Page 337 of 718

3364-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Wijzigen van de timing van de
Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-waarschu-
wing kan worden gewijzigd via het
scherm ( →Blz. 126) van het multi-
informatiedisplay.
De instelling van de timing van de waarschu-
wing blijft behouden als het contact UIT
wordt gezet. Als het Pre-Crash Safety-sys-
teem echter is uitgeschakeld en weer is ingeschakeld, wordt de timing weer inge-
steld op de standaardinstelling (gemiddeld).1
Vroeg
2 Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
3Laat
■Werkingsvoorwaarden
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de kans op een
frontale aanrijding met een obstakel groot is.
Voor de werking van elke f unctie gelden de volgende snelheden:
●Pre-Crash-waarschuwing
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
VoertuigenOngeveer 10 - 180 km/hOngeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers*Ongeveer 10 - 80 km/hOngeveer 10 - 80 km/h
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 336 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
Page 338 of 718

337
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
●Pre-Crash Brake Assist
●Pre-Crash Brake-systeem
*: Van toepassing op uitvoeringen voor landen wa
ar voetgangers en/of fietsers kunnen worden
gesignaleerd ( →Blz. 333)
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:
●Als de accuklem is losgenomen en weer is aangesloten en er daarna een bepaalde tijd niet
met de auto gereden is
●Als de selectiehendel in stand R staat
●Als het controlelampje VSC OFF brandt (all een de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie werkt)
■Objectdetectiefunctie
Het systeem signaleert obstakels op basis
van hun formaat, vorm, beweging, enz.
Afhankelijk van de helderheid van het omge-
vingslicht en de beweging, het postuur en de
hoek van het gesignaleerde object wordt een
object mogelijk niet gesignaleerd, waardoor
het systeem niet goed werkt. ( →Blz. 339)
De afbeelding geeft aan welke objecten
gesignaleerd kunnen worden.
Regio A
Regio B
■Uitschakelen van het Pre-Crash Brake-
systeem
Als zich een van de volgende situaties voor-
doet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem in
werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
●Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
●Er wordt een scherpe stuurbeweging
gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling
gedraaid.
■Omstandigheden waaronder het sys-
teem mogelijk werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
●In bepaalde situaties, zoals de onder-
staande, oordeelt het systeem mogelijk dat
een aanrijding aan de voorzijde waar-
schijnlijk is en treedt het in werking.
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw auto en het object
VoertuigenOngeveer 30 - 180 km/hOngeveer 30 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers*Ongeveer 30 - 80 km/hOngeveer 30 - 80 km/h
Signaleerbare objectenRijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw auto en het object
VoertuigenOngeveer 10 - 180 km/hOngeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers*Ongeveer 10 - 80 km/hOngeveer 10 - 80 km/h
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 337 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
Page 339 of 718

3384-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Wanneer een signaleerbaar object wordt gepasseerd
• Bij het veranderen van rijstrook om een signaleerbaar object in te halen
• Wanneer het signaleerbare object dat wordt genaderd zich op een naastliggende
rijstrook of langs de weg bevindt, bijvoor-
beeld bij het veranderen van koers of bij
het rijden op een bochtige weg
• Wanneer u een signaleerbaar object snel nadert
• Bij het naderen van objecten in de berm, zoals signaleerbare objecten, vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
• Als er een signaleerbaar object of ander object langs de weg staat aan het begin
van een bocht
• Als er (geverfde) patronen vóór uw auto aanwezig zijn die ten onrechte aangezien
kunnen worden voor een signaleerbaar
object
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
• Bij het inhalen van een signaleerbaar object dat van rijstrook verandert of een
bocht naar rechts/links maakt • Bij het passeren van een signaleerbaar
object dat stilstaat op de rijstrook voor het
tegemoetkomend verkeer om rechtsaf of
linksaf te slaan
• Als een signaleerbaar object uw auto zeer dicht nadert en vervolgens stopt voordat
het zich in de rijrichting van uw auto
bevindt
• Als de voorzijde van uw auto omhoog of omlaag gaat, bijvoorbeeld op een oneffen
of golvend wegdek
• Bij het rijden op een weg omringd door een constructie, zoals een tunnel of een stalen
brug
• Als er zich metalen objecten (putdeksel, staalplaat, enz.), opstaande randen of uit-
stekende delen voor uw auto bevinden
• Wanneer onder een object (verkeersbord, billboard, enz.) door wordt gereden
• Bij het naderen van een slagboom van een elektronische tolpoort, slagboom bij een
parkeerterrein of andere afscheiding die
open en dicht gaat
• Wassen in een autowasstraat
• Bij het rijden door of onder objecten die in contact kunnen komen met uw auto, zoals
hoog gras, boomtakken of een spandoek
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 338 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
Page 340 of 718

