Page 289 of 476

289
5
Handleiding Supra 5-1. AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN
AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN
Breng de motor niet op temperatuur
door deze stationair te laten draaien,
maar rijd bij voorkeur meteen weg en
houd daarbij gematigde motortoerental-
len aan.
Op deze manier wordt de koude motor
zo snel mogelijk op bedrijfstemperatuur
gebracht.
Door te anticiperen op de wegsituatie
en een soepele rijstijl aan te houden
wordt het brandstofverbruik beperkt.
Vermijd onnodig accelereren en rem-
men.
Houd voldoende afstand tot uw voorlig-
ger.
Rijden met lage motortoerentallen zorgt
voor een lager brandstofverbruik en
minder slijtage.
Let op de schakelstandindicator, zie
blz. 170, indien de auto hiermee is uit-
gerust.
Haal uw voet van het gaspedaal en laat
de auto uitrollen als u een verkeerslicht
nadert dat op rood staat.
Haal uw voet van het gaspedaal en laat
de auto uitrollen als u helling af rijdt.
Tijdens het uitrollen wordt de brandstof-
toevoer onderbroken.
Zet de motor UIT als u langere tijd stil-
staat, bijvoorbeeld voor een verkeers-
licht, bij een spoorwegovergang of in
een file.
Het Stop & Start-
systeem van de auto
zet de motor automatisch uit tijdens stil-
staan.
Het brandstofverbruik en de emissies
zijn lager als de motor wordt uitgezet en
vervolgens weer wordt gestart dan als
de motor voortdurend draait. Er wordt al
brandstof bespaard als de motor
slechts enkele seconden wordt uitge-
zet.
Het brandstofverbruik is ook afhankelijk
van andere factoren, bijvoorbeeld de
rijstijl, de toestand van de weg, het
onderhoud en omgevingsfactoren.
Functies als de stoelverwarming of ach-
terruitverwarming ve rbruiken veel ener-
gie en verhogen het brandstofverbruik,
met name in stadsverk eer en bij filerij-
den.
Schakel deze functies uit als u ze niet
nodig hebt.
Rijd onmiddellijk weg
Rijd anticiperend
Vermijd hoge motortoerentallen
Laat de auto uitrollen
Zet de motor UIT als u langere
tijd stilstaat
Uitzetten van de motor
Stop & Start-systeem
Schakel functies uit die niet
gebruikt worden
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 289 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 290 of 476
290
Handleiding Supra5-1. AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN
Laat de auto regelmatig onderhouden
voor een zo laag mogelijk verbruik en
een lange levensduur. Toyota raadt aan
de onderhoudswerkzaamheden te laten
uitvoeren door Toyota.
Zorg voor goed onderhoud
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
290 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 291 of 476
6
291
Handleiding Supra
6
MOBILITEIT
MOBILITEIT
.6-1. MOBILITEITTanken ................................... 292
Velgen en banden.................. 294
Motorruimte ........................... 321
Onderhoudsproducten ........... 323
Onderhoud............................. 331
Periodiek onderhoud (behalve Europa en
Australië) ............................. 335
Vervangen van onderdelen.... 342
Pechhulp................................ 351
Algemene verzorging............. 365
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 291 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 292 of 476

