Page 241 of 476

241
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
De radarsensor bevindt zich aan de
voorzijde van de auto in de bumper.
Houd de radarsensor schoon en zorg
ervoor dat hij niet wordt afgedekt.
De camera bevindt zich aan de voor-
zijde van de binnenspiegel.
Houd de voorruit schoon en onafgedekt
in het gedeelte voor de binnenspiegel.
Het systeem werkt optimaal op wegen
met een egaal wegdek.
De minimale instelbare snelheid
bedraagt 30 km/h.
De maximale inst
elbare snelheid
bedraagt 160 km/h.
U kunt ook een hogere snelheid instel-
len door over te schakelen naar de
cruise control zonder afstandsregeling.
Het systeem kan ook worden ingescha-
keld bij stilstaande auto.
Overzicht
Toetsen op het stuurwiel
ToetsFunctie
Cruise control aan/uit, zie
blz. 242.
Actuele snelheid opslaan
Speed Limit Assist, zie
blz. 249: handmatig instellen
op de voorgestelde snel-
heidslimiet.
Als het systeem is geacti-
veerd, drukt u op deze toets
om de cruise control te onder-
breken, zie blz. 242.
Als het systeem is onderbro-
ken, drukt u op deze toets om
de cruise control te hervatten
met de laatste instelling, zie
blz. 244.
Instellen van de afstand tot
de voorligger, zie blz. 243.
Tuimelschakelaar:
Instellen van de snelheid, zie
blz. 243.
Radarsensor
Camera
Toepassingsgebied
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 241 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 242 of 476

242
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Het controlelampje gaat branden.
De cruise control is actief. De rijsnel-
heid wordt aangehouden en opgesla-
gen als ingestelde snelheid.
De Vehicle Stability Control (VSC)
wordt, indien noodzakelijk, ingescha-
keld.
Houd bij het uitschakelen bij stilstaande
auto gelijktijdig het rempedaal inge-
trapt.
Druk nogmaals op de volgende toets op
het stuurwiel:
De displays worden uitgeschakeld. De
opgeslagen ingestelde snelheid wordt
gewist.
Druk als het systeem is ingeschakeld
op de volgende toets op het stuurwiel:
Houd bij het onderbreken van het sys-
teem bij stilstaande auto gelijktijdig het
rempedaal ingetrapt.
De werking van he
t systeem wordt in
de volgende situaties automatisch
onderbroken:
Als de bestuurder remt.
Als de selectiehendel uit stand D
wordt gehaald.
Als de tractiemodus wordt geacti-
veerd of als de Vehicle Stability Con-
trol (VSC) wordt uitgeschakeld.
Bij een ingreep van de Vehicle Stabi-
lity Control (VSC).
Als de auto stilstaat, de veiligheids-
gordel wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
Als het systeem gedurende langere
tijd geen objecten heeft gedetec-
teerd, bijvoorbeeld op wegen met
weinig verkeer en zonder duidelijke
afbakening.
Als het detectiegebied van de radar
wordt verstoord door bijvoorbeeld
vuil of zware regenval.
Als de auto gedurende langere tijd
stil heeft gestaan nadat hij door het
systeem tot stilstand is gebracht.
Cruise control in-/uitschakelen
en onderbreken
Inschakelen
Druk op de toets op het stuur-
wiel.
Uitschakelen
Toets op het stuurwiel.
Handmatig onderbreken
Toets op het stuurwiel.
Automatische onderbreking
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 242 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 243 of 476

243
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Beweeg als de werking van het sys-
teem is onderbroken de tuimelschake-
laar één keer kort omhoog of omlaag.
Het systeem wordt ingeschakeld.
De actuele rijsnelheid wordt aangehou-
den en opgeslagen als ingestelde snel-
heid.
De opgeslagen snelheid wordt weerge-
geven op de snelheidsmeter.
De Vehicle Stability Control (VSC)
wordt, indien noodzakelijk, ingescha-
keld.
De snelheid kan ook worden opgesla-
gen door op de toets te drukken.
Beweeg de tuimelschakelaar herhaal-
delijk omhoog of omlaag tot de
gewenste snelheid is ingesteld.
Als het systeem actief is, wordt de
weergegeven snelheid opgeslagen en
gaat de auto met de opgeslagen snel-
heid rijden als de weg vrij is.
Elke keer dat de tuimelschakelaar
tot aan het weerstandspunt omhoog
of omlaag wordt bewogen, wordt de
ingestelde snelheid met 1 km/h ver-
hoogd of verlaagd.
Elke keer dat de tuimelschakelaar
tot voorbij het weerstandspunt
omhoog of omlaag wordt bewogen,
wordt de ingestelde snelheid met 10
km/h verhoogd of verlaagd naar de
volgende of vorige op de snelheids-
meter weergegeven snelheid.
Houd de tuimelschakelaar omhoog of
omlaag om de actie te herhalen.
De afstandsinstelling wordt opgesla-
gen voor het op dat moment gebruikte
bestuurdersprofiel.
Instellen van de snelheid
Aanhouden en opslaan van de snel-
heid
Druk op de toets.
De snelheid wijzigen
Instellen van de afstand
Algemeen
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 243 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 244 of 476