339
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
• Bij het rijden door stoom of rook
• Wanneer dicht bij een object wordt gere-
den dat radiogolven weerkaatst, zoals een
grote vrachtwagen of een vangrail
• Als wordt gereden in de buurt van een tele- visiezendmast, radiozen der, elektriciteits-
centrale of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische velden
aanwezig zijn
■Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
●In sommige situaties, zoals onderstaande,
wordt een object mogelijk niet gesigna-
leerd door de radarsensor en de camera
voor, waardoor het systeem niet goed
werkt:
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto nadert
• Wanneer uw auto of een signaleerbaar object een schommelende beweging
maakt
• Als een signaleerbaar object een abrupte beweging maakt (zoals een uitwijkma-
noeuvre, plotseling versnellen of afrem-
men)
• Wanneer uw auto een signaleerbaar object snel nadert
• Wanneer een signaleerbaar object zich niet direct voor uw auto bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen rijplaat
bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object zich onder een constructie bevindt
• Wanneer een signaleerbaar object gedeel- telijk verborgen is ac hter een object zoals
een groot stuk bagage, een paraplu of een
vangrail
• Wanneer zich meerdere signaleerbare objecten dicht bij elkaar bevinden
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op een signaleerbaar object schijnt
• Wanneer een signaleerbaar object wit is en er extreem licht uitziet • Wanneer een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur heeft of even licht is als zijn
omgeving
• Wanneer een signaleerbaar object uw auto afsnijdt of plotseling opduikt voor uw auto
• Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
• Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de koplampen van tegemoetko-
mend verkeer, rechtstreeks in de camera
voor schijnt
• Bij het naderen van de zijkant of voorkant van een voorligger
• Als de voorligger een fiets*1 of een motor-
fiets is
• Als de voorligger smal is, zoals een scoot-
mobiel
• Als een voorligger een smalle achterzijde heeft, zoals een onbeladen vrachtwagen
• Als een voorligger een lage achterzijde heeft, zoals een oprijwagen
• Als een voorligger een extreem grote bodemvrijheid heeft
• Als een voorligger een lading vervoert die uitsteekt voorbij de achterbumper
• Als een voorligger een onregelmatige vorm heeft, zoals een tractor of een zijspan
• Als de voorligger een kinderfiets, een fiets met bepakking, een fiets met iemand ach-
terop of een fiets met een bijzondere vorm
(fiets met een kinderzitje, tandem, enz.)
is
*2
• Als een voetganger of de rijhoogte van een fietser korter is dan ongeveer 1 m of langer
is dan ongeveer 2 m
*2
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 339 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
Page 341 of 718

