Page 121 of 220

BELANGRIJK
105)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
BELANGRIJK
32)Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
dieselolie voor motorvoertuigen, conform
de Europese EN590 norm. Het gebruik van
andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en
derhalve de garantie voor de veroorzaakte
schade ongeldig maken. Als per ongeluk
andere brandstofsoorten worden getankt,
mag de motor niet gestart worden. Ledig
de tank. Als de motor ook maar heel
kort heeft gewerkt, moet behalve de tank
het complete brandstoftoevoercircuit
geledigd worden.
33)De rechterschuifdeur mag niet
geopend worden als de tankdop geopend
is tijdens het tanken. Controleer of het
tankluikje gesloten is tijdens het
openen/sluiten van de schuifdeur om
schade te voorkomen.
34)Aardgastankstations zijn niet bevoegd
de cilinders bij te vullen als de
inspectiedatum verstreken is. De keerklep
verhindert dat het aardgas terugstroomt
naar de brandstofvulopening.
EEN AANHANGER
TREKKEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor het trekken van aanhangers moet
het voertuig zijn voorzien van een
goedgekeurde trekhaak en een
geschikte elektrische installatie. De
trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden gemonteerd dat ook
de noodzakelijke documenten voor
het rijden op de openbare weg zal
afgeven.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.
Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
gereduceerd.Om er zeker van te zijn dat het
maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op het kenteken van het
voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 80 km/h.
BELANGRIJK Met de versies Natural
Power kunnen geen aanhangwagens
gesleept worden en is er dus geen
inbouwvoorbereiding voor een
trekhaak.
106) 107)
BELANGRIJK
106)Het voertuig kan zijn uitgerust met
ABS, maar dit heeft geen inwerking op het
remsysteem van de aanhanger. Wees
dus bijzonder voorzichtig op gladde
wegen.
119
Page 122 of 220
107)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit
te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulische systeem van het
voertuig.
120
STARTEN EN RIJDEN
Page 123 of 220
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 3428 0000 bellen om de
dichtstbijzijnde Fiat dealer te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............122
EEN WIEL VERVANGEN .................122
FIX & GO AUTOMATIC KIT ..............127
EEN LAMP VERVANGEN ................129
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................133
BINNENLAMPEN VERVANGEN ......136
ZEKERINGEN VERVANGEN ............138
STARTEN MET HULPACCU ............145
AFSLUITSYSTEEM
BRANDSTOFTOEVOER ..................146
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........146
121
Page 124 of 220

ALARM-
KNIPPERLICHTEN
De lichten worden ingeschakeld door
op schakelaar A fig. 118 te drukken,
ongeacht de stand van de
contactsleutel.
De waarschuwingslampjes
enop
het instrumentenpaneel gaan branden
als deze inrichting is ingeschakeld. Druk
opnieuw op schakelaar A om de
alarmknipperlichten uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.Noodremsysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Bij het remmen in noodsituaties worden
de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld, evenals de
waarschuwingslampjes
enop het
instrumentenpaneel. Deze functie
wordt automatisch uitgeschakeld
wanneer de remwerking weer normaal
is.
EEN WIEL
VERVANGEN
Combi/Cargo versie -Het voertuig is
oorspronkelijk uitgerust met de Fix&Go
Automatic snelle bandenreparatiekit
(zie aanwijzingen in het volgende
hoofdstuk). Als alternatief kan het
voertuig voorzien zijn van een
reservewiel van normale afmetingen.
Het verwisselen van een wiel en het
juiste gebruik van de krik en het
reservewiel vereisen enkele
voorzorgsmaatregelen die hierna zijn
beschreven.
108) 109) 110) 111) 112) 113) 114)
35) 36)
KRIK
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 1,76 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik
door een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.118F0T0049
122
NOODGEVALLEN
Page 125 of 220

VERVANGINGS-
PROCEDURE WIEL
Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
stop het voertuig op een plek die
niet gevaarlijk is voor het verkeer en
waar het wiel op veilige wijze vervangen
kan worden. De grond moet zo
mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af en trek de handrem
aan;
schakel de eerste versnelling of de
achteruit in;
doe het reflecterende veiligheidsvest
(wettelijk verplicht in bepaalde landen)
aan voordat u uit het voertuig stapt;
geef aan dat het voertuig panne
heeft door de voorzieningen te
gebruiken die wettelijk verplicht zijn in
uw land (bijv. driehoek,
alarmknipperlichten, enz.);
voor Cargoversies: hendel A fig. 119
optillen en de rugleuning van de linker
voorstoel naar voren bewegen om
de gereedschapstas te pakken achter
de rugleuning: maak de elastieken riem
los en breng de gereedschapskist
naar het te vervangen wiel;
voor Combi-versies: open de
openslaande achterdeuren, pak de
gereedschapstas fig. 120 links in de
bagageruimte door de elastieken
riempjes los te maken en breng deze
naar het te vervangen wiel;
neem wielsleutel B fig. 121 en het
verlengstuk met vijfhoekige fitting C; in
de laadruimte, monteer verlengstuk
C op bout A; gebruik sleutel B om het
wiel omlaag te brengen door de draad
af te rollen;
gebruik de wielsleutel B om het wiel
van het voertuig te verwijderen fig.
122;
119F0T0119
120F0T0206
121F0T0922
122F0T0168
123
Page 126 of 220

