Page 225 of 476

225
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het systeem werkt in
de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:
Als de snelheid van het naderende
voertuig aanzienlijk hoger is dan de
snelheid van de eigen auto.
In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
In scherpe bochten of op smalle
wegen.
Als de bumper vuil is of is bedekt
met sneeuw of bijvoorbeeld stickers.
Bij het vervoer van uitstekende
lading.
Het bevestigen van objecten (bijvoor-
beeld stickers of folie) in het gebied van
de radarstraal zal ook de werking van
de radarsensoren schaden en kan zelfs
tot gevolg hebben dat deze falen.
Er wordt een voertuigmelding weerge-
geven bij beperkte functionaliteit.
Afhankelijk van de geselecteerde
instelling voor waarschuwingen, bij-
voorbeeld de waarschuwingstijd, kun-
nen er meer waarschuwingen worden
weergegeven. Hierdoor worden er
mogelijk meer voortijdige waarschuwin-
gen met betrekking tot kritieke situaties
gegeven. Het systeem reageert op voertuigen die
van achteren naderen.
Twee radarsensoren in de achterbum-
per bewaken het gebied achter de auto.
Als een voertuig met de juiste snelheid
van achteren nadert, reageert het sys-
teem als volgt:
De alarmknipperlichten worden inge-
schakeld om het verkeer achter u te
waarschuwen als er kans is op een
aanrijding van achteren.
Functionele beperkingen
Weergave waarschuwingen
Voorkomen van een aanrijding
van achteren
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de
zichtbaarheid en verkeerssituatie goed in
te schatten. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de verkeerssitu-
atie in de gaten en grijp in als de situatie
dit vereist.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
225 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 226 of 476

226
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
De radarsensoren bevinden zich in de
achterbumper.
Houd de bumpers schoon en het
gedeelte van de radarsensoren onafge-
dekt.
Het systeem wordt aan het begin van
elke rit automatisch ingeschakeld.
In de volgende situaties wordt het sys-
teem uitgeschakeld:
Bij het achteruitrijden. Het systeem werkt in de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal:
Als de snelheid van het naderende
voertuig aanzienlijk hoger is dan de
snelheid van de eigen auto.
Bij langzaam naderende voertuigen.
In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
In scherpe bochten of op smalle
wegen.
Als de bumper vuil is of is bedekt
met sneeuw of bijvoorbeeld stickers.
Als het zichtveld van de sensoren
wordt gehinderd, bijvoorbeeld door
garagewanden, hagen of sneeuwho-
pen.
Bij het vervoer van uitstekende
lading.
De remlichten knipperen om wegge-
bruikers achter uw auto te waarschu-
wen dat u een noodstop uitvoert. Dit
beperkt de kans op een aanrijding van
achteren.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Overzicht
Radarsensoren
In-/uitschakelen
Beperkingen van het systeem
Noodremlichten
Principe
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 226 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 227 of 476

227
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Normaal remmen: remlichten bran-
den.
Sterk afremmen: remlichten knippe-
ren.
Kort voordat de auto tot stilstand komt,
worden de alarmknipperlichten geacti-
veerd.
Uitschakelen van de alarmknipperlich-
ten:
Accelereren.
Druk op de knop van de alarmknip-
perlichten.
Het systeem kan de auto in bepaalde
ongevalssituaties au tomatisch tot stil-
stand brengen zonder tussenkomst van
de bestuurder. Het risico van een ver-
dere aanrijding en de gevolgen daarvan
kan daardoor worden verminderd.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen,
wordt het remsyst eem automatisch
gedeactiveerd. In bepaalde situaties is het mogelijk
nodig om de auto sneller tot stilstand te
brengen.
Hiervoor moet de remdruk die wordt uit-
geoefend bij het intrappen van het rem-
pedaal kortstondig hoger zijn dan de
remdruk die wordt bereikt door de auto-
matische remfunctie. Deze actie onder-
breekt het automatische remproces.
In bepaalde situaties is het mogelijk
nodig om het automatisch remmen te
annuleren, bijvoorbeeld voor een uit-
wijkmanoeuvre.
Automatisch remmen annuleren:
Door het intrappen van het rempe-
daal.
Door het intrappen van het gaspe-
daal.
Het systeem kan afnemende oplettend-
heid of het begin van vermoeidheid bij
de bestuurder signaleren tijdens lange
eentonige ritten, bijvoorbeeld op snel-
wegen. In deze situaties is het raad-
zaam dat u pauze neemt.
Algemeen
Autonomous Emergency
Braking-systeem
Principe
Bij stilstand
Harder remmen
Automatisch remmen annuleren
Driver Attention Control
Algemeen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
227 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 228 of 476