244
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Als de werking van de cruise control is
onderbroken, kunt u deze weer hervat-
ten door de opgeslagen snelheid op te
roepen.
Controleer voordat u de opgeslagen
snelheid oproept of het verschil tussen
de actuele rijsnelheid en de opgeslagen
snelheid niet te groot is. Anders kan de
auto sterker decelereren of sneller
accelereren dan u verwacht.
De werking van de cruise control wordt
hervat met de opgeslagen waarden.
In de volgende situaties wordt de opge-
slagen snelheid gewist en kan deze
niet meer worden opgeroepen:
Als het systeem wordt uitgescha-
keld.
Als de Drive Ready-modus wordt uit-
geschakeld. De afstandsregeling kan worden in- en
uitgeschakeld tijdens het rijden met
ingeschakelde cruise control.
Druk nogmaals op de toets om weer
over te schakelen
naar cruise control
met afstandsregeling.
Na het overschakelen wordt een voer-
tuigmelding weergegeven.
De geselecteerde afstand tot de voor-
ligger wordt weergegeven.
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Dit systeem ontneemt u niet de verant-
woordelijkheid om veilig te rijden. Door
beperkingen van het systeem kan het
voorkomen dat te laat door het systeem
wordt afgeremd. Er bestaat een kans op
ongevallen en schade. Blijf onder alle
omstandigheden goed letten op de ver-
keerssituatie. Pas uw afstand aan de ver-
keersdrukte en de weersomstandigheden
aan en rem indien nodig bij om de voorge-
schreven veilige afstand aan te houden.
Instellen van de afstand tot de voorligger
Druk herhaaldelijk op de toets tot
de gewenste afstand is ingesteld.
Cruise control hervatten
Druk op de toets om de werking
van het systeem te hervatten als
deze was onderbroken.
Schakelen tussen cruise control
met en zonder afstandsregeling
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het systeem reageert niet op voorliggers,
maar houdt alleen de opgeslagen snelheid
aan. Er bestaat een kans op ongevallen en
schade. Houd bij het instellen van de snel-
heid rekening met de omstandigheden op
de weg en rem indien nodig.
Overschakelen naar cruise control
zonder afstandsregeling
Houd de toets ingedrukt.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Weergave status
De ingestelde snelheidslimiet
wordt weergegeven.
Afstand tot de voorligger
SET11 0
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 244 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 245 of 476

245
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Het voertuigsymbool in de afstands-
weergave beweegt weg zodra het
gedetecteerde voertuig wegrijdt.
Activeer om te accelereren de ACC
door bijvoorbeeld het gaspedaal kort in
te trappen of de tuimelschakelaar kort
omhoog te bewegen.
SymboolBeschrijving
Afstand 1
Afstand 2
Afstand 3
Komt overeen met onge-
veer de helft van de rij-
snelheid in meters. Deze
afstand wordt geselec-
teerd als het systeem
voor het eerst wordt
ingeschakeld.
Afstand 4
Systeem onderbroken.
Geen weergave van de
afstandsregeling omdat
het gaspedaal wordt
ingetrapt.
Detectie van een voertuig
SymboolBeschrijving
Groen symbool:
Voorligger gedetec-
teerd. Het systeem
houdt de ingestelde
afstand tot de voorligger
aan.
Controle- en waarschuwingslampjes
SymboolBeschrijving
Als het controlelampje
groen brandt, is het sys-
teem actief.
Als het controlelampje
uit is, is het systeem uit-
geschakeld.
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
245 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 246 of 476