3404-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Als een voetganger of fietser breed val- lende kleding (regenjas, lange rok, enz.)
draagt, waardoor zijn of haar silhouet
onduidelijk wordt
*2
• Als een voetganger vooroverbuigt of
gehurkt zit of een fietser vooroverbuigt*2
• Als een voetganger of fietser zich snel voortbeweegt*2
• Als een voetgangers een wandelwagentje,
rolstoel, fiets of ander voertuig voortduwt*2
• Bij het rijden onder barre weersomstandig-heden, bijvoorbeeld bij zware regenval,
mist, sneeuw of een zandstorm
• Bij het rijden door stoom of rook
• Als er weinig omgevi ngslicht is, zoals tij-
dens de schemering, of 's nachts of in een
tunnel, waardoor een signaleerbaar object
bijna dezelfde kleur lijkt te hebben als zijn
omgeving
• Wanneer er wordt gereden op een plek waar de helderheid van het omgevingslicht
plotseling verandert, zoals bij het in- of uit-
rijden van een tunnel
• Nadat de motor gestart is, is er gedurende een bepaalde tijd niet met de auto gereden
• Bij het afslaan naar links/rechts en gedu- rende een paar seconden na het afslaan
naar links/rechts
• Bij het rijden in een bocht en een paar seconden na het rijden in een bocht
• Als uw auto in een slip raakt
• Wanneer de voorzijde van de auto is ver- hoogd of verlaagd
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als een ruitenwisserblad de camera voor blokkeert
• Er wordt met extreem hoge snelheden gereden
• Als op een helling wordt gereden
• Wanneer de radarsensor of de camera voor niet goed is uitgelijnd
●In sommige situaties, zoals de onder-
staande, kan wellicht onvoldoende rem-
kracht worden gerealiseerd, waardoor het
systeem mogelijk niet goed werkt: • Als de remfuncties niet optimaal kunnen
functioneren, bijvoorbeeld doordat onder-
delen van het remsysteem extreem koud
of warm, of nat zijn
• Als de auto niet goed wordt onderhouden (extreem versleten remdelen of banden,
onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als er met de auto gereden wordt op grind of een andere gladde ondergrond
*1: Van toepassing op uitvoeringen voor lan-
den waar geen fietsers kunnen worden
gesignaleerd ( →Blz. 333)
*2: Van toepassing op uitvoeringen voor lan-
den waar voetgangers en/of fietsers kun-
nen worden gesignaleerd ( →Blz. 333)
■Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→ Blz. 447), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
●Het waarschuwingslampje PCS gaat bran-
den en “VSC Turned Off Pre-Collision
Brake System Unavailable” (VSC uitge-
schakeld, Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 340 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
Page 342 of 718

341
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
*: Indien aanwezig
LTA (Lane Tracing Assist)*
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele) rijstrook-
markeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wan-
neer de auto de huidige rijstrook
of koers dreigt te verlaten
*. Het
systeem kan ook het stuurwiel
enigszins bedienen om te helpen
voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is inge-
schakeld, bedient dit systeem het
stuurwiel ook om de auto goed op
de rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte
(gele) rijstrookmarkeringen of de
rijbaan
* met behulp van de camera
voor. Het detecteert ook voorlig-
gers met behulp van de camera
voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoep-
rand
WAARSCHUWING
■Voordat u het LTA-systeem gebruikt
●Vertrouw niet uitsluitend op het LTA-
systeem. Het LTA-systeem is geen sys-
teem dat de auto automatisch bestuurt
of de hoeveelheid aandacht die moet
worden besteed aan het gebied vóór de
auto beperkt. De bestuurder dient altijd
volledige verantwoordelijkheid te nemen
voor een veilig rijgedrag door de omge-
ving steeds goed in de gaten te houden
en het stuurwiel te bedienen om de rij-
richting van de auto te corrigeren. De
bestuurder moet ook zorgen voor vol-
doende pauzes als hij moe is, bijvoor-
beeld als hij langere tijd heeft gereden.
●Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kunt u een ongeval ver-
oorzaken, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
●Als u het LTA-systeem niet gebruikt, zet
het systeem dan uit met de toets LTA.
■Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de toets
LTA om het systeem uit te schakelen. Als
u dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel tot gevolg.
●Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer, sneeuw-
val, vorst, enz.
●Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
●Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
●Er wordt gereden in een tijdelijke rij-
strook of een smalle rijstrook door weg-
werkzaamheden.
●Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 341 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
Page 343 of 718