228
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Telkens wanneer de Drive
Ready-modus wordt ingeschakeld,
wordt het systeem ingeschakeld.
Na aanvang van de rit past het systeem
zich aan de bestuurder aan zodat een
afname in aandacht of vermoeidheid
kan worden gesignaleerd.
Dit proces houdt rekening met de vol-
gende criteria:
Persoonlijke rijstijl, bijvoorbeeld
stuurgedrag.
Rijomstandigheden, bijvoorbeeld het
moment van de dag of de duur van
de rit.
Het systeem is vanaf ongeveer 70 km/h
actief en kan ook een aanbeveling voor
het nemen van pauze weergeven.
De Driver Attention Control wordt tel-
kens wanneer de Drive Ready-modus
wordt ingeschakeld automatisch geacti-
veerd en kan zodoende pauzeaanbeve-
lingen weergeven. Pauzeaanbevelingen kunnen ook wor-
den in- en uitgeschakeld en ingesteld
via Toyota Supra Command.
Via Toyota Supra Command:
1
“My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Driver Attent ion Control”
4 Selecteer de gewenste instelling:
“Sensitive” (gevoelig): de pauzeaan-
beveling wordt eerder gegeven.
“Standard” (standaard): de pauze-
aanbeveling wordt met een
bepaalde waarde weergegeven.
“Off” (uit): er wordt geen pauzeaan-
beveling weergegeven.
Als de aandacht van de bestuurder
afneemt of hij/zij moe wordt, wordt er
een melding weergegeven op het regel-
display met de aanbeveling om pauze
te nemen.
De volgende instellingen kunnen tij-
dens de weergave worden geselec-
teerd:
“Do not ask again” (niet nogmaals
vragen)
“Places to stop” (plaatsen om te
stoppen)
“Remind me later” (help me herinne-
ren)
De pauzeaanbeveling wordt na 20 minuten
herhaald.
Na een pauze kan een andere pauze-
aanbeveling pas op zijn vroegst na
ongeveer 45 minuten worden weerge-
geven.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om uw
fysieke conditie correct te beoordelen.
Toenemende onoplettendheid of ver-
moeidheid worden mogelijk niet of niet tij-
dig gesignaleerd. Er bestaat een kans op
ongevallen. Zorg ervoor dat u als bestuur-
der uitgerust en alert
bent. Pas uw rijstijl
aan de omstandigheden op de weg aan.
Functie
Aanbeveling voor het nemen van
pauze
Instellen
Display
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 228 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 229 of 476

229
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het systeem heeft mogelijk een
beperkte functionaliteit in situaties
zoals onderstaande en er wordt moge-
lijk een onjuiste waarschuwing of hele-
maal geen waarschuwing
weergegeven:
Als de tijd verkeerd is ingesteld.
Wanneer de snelheid overwegend
lager is dan ongeveer 70 km/h.
Bij een sportieve rijstijl, bijvoorbeeld
bij het snel accelereren of het snel
nemen van bochten.
Bij actieve rijsituaties, bijvoorbeeld
bij het regelmatig van rijstrook wis-
selen.
Bij een slechte toestand van de weg.
Bij een sterke zijwind.
Het systeem wordt ongeveer 45 minu-
ten na tot stilstand brengen van de auto
gereset, bijvoorbeeld tijdens een pauze
tijdens een lange snelwegrit. Dit hoofdstuk beschrijft alle standaard,
landspecifieke en speciale uitrusting
die beschikbaar is voor de modelserie.
Daardoor worden mogelijk uitrusting en
functies beschreven die niet in uw auto
aanwezig zijn, bijvoorbeeld als gevolg
van de geselecteerde optionele uitrus-
ting of de landenspecificatie. Dit geldt
ook voor functies en systemen met
betrekking tot veiligheid. Houd u bij het
gebruik van de bijbehorende functies
en systemen aan de
desbetreffende
wet- en regelgeving.
Het ABS voorkomt het blokkeren van
de wielen tijdens het remmen.
Dit zorgt ervoor dat de auto ook bij
krachtig remmen bestuurbaar blijft, wat
de actieve veiligheid ten goede komt.
Het ABS is operationeel zodra de motor
is gestart.
Situaties waarin het ABS niet optimaal
kan werken:
Bij het aansnijden van een bocht met
een extreem hoge snelheid
Beperkingen van het systeem
Rijstabiliteitsregel-
systemen
Uitrusting
Antiblokkeersysteem (ABS)
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
229 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 230 of 476