246
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Bepaalde informatie van het systeem
kan ook worden weergegeven op het
head-up display.
De afstandsinformatie is actief onder de
volgende omstandigheden:
Dynamic Radar Cruise Control uitge-
schakeld.
Weergave op het head-up display
geselecteerd, zie blz. 181.
Afstand te kort.
Rijsnelheid hoger dan ongeveer
70 km/h.
Het detectievermogen van het systeem
en het automatische remvermogen zijn
beperkt.
Tweewielers worden bijvoorbeeld
mogelijk niet gedetecteerd.
Het systeem decelereert niet in de vol-
gende situaties:
Bij voetgangers of vergelijkbare
langzame weggebruikers.
Bij een verkeerslicht dat op rood
staat.
Bij kruisend verkeer.
Bij tegemoetkomend verkeer.
Voertuigsymbool knip-
pert:
Er wordt niet meer vol-
daan aan de werkings-
voorwaarden van het
systeem.
Het systeem is gedeacti-
veerd, maar blijft rem-
men tot u zelf het rem- of
gaspedaal intrapt.
Voertuigsymbool en
afstandsbalk knipperen
rood in combinatie met
een geluidssignaal:
Rem af en wijk indien
nodig uit.
Weergave op het head-up
display
Ingestelde snelheid
Dit symbool wordt weergegeven
als de ingestelde snelheid is
bereikt.
Afstandsinformatie
Dit symbool wordt weergegeven
als de afstand tot de voorligger te
kort is.
SymboolBeschrijving
Beperkingen van het systeem
Detectiegebied
Deceleratie
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 246 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 247 of 476

247
4
Handleiding Supra 4-1. BEDIENING
BEDIENING
Een voorligger wordt alleen gedetec-
teerd als deze recht voor u rijdt.
Als een ander voertuig plotseling
invoegt, kan het syst
eem de ingestelde
afstand mogelijk niet zelfstandig her-
stellen. In sommige omstandigheden is
het ook niet mogelijk om de geselec-
teerde afstand te herstellen als u aan-
zienlijk sneller rijdt dan uw voorligger,
bijvoorbeeld wanneer u een vrachtwa-
gen snel nadert. Als het systeem met
zekerheid een voorligger heeft gedetec-
teerd, verzoekt het u om in te grijpen
door te remmen en indien nodig uit te
wijken.
Als de ingestelde snelheid te hoog is
voor een bocht, wordt de snelheid in de
bocht iets verminderd. Bochten worden
echter niet van tevoren door het sys- teem herkend. Pas daarom zelf uw
snelheid aan bij het naderen van een
bocht.
Het detectiebereik
van het systeem is
beperkt. In scherpe bochten kunnen
situaties voorkomen waarbij een voor-
ligger niet of te la at wordt gedetecteerd.
Bij het naderen van een bocht kan het
ook voorkomen dat door de kromming
van de bocht het systeem tijdelijk op
voertuigen op een andere rijstrook rea-
geert. Als het systeem daarop reageert
door de auto te lat en decelereren, kunt
u dit verhelpen door kort het gaspedaal
in te trappen. Zodra u het gaspedaal
loslaat, neemt het systeem de regeling
van de rijsnelheid weer over.
In bijvoorbeeld de volgende situaties
kan de auto niet automatisch wegrijden:
Op een steile helling omhoog.
Voor een verhoging in het wegdek.
Bedien in dergelijke situaties het gas-
pedaal.
Invoegende voertuigen
Rijden in bochten
Wegrijden
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page
247 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM
Page 248 of 476

248
Handleiding Supra4-1. BEDIENING
Bij ongunstige weers- of lichtomstan-
digheden kan er sprake zijn van de vol-
gende beperkingen:
Slechtere detectie van voertuigen.
Kortstondig uit beeld verdwijnen van
reeds gedetecteerde voertuigen.
Voorbeelden van ongunstige weers- of
lichtomstandigheden:
Natte wegen.
Sneeuwval.
Smeltende sneeuw.
Mist.
Tegenlicht.
Blijf opletten tijdens het rijden en rea-
geer zelf op veranderingen in de ver-
keerssituatie. Grijp indien nodig actief
in door te remmen, te sturen of uit te
wijken.
De ingestelde snelheid wordt ook aan-
gehouden bij hellingafwaarts rijden. Bij
hellingopwaarts rijden is het afhankelijk
van het beschikbare motorvermogen
mogelijk dat de ingestelde snelheid niet
wordt gehaald. Het systeem kan niet worden geacti-
veerd als de radarsensor niet goed is
uitgelijnd, bijvoorbeeld door parkeer-
schade.
In het geval van een storing in het sys-
teem wordt een voertuigmelding weer-
gegeven.
Laat het systeem nakijken door een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Het systeem werkt mogelijk minder
goed als het detectiegebied van de
radarsensor gedeeltelijk wordt afge-
dekt, bijvoorbeeld door de kenteken-
plaathouder.
In de volgende situaties kan het sys-
teem stilstaande voertuigen mogelijk
minder goed detecteren en erop reage-
ren als deze worden genaderd:
Tijdens het kalibratieproces van de
camera direct na aflevering van de
auto.
Bij een storing of verontreiniging van
de camera. Er wordt een voertuig-
melding weergegeven.
Weer
Motorvermogen
Storing
Radarsensor
Camera
Supra_OM_General_OM99V80E_1_1911.book Page 248 Thursday, October 31, 2019 2:57 PM