Page 161 of 220
1.3 Multijet Euro 6 versies
1. Motoroliepeilstok 2. Motorolie dop/vulopening 3. Motorkoelvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers voorruit/achterruit 5. Remvloeistof
6. Stuurbekrachtigingsvloeistof 7. Accu.
1
32
4
5
6
170F0T0920
159
Page 162 of 220
1.4 Natural Power versies
1. Motoroliepeilstok 2. Motorolie dop/vulopening 3. Motorkoelvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers voorruit/achterruit 5. Remvloeistof
6. Stuurbekrachtigingsvloeistof 7. Accu
5
171F0T0374
160
ONDERHOUD EN ZORG
Page 163 of 220

MOTOROLIE
Motorolieniveau controleren
Controleer ongeveer 5 minuten na het
uitzetten van de motor het oliepeil
met het voertuig op een horizontale
ondergrond.
Neem de peilstok weg, reinig hem en
plaats hem geheel terug; neem de
peilstok weer weg en controleer of het
peil zich tussen de markeringen MIN en
MAX op de peilstok bevindt. Het
verschil tussen de markeringen MIN en
MAX komt overeen met ongeveer 1
liter olie.
Motorolie bijvullen
Wanneer het olieniveau dichtbij of onder
de markering MIN ligt, moet olie
worden bijgevuld via de vulopening 2
tot aan de markering MAX.
Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
BELANGRIJK Als het motoroliepeil bij
een niveaucontrole boven het
MAX-teken blijkt te staan, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk
om het juiste peil te herstellen.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of
het verversen van motorolie de motor
enkele seconden draaien alvorens hem
uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximaal
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km.
Wanneer het voertuig nieuw is, moet de
motor worden ingereden, daarom kan
het motorolieverbruik pas na de eerste
5.000-6.000 km als stabiel beschouwd
worden.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik
hangt af van de rijstijl en de
omstandigheden waaronder het
voertuig wordt gebruikt.
BELANGRIJK Vul motorolie bij met
dezelfde kenmerken als de motorolie
waarmee de motor reeds is gevuld.
134)
44)
MOTORKOELVLOEISTOF
Controleer het koelvloeistofpeil bij
koude motor. Het peil moet tussen het
MIN- en MAX teken op het
expansiereservoir staan.
Wanneer het niveau laag is, vul dan bij
met een mengsel van 50%
gedemineraliseerd water en
PETRONAS LUBRICANTS PARAFLU
UP
via de dop 3.Het mengsel van 50% PARAFLU
UPen
50% gedemineraliseerd water
beschermt tegen bevriezing tot een
temperatuur van –35°C. Bij bijzonder
extreme klimaatomstandigheden wordt
het gebruik van een mengsel van 60%
PARAFLU
UPen 40% gedemineraliseerd
water geadviseerd.
135)
45)
VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
Om vloeistof bij te vullen, dop 4
verwijderen en een mengsel van water
en PETRONAS DURANCE SC
35-vloeistof toevoegen in de volgende
verhoudingen:
30% PETRONAS DURANCE SC 35
en 70% water in de zomer;
50% PETRONAS DURANCE SC 35
en 50% water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20 °C
onverdunde PETRONAS DURANCE
SC 35-vloeistof.
Controleer het vloeistofpeil in het
reservoir.
136) 137)
161
Page 164 of 220

REMVLOEISTOF
Draai de dop 5 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het
maximale niveau staat.
The fluid level in the reservoir must not
exceed the MAX mark.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de
tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen"
(zie “Technische gegevens”). Zorg
ervoor dat bij het openen van de dop A
er geen vuil in het reservoir
terechtkomt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met fijne zeef van maximaal
0,12 mm.
BELANGRIJK Remvloeistof is
hygroscopisch (d.w.z. trekt water aan).
Daarom moet bij overwegend gebruik
van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker
worden vervangen dan is aangegeven
in het “Geprogrammeerd
onderhoudsschema”.
138) 139)
46)
STUURBEKRACHTIGINGS-
VLOEISTOF
Draai de dop 6 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir tussen de
markeringen MIN en MAX op het
reservoir staat.
Het oliepeil mag boven het MAX-teken
komen wanneer de olie warm is. Vul
zo nodig olie bij met dezelfde
kenmerken als de olie waarmee het
systeem reeds is gevuld.
140)
3)
VLOEISTOF
HYDRAULISCH SYSTEEM
COMFORT-MATIC-
VERSNELLINGSBAK
Om het oliepeil van de versnellingsbak
te controleren en de vloeistof van het
hydraulisch systeem van de koppeling
te controleren/verversen, gaat u naar
een Fiat Servicepunt.
4)
ACCU
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water. Een periodieke controle bij het
Fiat Servicenetwerk is echter
noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.
141) 142)
De batterij vervangen
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties.
Als de accu vervangen wordt door een
accu met andere specificaties, dan
zijn de onderhoudsintervallen die in het
“Onderhoudsschema” van dit
hoofdstuk zijn vermeld, niet meer
geldig.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu voor het onderhoud.
143)
47) 48)
5)
162
ONDERHOUD EN ZORG
Page 165 of 220