3424-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
●Er is/zijn een reservewiel, sneeuwkettin-
gen, enz. gemonteerd.
●Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is.
●Bij het rijden met een aanhangwagen*
of tijdens het slepen in een noodgeval
*: Auto's die een aanhangwagen kunnen
trekken. ( →Blz. 274)
■Voorkomen van storingen in het LTA-
systeem en onbedoeld uitgevoerde
handelingen
●Breng geen wijzigingen aan de koplam-
pen aan en plak geen stickers op het
lampglas.
●Breng geen wijzigingen aan de wielop-
hanging, enz. aan. Als onderdelen van
de wielophanging moeten worden ver-
vangen, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
●Monteer of plaats geen voorwerpen op
de motorkap of de grille. Monteer ook
geen accessoires aan de voorzijde van
de auto (bullbars, enz.).
●Als uw voorruit gerepareerd moet wor-
den, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
■Omstandigheden waaronder de func-
ties mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de func-
ties mogelijk niet goed, waardoor de auto
zijn rijstrook zou kunnen verlaten. Houd
om veilig te rijden de omgeving steeds
goed in de gaten, bedien het stuurwiel om
de rijrichting van de auto te corrigeren en
vertrouw niet uitsluitend op de werking van
het systeem.
●Wanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
( → Blz. 346) en de voorligger van rij-
strook wisselt. (Uw auto volgt mogelijk
de voorligger en wisselt ook van rij-
strook.)
●Wanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
( → Blz. 346) en de voorligger slingert.
(Mogelijk gaat uw auto dienovereen-
komstig ook slingeren en verlaat moge-
lijk de rijstrook.)
●Wanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
( → Blz. 346) en de voorligger zijn rij-
strook verlaat. (Uw auto volgt mogelijk
de voorligger en verlaat mogelijk de rij-
strook.)
●Wanneer het display voor rijden met de
volgregeling wordt weergegeven
( → Blz. 346) en de voorligger zeer dicht
op de rijstrookmarkering links/rechts
rijdt. (Uw auto volgt mogelijk de voorlig-
ger en verlaat mogelijk de rijstrook.)
●Er wordt gereden in een scherpe bocht.
●Er bevinden zich naast de weg objecten
die onterecht kunnen worden aangezien
voor witte (gele) lijnen (vangrails, reflec-
terende palen, enz.).
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 342 Friday, August 7, 2020 1:15 PM
Page 344 of 718

343
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
●Er wordt met de auto gereden op een
plaats waar de weg zich splitst, wegen
samenkomen, enz.
●Vanwege wegwerkzaamheden bevin-
den zich asfaltreparatiemarkeringen,
witte (gele) lijnen enz. op de weg.
●Er zijn schaduwen op de weg die paral-
lel lopen aan de witte (gele) lijnen of
deze bedekken.
●Er wordt met de auto gereden in een
gebied zonder witte (gele) lijnen, zoals
voor een tolboom of kaartautomaat of
op een kruising.
●De witte (gele) lijnen zijn onderbroken of
er zijn verhoogde rijstrookmarkeringen
of stenen aanwezig.
●De witte (gele) lijnen
zijn niet of moeilijk
te zien door zand, enz.
●Er wordt met de auto gereden op een
wegdek dat nat is door regen, plassen,
enz.
●De verkeerslijnen zijn geel (waardoor ze
mogelijk moeilijker te herkennen zijn
dan witte lijnen).
●De witte (gele) lijnen lopen over een
stoeprand, enz.
●Er wordt met de auto gereden op een
helder oppervlak, zoals beton.
●Als de rand van de weg niet duidelijk of
niet recht is.
●Er wordt met de auto gereden op een
oppervlak dat helder is als gevolg van
gereflecteerd licht, enz.
●Er wordt met de auto gereden in een
gebied waar de helderheid plotseling
verandert, zoals bij in- en uitgangen van
tunnels.
●Licht van de koplampen van een tegen-
ligger, de zon, enz. dringt de camera
binnen.
●Er wordt gereden op een helling.
●Er wordt gereden op een weg die naar
links of rechts helt of op een bochtige
weg.
●Er wordt gereden op een onverharde of
ongelijkmatige weg.
●De rijstrook is zeer smal of breed.
●De auto helt sterk over door het vervoe-
ren van zware bagage of door een
onjuiste bandenspanning.
●De afstand tot de voorligger is extreem
kort.
●De auto beweegt vaak op en neer ten
gevolge van de wegomstandigheden tij-
dens het rijden (slechte wegen of naden
in het wegdek).
pM_RAV4_OM_OM42D20E_(EE).book Page 343 Friday, August 7, 2020 1:15 PM