292
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
6-1.MOBILITEIT
Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de desbetreffende
wet- en regelgeving.
Bekijk alvorens te tanken de aanwijzin-
gen over de brandstofkwaliteit op
blz. 323.
Steek bij het tanken
het vulpistool volle-
dig in de vulpijp. Als u tijdens het tan-
ken het vulpistool omhoog beweegt,
kan het volgende gebeuren:
De brandstoftoevoer wordt voortijdig
onderbroken.
De brandstofdampen en -gassen
worden minder efficiënt afgevangen.
De brandstoftank is volledig gevuld als
het vulpistool voor de eerste keer
afslaat.
Korea: Zorg ervoor dat de tankdop na
het tanken goed wordt gesloten, anders
gaat het emissiewaarschuwingslampje
mogelijk branden. Houd u aan de veiligheidsregels die bij
tankstations zijn aangegeven.
1
Druk kort op de achterste rand van
de tankdopklep.
Tanken
Uitrusting
Aanwijzingen voor het tanken
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
OPMERKING
Als de actieradius kleiner is dan 50 km, is
het mogelijk dat de motor onvoldoende
brandstof toegevoerd krijgt. De motor kan
dan afslaan. Er bestaat een kans op
schade. Ga op tijd tanken.
OPMERKING
Brandstoffen zijn giftige en bijtende stof-
fen. Als de brandstoftank te ver wordt
gevuld, kan schade ontstaan aan het
brandstofsysteem. Als brandstof in contact
komt met de lak, kan de lak beschadigd
raken. Ook het milieu kan aangetast wor-
den. Er bestaat een kans op schade. Tank
niet te veel brandstof.
Tankdop
Openen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 292 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 293 of 476

293
6
Handleiding Supra 6-1. MOBILITEIT
MOBILITEIT
2
Draai de tankdop linksom.
3 Plaats de tankdop in de houder op
de tankdopklep.
1 Plaats de tankdop en draai deze
rechtsom tot u een duidelijk klikge-
luid hoort dat aangeeft dat de dop
correct is bevestigd.
2 Sluit de tankdopklep. In bepaalde situaties kan het nodig zijn
de tankdopklep handmatig te ontgren-
delen, bijvoorbeeld bij een elektrische
storing.
Laat de tankdopklep ontgrendelen door
een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Sluiten
WAARSCHUWING
Het bandje dat voorkomt dat de tankdop
kan vallen, kan bij het vastdraaien van de
tankdop klem komen te zitten en bekneld
raken. De dop kan dan niet goed worden
gesloten. Er kan dan brandstof of brand-
stofdamp ontsnappen. Er bestaat een
kans op letsel of schade. Zorg ervoor dat
het bandje niet klem komt te zitten en
bekneld raakt tijdens het vastdraaien van
de dop.
Handmatig ontgrendelen van de
tankdopklep
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 293 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 294 of 476

294
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de desbetreffende
wet- en regelgeving.
De conditie en spanning van een band
hebben invloed op het volgende:
• Levensduur van de band.
• Rijveiligheid.
• Rijcomfort.
• Brandstofverbruik.
De bandenspanningen zijn vermeld op
een sticker op de stijl van het bestuur-
dersportier.
De bandenspanningsgegevens zijn van
toepassing voor de bandenmaten en
aanbevolen bandenmerken die door de
fabrikant van de auto zijn goedgekeurd
voor het desbetreffende autotype.
Als de snelheidsindex van de band niet
kan worden bepaald, moet de banden-
spanning voor de desbetreffende ban-
denmaat worden aangehouden.
Houd de bandenspanningsgegevens
aan voor de beladingstoestand die
overeenkomt met de actuele beladings-
toestand van de auto. Bijvoorbeeld:
Wielen en banden
Uitrusting
Bandenspanning
Algemeen
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Een band met een te lage of geen span-
ning kan sterk in temperatuur stijgen en
beschadigd raken. Hierdoor worden ook
de rijeigenschappen, zoals besturing en
remmen, aangetast. Er bestaat een kans
op ongevallen. Controleer de banden-
spanning geregeld, bijvoorbeeld eens in
de twee maanden of voor elke lange rit, en
breng haar indien nodig op het juiste
niveau.
Bandenspanningsinformatie
Op de portierstijl
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 294 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 295 of 476