BELANGRIJK
133)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
134)Wees bijzonder voorzichtig bij het
uitvoeren van werkzaamheden in de
motorruimte bij warme motor: gevaar voor
brandwonden. Vergeet niet dat bij een
warme motor de ventilator onverwacht kan
inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals,
dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
135)Verwijder de dop van het reservoir
niet wanneer de motor erg heet is, gevaar
van brandwonden. Het koelsysteem staat
onder druk. Als de dop vervangen moet
worden, doe dit dan alleen door een
origineel exemplaar; anders kan dit de
werking van het systeem negatief
beïnvloeden.
136)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht.
137)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte bevat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.138)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
139)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
140)Vermijd elk contact tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de hete
motoronderdelen: de olie is licht
ontvlambaar.
141)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en bronnen van vonken uit
de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
142)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
143)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
43)Wees voorzichtig bij het bijvullen en
meng nooit verschillende soorten
vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn specifiek
en het mengen ervan kan het voertuig
ernstig beschadigen.
44)De gebruikte motorolie en vervangen
oliefilters bevatten stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu. Het verdient aanbeveling
de olie en de filters te laten vervangen door
het Fiat Servicenetwerk.
45)Het koelsysteem moet worden gevuld
met PARAFLU
UPantivriesvloeistof. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU
UPmag niet
met andere typen vloeistoffen worden
gemengd. Mocht dit toch gebeuren, start
de motor dan in geen geval en neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
46)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
47)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig. Als men
na aanschaf van het voertuig accessoires
wil monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
163
Page 166 of 220

48)Als het voertuig langere tijd niet
gebruikt wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing
te voorkomen.
BELANGRIJK
3)Het verbruik van de
stuurbekrachtigingsolie is bijzonder laag;
als na het bijvullen binnen korte tijd het
niveau weer moet worden hersteld, dan
moet het systeem op eventuele lekkages
worden gecontroleerd door het Fiat
Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Het wordt aanbevolen de olie te laten
vervangen door het Fiat Servicenetwerk
waar deze op milieuvriendelijke wijze en in
overeenstemming met de wettelijke
voorschriften verwerkt wordt.
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Laat de accu
vervangen door het Fiat Servicenetwerk,
waar deze op milieuvriendelijke wijze en
overeenkomstig de wettelijke voorschriften
verwerkt wordt.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
Wij raden aan om de accu langzaam
gedurende 24 uur bij een lage
stroomsterkte op te laden. De accu
langer opladen, kan de accu
beschadigen.
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
zonder Start&Stopsysteem:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool
van de accu aan.Met Start&Stop systeem fig. 172
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
maak de snelkoppeling van de
minklem A los van de dummy-minklem
B; dit is noodzakelijk omdat de
IBS-bewakingssensor van de
accustatus D gemonteerd is op de
minklem C van de accu en deze mag
nooit losgekoppeld worden behalve als
de accu daadwerkelijk wordt
vervangen;
sluit de pluskabel van de acculader
op de pluspool E van de accu en de
minkabel op de dummy minklem B;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
172F0T0441
164
ONDERHOUD EN ZORG
Page 167 of 220

na het loskoppelen van de acculader
moet de snelkoppeling van de minklem
A weer worden aangesloten op de
dummypool B.
met Start&Stopsysteem (RADSOK):
fig. 173
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
koppel de stekker A los (door op
knop B te drukken) van de IBS-sensor
C voor de bewaking van de accustatus,
geïnstalleerd op de minpool D van de
accu;
sluit de pluskabel aan op de
plusklem E en de minklem op de
IBS-sensor F zoals aangegeven in fig.
173;
schakel de acculader in;
schakel de acculader na het opladen
uit;
sluit, na het loskoppelen van de
acculader, de stekker A weer aan op de
IBS-sensor C zoals weergegeven in
fig. 173.
BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op
het deksel van de accu. De
kabelklemmen moeten ook corrosievrij
zijn en stevig aan de klemmen
bevestigd worden. Indien gebruik
gemaakt wordt van een accusnellader
terwijl de accu in de auto gemonteerd
is, moeten, alvorens de lader aan te
sluiten, eerst de kabels van de accu
worden losgekoppeld. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
144) 145)
BELANGRIJK
144)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
145)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.
173F0T0442
165
Page 168 of 220

RUITENWISSERS
VOORRUIT/
ACHTERRUIT
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
146)
Ruitenwisserbladen
voorruit vervangen
Ga als volgt te werk:
til de ruitenwisserarm van de voorruit
op en plaats het ruitenwisserblad
onder een hoek van 90° ten opzichte
van de arm;
druk op het lipje A fig. 174en
verwijder het ruitenwisserblad van de
arm;
monteer het nieuwe ruitenwisserblad
door het klepje in de speciale zitting
op de ruitenwisserarm te blokkeren.
Zorg ervoor dat het nieuwe
ruitenwisserblad goed op zijn plaatst
bevestigd is.
Ruitenwisserblad
achterruit vervangen
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien) Ga als volgt te werk:
til de afdekking A fig. 175 op en
verwijder de arm vanaf het voertuig
door de moer B voor de bevestiging op
de scharnierpen, los te draaien;
zet de nieuwe arm goed op zijn
plaats en scherp de moer volledig aan;
verplaats de afdekking omlaag.
BELANGRIJK
146)Rijden met versleten
ruitenwisserbladen is bijzonder gevaarlijk,
aangezien dit het zicht onder slechte
weersomstandigheden beperkt.
HET VOERTUIG
OPKRIKKEN
Als het voertuig opgekrikt moet
worden, ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
174F0T0087
175F0T0088
166
ONDERHOUD EN ZORG