230
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
In dit geval kan ook een eventuele ingreep
van het ABS een potentieel gevaarlijke situ-
atie niet voorkomen. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor het inschatten van de
wegsituatie en het rijden met een veilige
snelheid.
Als het rempedaal snel wordt ingetrapt,
zorgt dit systeem autom atisch voor een
maximale remkracht. Op die wijze
wordt de remweg bij krachtig remmen
zo kort mogelijk gehouden. Bovendien
worden hiermee de voordelen van het
antiblokkeersysteem (ABS) optimaal
benut.
Tijdens krachtig remmen moet het rem-
pedaal stevig ingetrapt worden gehou-
den.
In samenwerking met de Dynamic
Radar Cruise Control zorgt dit systeem
ervoor dat het remsysteem bij een
noodstop nog sneller op het intrappen
van het rempedaal reageert.
Dit systeem vereenvoudigt het wegrij-
den op een helling omhoog. 1
Houd de auto op zijn plaats door het
rempedaal ingetrapt te houden.
2 Laat het rempedaal los en geef
meteen gas om weg te rijden.
De auto wordt gedurende ongeveer 2
seconden op zijn plaats gehouden
nadat het rempedaal is losgelaten.
Afhankelijk van de belading kan de
auto eerst een stukje achteruitrollen.
Dit systeem vermindert het motorver-
mogen en regelt de remkracht op elk
wiel afzonderlijk om de auto, binnen de
natuurkundige grenzen, veilig op de
juiste koers te houden.
De VSC signaleert tijdens het rijden bij-
voorbeeld de volgende stabiliteitspro-
blemen:
Tractieverlies van de achterwielen,
wat kan leiden tot overstuur.
Gripverlies van de voorwielen, wat
kan leiden tot onderstuur.
Brake Assist
Adaptive Brake Assist
Hill Start Assist Control
Principe
Wegrijden
Vehicle Stability Control (VSC)
Principe
Algemeen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 230 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 231 of 476

231
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
De rijstabiliteit bij het accelereren en in
bochten is beperkt als de VSC is uitge-
schakeld.
Schakel om de rijstabiliteit te optimali-
seren de VSC zo snel mogelijk weer in.
Als de VSC is uitgeschakeld, wordt
VSC OFF weergegeven op het instru-
mentenpaneel.
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Dit systeem ontneemt u niet de verant-
woordelijkheid om de verkeerssituatie
goed in te schatten. Vanwege de beperkin-
gen van het systeem kan het niet op elke
verkeerssituatie afzonderlijk op de juiste
wijze reageren. Er bestaat een kans op
ongevallen. Pas uw rijstijl aan de omstan-
digheden op de weg aan. Houd de ver-
keerssituatie in de gaten en grijp in als de
situatie dit vereist.
WAARSCHUWING
Bij het rijden met lading op het dak, bij-
voorbeeld een geladen imperiaal, ligt het
zwaartepunt hoger waardoor een veilig rij-
gedrag niet meer in alle situaties kan wor-
den gegarandeerd. Er bestaat een kans
op ongevallen en schade. Schakel de
Vehicle Stability Control (VSC) niet uit bij
het rijden met lading op het dak.
Overzicht
Toets in de auto
VSC OFF
VSC in-/uitschakelen
Algemeen
VSC uitschakelen
Houd de toets ingedrukt tot VSC
OFF wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel en het con-
trolelampje VSC OFF gaat bran-
den.
VSC inschakelen
Druk op de toets.
De aanduiding VSC OFF ver-
dwijnt en het controlelampje VSC
OFF gaat uit.
Display
Op het instrumentenpaneel
Controle- en waarschuwingslampjes
Als het controlelampje brandt, is
de VSC uitgeschakeld.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 231 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 232 of 476

232
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Bij het aansnijden van een bocht met
een extreem hoge snelheid
In dit geval kan ook een eventuele ingreep
van de VSC een potentieel gevaarlijke situa-
tie niet voorkomen. De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor het inschatten van de
wegsituatie en het rijden met een veilige
snelheid.
De tractiemodus, is een functionaliteit
van de Vehicle Stability Control (VSC)
die onder bepaalde omstandigheden de
voorwaartse beweging van de auto
optimaliseert.
Onder bepaalde specifieke rijomstan-
digheden, zoals bij het rijden op een
besneeuwde weg of een losse onder-
grond, zorgt dit systeem voor een opti-
male voorwaartse beweging wat enigszins ten koste kan gaan van de rij-
stabiliteit.
Het inschakelen van de tractiemodus
zorgt voor een optimale tractie. De rij-
stabiliteit bij het accelereren en in boch-
ten is beperkt.
Onder de volgende omstandigheden
kan het nuttig zijn om de tractiemodus
even in te schakelen:
Bij het rijden in smeltende sneeuw of
op een besneeuwde weg.
Bij het wegrijden in diepe sneeuw of
op een losse ondergrond.
Bij het rijden met sneeuwkettingen.
Als het controlelampje knippert,
is de VSC bezig met een regeling
van de acceleratie- en rem-
kracht.
Als het controlelampje brandt, is
er een storing in de VSC.
Situaties waarin de VSC niet
optimaal kan werken
Tractiemodus
Principe
Algemeen
Overzicht
Toets in de auto
VSC OFF
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 232 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM