13
1)Luchtroosters aan de zijkanten
2)Linker hendel: bedieningsorganen buitenverlichting
3)Claxon
4)Instrumentenpaneel: kilometertellerdisplay en waar-
schuwings-/controlelampjes
5)Rechter hendel: bedieningsorganen ruitenwissers voor/
achter en tripcomputer
6)Versnellingspook
7)Luchtroosters in het midden
8)Snelheidsmeter
9)Display van infotelematica-systeem CONNECT Nav+
10)Toerenteller
11)Digitaal display: brandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve en koelvloeistoftemperatuur-
meter met waarschuwingslampje voor te hoge koel-
vloeistoftemperatuur
12)Infotelematica-systeem CONNECT Nav+
13)Bedieningsorganen automatische klimaatregeling
14)Passagiersairbag
15)Dashboardkastje16)Schakelaar waarschuwingsknipperlichten
17)Joystick van infotelematica-systeem CONNECT Nav+
18)Aansteker
19)Middenconsole
20)Asbak en opbergvak
21)Sleutel en start-/contactslot
22)Bedieningshendel autoradio bij het stuurwiel
23)Documentenvak
24)Bestuurdersairbag
25)Bedieningshendel cruisecontrol
26)Koplampverstelling (niet bij uitvoeringen met xenon-
lampen)
27)Uit-/inschakelen ESP.
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:26 Pagina 13
14
LANCIA CODE
Voor een nog betere bescherming te-
gen diefstal is de auto uitgerust met
een elektronische startblokkering
(Lancia CODE). Het systeem schakelt
automatisch in als de contactsleutel
wordt uitgenomen. In de handgreep
van de sleutels bevindt zich een elek-
tronische component, die bij het star-
ten van de motor een signaal ontvangt
via een speciale antenne. Deze an-
tenne bevindt zich in het start-/con-
tactslot. Het signaal wordt omgezet in
een gecodeerd signaal en vervolgens
aan de regeleenheid van het CODE-
systeem gezonden. Als de code wordt
herkend, maakt de regeleenheid het
starten van de motor mogelijk.DE SLEUTELS (fig. 2)
Bij de auto worden geleverd:
– twee sleutels Aals de auto is uit-
gerust met centrale portiervergrende-
ling met afstandsbediening en een
elektronisch diefstalalarm.
– twee sleutels Bals de auto is uit-
gerust met centrale portiervergrende-
ling met afstandsbediening, een elek-
tronisch diefstalalarm en elektronisch
bediende zijschuifdeuren.De sleutels dienen voor:
– het start-/contactslot;
– het slot in het bestuurders- en het
passagiersportier
– de afstandsbediening van de cen-
trale portiervergrendeling
– het diefstalalarm (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
– de uitschakeling van de passagier-
sairbag
– het slot van de tankdop
– het afsluiten van het dashboard-
kastje.
fig. 2
L0B0401b
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:26 Pagina 14
46
4) Voorkom dat de oprolautomaten
nat worden: de werking van de oprol-
automaten is alleen gegarandeerd, als
ze niet nat zijn geweest.
5) Vervang de gordels als slijtage of
beschadigingen worden waargenomen.KINDEREN VEILIG VERVOEREN
In dit geval moet beslist gecon-
troleerd worden m.b.v. het waar-
schuwingslampje“op het instru-
mentenpaneel of de airbag is
uitgeschakeld (zie „Frontairbags
passagierszijde” in de paragraaf
„Front- en zij-airbags”).
Bovendien moet de passagiersstoel
zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
ZEER GEVAAR-
LIJK: Monteer ab-
soluut geen kin-
derzitje tegen de rijrichting op de
voorste stoel als de airbag aan pas-
sagierszijde is ingeschakeld. Als bij
een ongeval de airbag wordt geac-
tiveerd, kan het kind hierdoor
dodelijke verwondingen oplopen.
Kinderen moeten altijd op de zij-
zitplaatsen van de tweede rij wor-
den vervoerd. Hier wordt het kind
het beste beschermd tijdens een
ongeval, zoals op de sticker (fig. 60)
op de zitplaatsen is aangegeven.
Kinderzitjes mogen beslist nooit op
de voorstoel gemonteerd worden
bij auto’s die zijn uitgerust met een
airbag aan passagierszijde. Als bij
een ongeval de airbag in werking
treedt (opblaast), kan dit ernstig
letsel en zelfs de dood tot gevolg
hebben, ongeacht de zwaarte van
het ongeluk. Als er geen andere
mogelijkheid is, kunnen kinderen
op de voorstoel aan passagierszijde
worden vervoerd bij auto’s die zijn
uitgerust met een uitschakelbare
frontairbag aan passagierszijde.
fig. 60
L0B0288b
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 46
50
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES
De auto voldoet aan de nieuwe Europese richtlijn 2000/3/EG voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaat-
sen in de auto. Zie hiervoor de volgende tabellen:
Legenda:
U= geschikt voor „universele” beschermingsmiddelen voor kinderen volgens de Europese regels EU-R44 voor de aange-
geven „groepen”
L= geschikt voor bepaalde beschermingssystemen, die beschikbaar zijn in het Lineaccessori-programma
Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer van kinderen aangegeven. U dient zich hieraan te houden.
Gewichtsklasse
tot 13 kg
9-18 kg
15-25 kg
22-36 kgPassagier
voor
U
U
U
UPassagier
achter aan
zijkant 2
erij
U-L (Type Isofix)
U-L (Type Isofix)
U
UPassagier
achter
midden 2erij
U
U
U
UPassagier
achter aan
zijkant 2erij
U
U
U
U Zitplaatsen
1) Monteer kinderzitjes altijd op de
zitplaatsen op de tweede rij, omdat die
plaatsen bij een ongeval de meeste be-
scherming bieden.Monteer geen kinderzitje
op de voorstoel, als de auto
is uitgerust met een airbag
aan de passagierszijde, omdat dan
kinderen nooit op de voorstoel ver-
voerd mogen worden.2) Als de passagiersairbag wordt uit-
geschakeld, controleer dan altijd of
het bijbehorende lampje “op het in-
strumentenpaneel continu brandt; een
brandend lampje geeft een uitgescha-
kelde airbag aan.
Groep
Groep 0, 0+
Groep 1
Groep 2
Groep 3
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 50
63
Het lampje dooft als de storing ver-
dwijnt; de storing wordt echter wel door
het systeem in het geheugen opgeslagen.
knipperend branden(alleen ben-
zine-uitvoeringen) – dit geeft een mo-
gelijke beschadiging van de katalysa-
tor aan (zie „EOBD” in dit hoofdstuk).
Als het lampje knippert, moet het gas-
pedaal worden losgelaten (hierdoor
gaat de motor met lage toerentallen
draaien), totdat het lampje niet meer
knippert; u kunt met niet te hoge snel-
heid doorrijden, waarbij rij-omstan-
digheden moeten worden vermeden die
kunnen leiden tot het opnieuw gaan
knipperen van het lampje. Wend u zo
snel mogelijk tot de Lancia-dealer.
Als het contactslot in
stand M wordt gedraaid en
het lampje niet gaat bran-
den of als tijdens de rit het lampje
continu of knipperend gaat bran-
den, wend u dan zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer. STORING MOTORMA -
NAGEMENTSYSTEEM
EOBD (geel)
Onder normale omstandigheden, als
het contactslot in de stand Mwordt
gedraaid, gaat het lampje branden; het
dooft echter nadat de motor is gestart.
Het lampje gaat eerst branden om de
juiste werking ervan aan te geven.
Als het lampje blijft branden of tij-
dens het rijden gaat branden:
continu branden– dit geeft een
storing in het motormanagementsy-
steem weer, waardoor de emissie van
schadelijke uitlaatgassen toeneemt, de
prestaties achteruit kunnen gaan, de
auto slechter kan gaan rijden en het
brandstofverbruik kan toenemen.
U kunt onder deze omstandigheden
doorrijden zonder te veel van de mo-
tor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Als lang met een brandend
waarschuwingslampje wordt doorge-
reden, kunnen beschadigingen ont-
staan. Wend u zo snel mogelijk tot de
Lancia-dealer.
U
STORING AIRBAG
(geel)
Als het systeem niet goed werkt.
Als het contactslot in stand Mwordt
gedraaid, gaat het lampje branden;
het moet echter na ongeveer 4 secon-
den doven.
Als u de contactsleutel in
stand M draait en het
lampje
¬gaat niet bran-
den of blijft branden tij-
dens het rijden, dan is er mogelijk
een storing in de veiligheidssyste-
men; in dat geval kunnen de air-
bags of gordelspanners niet geac-
tiveerd worden bij een ongeval of,
in een zeer beperkt aantal geval-
len, niet op de juiste wijze geacti-
veerd worden. Voordat u verder
rijdt, moet contact worden opge-
nomen met de Lancia-dealer om
het systeem te laten controleren.
¬
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 63
SERVICE-LAMPJE
Het lampje gaat branden als één van
de volgende situaties optreedt: te laag
ESP
(geel)
Als het contactslot in stand Mwordt
gedraaid, gaat het lampje branden; het
moet echter na enige seconden doven.
Als het lampje niet dooft of gedu-
rende de rit blijft branden, wend
u dan tot de Lancia-dealer.
Als het lampje knippert tijdens het
rijden, dan geeft dit aan dat het ESP
in werking is getreden.
Het lampje gaat ook branden als het
ESP-systeem wordt uitgeschakeld met
de betreffende knop (zie het hoofd-
stuk „ESP”). FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD
(geel)
Als de frontairbag aan passagiers-
zijde is ingeschakeld en het contact-
slot in stand Mwordt gedraaid, gaat
het lampje branden; het moet echter
na ongeveer 4 seconden doven.
64
MISTACHTERLICHTEN
(geel)
Dit gaat branden als het mistachter-
licht wordt ingeschakeld.
VOORGLOEIREGELING
(geel)
Als het contactslot in de stand M
wordt gedraaid, gaat het lampje bran-
den; het lampje dooft als voorgloei-
bougies de vooraf ingestelde tempe-
ratuur hebben bereikt.
Start de motor, zodra het lampje ge-
doofd is.
BELANGRIJKBij een hoge buiten-
temperatuur kan het lampje zeer kort
branden.
BRANDSTOFRESERVE
(geel)
Het lampje gaat branden als in de
brandstoftank nog ongeveer 8 liter
brandstof aanwezig is.
Bij het oplichten van het controle-
lampje moet zo snel mogelijk getankt
worden.
4
ñ
Het lampje “geeft boven-
dien eventuele storingen
van het lampje
¬aan. Dit
wordt aangegeven door het langer
knipperen van het lampje “dan de
normale 4 seconden. In dit geval
kan het lampje
¬geen storingen in
de airbag-/gordelspannersystemen
aangeven. Voordat u verder rijdt,
dient u contact op te nemen met de
Lancia-dealer om het systeem di-
rect te laten controleren.
Het lampje gaat branden als de fron-
tairbag aan passagierszijde wordt uit-
geschakeld.
“
m
è
K
koelvloeistofniveau, storing in roetfilter,
additiefniveau te laag (het risico bestaat
dat het roetfilter verstopt raakt).
001-065 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:27 Pagina 64
86
WAARSCHUWINGS -
KNIPPERLICHTEN
(fig. 98)
Deze worden ingeschakeld als op
schakelaarAwordt gedrukt, onafhan-
kelijk van de stand van het contactslot.
Als het systeem in ingeschakeld, gaat
de led in de schakelaar knipperen en
knipperen tegelijkertijd de lampjes E
enR.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verlichting uit te schakelen.De auto is uitgerust met een systeem
waarmee de waarschuwingsknipper-
lichten automatisch worden inge-
schakeld; als herhaaldelijk en lang
wordt geremd, schakelen de waar-
schuwingsknipperlichten automatisch
in; hierdoor kan de bestuurder zich
blijven concentreren op het bedienen
van de auto.
BRANDSTOFNOOD-
SCHAKELAAR
Dit is een veiligheidsschakelaar die
door de airbagregeleenheid wordt be-
diend. De schakelaar grijpt in tijdens
een zware botsing (in een willekeurige
richting) en onderbreekt de brandstof-
toevoer, waardoor de motor afslaat.
De bestuurder wordt geïnformeerd
met een mededeling op het display van
het infotelematica-systeem CONNECT
Nav+.
fig. 98
L0B0212b
Het gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten is
afhankelijk van de wetge-
ving van het land waarin u zich be-
vindt. Houd u aan de voorschriften.
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsys-
teem lekt, reset deze beveiliging dan
niet, zodat brand wordt voorkomen.
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 86
124
FRONTAIRBAGS
EN ZIJ-AIRBAGS
De auto is voorzien van een fron-
tairbag voor de bestuurder (fig. 157)
en de passagier (fig. 158) en zij-air-
bags (sidebags (fig. 160) en window-
bags (fig. 159).FRONTAIRBAGS
Beschrijving en werking
De frontairbags (voor bestuurder en
voorpassagier) is een beveiligingssys-
teem dat in werking treedt bij een
frontale botsing.Dit bestaat uit een tweetraps kussen
dat is opgevouwen in een daarvoor
bestemde ruimte:
– in het midden van het stuur voor
de bestuurder;
– in het dashboard en met een gro-
ter kussen voor de voorpassagier.
fig. 157
L0B0452b
fig. 158
L0B0097b
fig. 160
L0B0099b
fig. 159
L0B0111b
066-134 Phedra LUM NL 17-11-2009 9:29 Pagina 124