295
6
Handleiding Supra 6-1. MOBILITEIT
MOBILITEIT
voor een gedeeltelijk beladen auto is de
optimale bandenspanning de spanning
die is aangegeven voor een gedeeltelijk
beladen auto.
Voor meer informatie over velgen en
banden kunt u terecht bij een erkende
Toyota-dealer of hers
teller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Op het regeldisplay kan de actuele
spanning van elke op de auto gemon-
teerde band worden weergegeven.
Om er zeker van te zijn dat de juiste
waarden worden weergegeven, moeten
de maten van de gemonteerde banden
in het systeem worden opgeslagen en
ingesteld. Zie hiervoor blz. 306.
De actuele bandenspanning van elke
band wordt weergegeven. Banden worden tijdens het rijden warm.
Als de temperatuur van de band stijgt,
stijgt ook de bandenspanning.
Banden verliezen van nature gelijkma-
tig spanning.
Bandenpompen kunnen een spanning
weergeven die meer dan 0,1 bar te laag
is.
De bandenspanningsgegevens op de
bandenspanningssticker op de portier-
stijl zijn alleen van toepassing voor
koude banden of banden die op omge-
vingstemperatuur zijn.
Controleer de bandenspanning alleen
als de banden koud zijn, dat wil zeg-
gen:
• De auto heeft niet meer dan 2 km
afgelegd.
• De auto heeft na een rit langer dan 2 uur stilgestaan.
Controleer geregeld de spanning van
het noodreservewiel in de bagage-
ruimte en pas de spanning ervan indien
nodig aan.
1 Bepaal de juiste spanning voor de
op de auto gemonteerde banden,
zie blz. 294.
2 Controleer de bandenspanning van
alle vier de banden met bijvoorbeeld
een manometer.
Australië en Nieuw-Zeeland
WAARSCHUWING
De op de bandenspanningssticker ver-
melde bandenspanningswaarden zijn
alleen van toepassing
voor de uitdrukkelijk
op de sticker vermelde banden. De span-
ningswaarden voor banden die qua maat,
snelheidsindex en bela stingsindex over-
eenkomen maar niet uitdrukkelijk op de
sticker zijn vermeld, kunnen verschillen.
Vraag bij uw bandenleverancier naar de
door de bandenfabrikant aanbevolen
spanningen voor de desbetreffende band.
Op het regeldisplay
Controleren van de
bandenspanning
Algemeen
Controleren met behulp van de
bandenspanningsgegevens op de
portierstijl
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 295 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 296 of 476

296
Handleiding Supra6-1. MOBILITEIT
3
Pas de spanning aan als de actuele
bandenspanning afwijkt van de
voorgeschreven waarde.
4 Controleer of alle ventieldoppen op
de bandenventielen zijn geschroefd.
Via Toyota Supra Command:
1 “My vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle status” (status auto)
3 “Tyre Pressure Monitor” (banden-
spanningscontrolesysteem)
4 Controleer of de actuele waarden
van de bandenspanning overeenko-
men met de voorgeschreven waar-
den.
5 Pas de spanning aan als de actuele
bandenspanning afwijkt van de
voorgeschreven waarde.
Bandenspanningsc ontrolesysteem
(TPM):
Reset het bandenspanningscontro-
lesysteem (TPM) voor banden waarvan
de bandenspanning niet wordt weerge-
geven op het regeldisplay. Q = tot 160 km/h
R = tot 170 km/h
S = tot 180 km/h
T = tot 190 km/h
H = tot 210 km/h
V = tot 240 km/h
W = tot 270 km/h
Y = tot 300 km/h
De profieldiepte van het loopvlak mag
niet kleiner zijn dan 3 mm, anders is er
een groot risico op aquaplaning.
De profieldiepte van het loopvlak mag
niet kleiner zijn dan 4 mm, anders is de
auto maar beperkt geschikt voor
gebruik onder winterse omstandighe-
den.
Over de gehele omtrek van de band
zijn op verschillende plaatsen slij-
Controleren met behulp van de ban-
denspanningsgegevens op het regel-
display
Na het aanpassen van de banden-
spanningSnelheidsindex
Loopvlak van banden
Zomerbanden
Winterbanden
Minimale profieldiepte loopvlak
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
296 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM