
BELANGRIJKAls wordt gestart bij
een zeer lage buitentemperatuur en
het systeem werkt automatisch, wordt
de aanjager niet ingeschakeld; dit is
geen storing; het systeem herstelt de
normale automatische werking, zodra
de temperatuurdrempel van het sys-
teem wordt bereikt.LUCHTVERDELING
De mogelijke, automatisch of hand-
matig ingestelde, luchtverdelingen
zijn:
– ventilatie (voorzijde)
– bilevel (voorzijde / beenruimte)
– beenruimte
– voorruit/beenruimte
– MAX-DEF-functie.
De lucht wordt verder verdeeld over
de zitplaatsen achter op de tweede en
derde rij.
Ventilatie
De behandelde luchtstroom stroomt
uit de 5 uitstroomopeningen aan de
voorzijde op de uiteinden en in het
midden van het dashboard; de stroom
kan horizontaal en verticaal worden
versteld door met de hand de bedie-
ningshendel en -knop te bedienen.
De klimaatregeling maakt
gebruik van R134a. Dit
koelmiddel voldoet aan de
geldende normen en is, als het per
ongeluk vrijkomt, niet schadelijk
voor het milieu. Maak beslist geen
gebruik van andere vloeistoffen,
die niet geschikt zijn voor de com-
ponenten van het systeem.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 69
Page 71 of 246

70
De luchtopbrengst kan worden ver-
minderd met de draaiknop van de uit-
stroomopeningen.
Bij deze opstelling van het systeem
kan, als deze functie aanwezig is, de
luchtopbrengst van de tweede en
derde rij worden geregeld.
Bilevel
De luchtstroom wordt als volgt ver-
deeld: 45% ventilatie, 45% been-
ruimte, 10% voorruit.
In deze situatie kan behandelde lucht
naar de beenruimte en de zitplaatsen
achter en naar de uitstroomopeningen
in het dashboard worden geleid; bo-
vendien kan, als deze functie aanwe-
zig is, de luchtopbrengst van de
tweede en derde rij worden geregeld.Beenruimte
De lucht wordt alleen naar de been-
ruimte geleid:
– drie uitstroomopeningen voor de
eerste rij (twee aan de bestuurders-
zijde en 1 aan de passagierszijde);
– vier uitstroomopeningen op de bo-
demplaat (2 bij de tweede en 2 bij de
derde rij zitplaatsen).
Voorruit/beenruimte
De lucht wordt in gelijke hoeveelhe-
den verdeeld tussen de uitstroomope-
ningen in de beenruimte (40%) en
onder de voorruit (40%) en in min-
dere mate naar de uitstroomopenin-
gen voor (20%), zodat het interieur
goed wordt verwarmd en tegelijker-
tijd wordt voorkomen dat de ruiten
beslaan.Deze verdeling wordt tijdens de au-
tomatische werking vooral gebruikt
als de buitentemperatuur laag is en
het daarom wenselijk is dat een kleine
warme luchtstroom naar de handen
van de bestuurder stroomt.
Bovendien moeten tijdens de auto-
matische werking en een buitentem-
peratuur onder 18 °C de extra aanja-
gers gebruikt worden, zodat een
minimale hoeveelheid lucht ook de
tweede en derde rij bereikt.
Bij een verzoek om koude lucht
wordt de behandelde lucht over de
beenruimten van de drie rijen zit-
plaatsen verdeeld.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 70
Page 72 of 246

71
MAX-DEF-functie
De lucht wordt totaal op de voorruit
en de zijruiten voor gericht.
Deze functie wordt gebruikt om met
één handeling de voorruit en de zij-
ruiten snel te ontwasemen/ontdooien
en de achterruitverwarming in te
schakelen.
Als de functie handmatig wordt in-
geschakeld, worden de onderstaande
functies tegelijkertijd ingeschakeld:
– ventilatie met de grootste luchtop-
brengst
– temperatuur op geheel warm
– recirculatie uitgeschakeld (toevoer
van buitenlucht)
– compressor ingeschakeld
– luchtstroom naar de voorruit
– achterruitverwarming ingescha-
keld.Tijdens de werking van de MAX-
DEF-functie kan de luchtopbrengst
worden gewijzigd (stand 1 moet mi-
nimaal ingeschakeld blijven) en de
achterruitverwarming worden uitge-
schakeld.
De achterruitverwarming werkt met
een tijdregeling; als de tijd verstreken
is, wordt het systeem automatisch uit-
geschakeld.
TEMPERATUUR
De temperatuur kan geregeld wor-
den tussen 14 °C en 28 °C; dit komt
overeen met de stand „geheel koud”
en „geheel warm”. LUCHTKWALITEIT
Het systeem is voorzien van een pol-
lenfilter; deze heeft tot taak om stof-
deeltjes en pollen uit de buitenlucht
tegen te houden.
Laat de conditie van het filter min-
stens één keer per jaar bij de Lancia-
dealercontroleren; bij voorkeur aan
het begin van de zomer.
Als de auto voornamelijk in een ver-
vuilde of stoffige omgeving wordt ge-
bruikt, verdient het aanbeveling om
de controle en vervanging vaker dan
voorgeschreven te laten uitvoeren.
Als het pollenfilter niet
tijdig wordt vervangen, dan
vermindert de werking van
de klimaatregeling aanzienlijk, tot-
dat er geen lucht meer uit de uit-
stroomopeningen stroomt.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 71