draai knop D fig. 123 los en maak
de velg los van beugel E, door deze uit
de opening van de velg te halen;
voor voertuigen met lichtmetalen
velgen, het wieldeksel verwijderen;
draai met de bijgeleverde sleutel de
wielbouten van het te verwisselen
wiel een slag los;
voor wielen met lichtmetalen velgen,
het wieldeksel verwijderen:
draai de krik om hem gedeeltelijk te
openen en plaats hem dan onder het
voertuig bij referentiepunten A fig.
124 bij het te vervangen wiel;
bedien de krik met de knop om hem
te openen tot de groef A fig. 125 van
de krik correct geplaatst wordt in het
onderste profiel B op de langsligger;
waarschuw iedereen in de buurt dat
het voertuig wordt opgekrikt. Niemand
mag in de nabijheid van het voertuig
komen en het voertuig vooral niet
aanraken tot het weer helemaal op de
grond staat;
bedien de krik en hef het voertuig op
tot het wiel enkele centimeters van de
grond is. Bij het draaien van de slinger
ervoor zorgen dat deze vrij draait om
te voorkomen dat uw handen over
de grond schuren. Ook de bewegende
onderdelen van de krik (bouten en
scharnieren) kunnen verwondingen
veroorzaken: raak deze onderdelen niet
aan. In geval van accidenteel contact
met smeervet, het betreffende deel
zorgvuldig schoonmaken;
draai de vier bevestigingsbouten
volledig los en verwijder het wiel.
zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de velg schoon zijn
om het loskomen van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het wiel door de eerste
wielbout B fig. 126 twee slagen aan te
draaien in het gat dat zich het dichtst bij
het ventiel A bevindt;
123F0T0923
124F0T0125
125F0T0126
126F0T0282
124
NOODGEVALLEN
Page 127 of 220

monteer het wieldeksel, controleer
of het symbool
uitgelijnd is met
het ventiel, plaats vervolgens de andere
drie bouten.
haal de bouten aan met de
bijgeleverde sleutel;
voor voertuigen met lichtmetalen
velgen, het wieldeksel monteren;
draai de slinger van de krik om het
voertuig te laten zakken en verwijder de
krik;
gebruik de meegeleverde sleutel om
de bouten volledig vast te draaien op
een zich kruisende manier in fig. 127.
Na voltooiing van de
werkzaamheden:
monteer beugel A fig. 128 op het
wiel nadat dit in het gat is geplaatst,
draai de pen met schroefdraad in een
van de boutgaten en zet het vast door
knop B vast te draaien;
voor voertuigen met lichtmetalen
velgen, verwijder de adapter D fig. 129
en breng de beugel in de adapter D,
breng de pen in het gat en bevestig
deze met knop F;
zet het wiel verticaal en leg de
gemonteerde adapter op de binnenkant
van de velg, gebruik vervolgens de
bijgeleverde bouten om het wiel aan de
adapter fig. 130 te bevestigen. Scherp
de bouten aan met de wielsleutel;
controleer of het vervangen wiel
correct in zijn zitting onder de
bodemplaat is geplaatst (het
hefsysteem is voorzien van een
vangkoppeling die als eindaanslag
fungeert, onjuiste plaatsing kan
de veiligheid in gevaar brengen);
til het wiel op door het aanspannen
van bout A fig. 121;
berg de krik en de andere
gereedschappen op in de specifieke
gereedschapstas;
plaats de gereedschapskist achter
de linkerzitting (Cargo-versies) of in
de bagageruimte (Combi-versies);
bevestig de gereedschapstas aan
de haken.
127F0T0128
128F0T0924
129F0T0925
130F0T0926
125
Page 128 of 220

BELANGRIJK
108)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Daarom moeten de krik en het wiel met
de lege band altijd in de speciale behuizing
geplaatst worden.
109)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant
van het voertuig vlak naast een rijbaan:
zorg ervoor dat het voertuig op een
voldoende afstand van de weg staat, om te
vermijden overreden te worden.
110)Het reservewiel (voor bepaalde
versies/markten, waar voorzien) is specifiek
voor uw voertuig. Gebruik het daarom
niet voor andere modellen. Monteer ook
geen reservewielen van andere modellen
op uw voertuig. Gebruik het reservewiel
alleen in noodgevallen. Gebruik van het
reservewiel moet strikt worden beperkt tot
het noodzakelijke minimum.
111)Gebruik de alarmknipperlichten, de
gevarendriehoek enz., om te laten zien dat
uw voertuig stilstaat. Alle inzittenden
moeten het voertuig auto verlaten, vooral
als het zwaar beladen is, en uit de buurt
van gevaarlijk verkeer wachten tot het wiel
is verwisseld.Als het voertuig op een helling of oneffen
ondergrond staat, wiggen of andere
geschikte voorwerpen achter de wielen
leggen om te zorgen dat het voertuig
op zijn plaats blijft staan. Zorg ervoor dat
het verwisselde wiel zo snel mogelijk wordt
gerepareerd en gemonteerd. Smeer de
schroefdraad van de wielbouten niet met
vet voordat ze gemonteerd worden: ze
kunnen hierdoor losraken.
112)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv.
om andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom: wij adviseren u
om contact op te nemen met een Fiat
Servicenetwerk. Zorg dat u zich nooit
onder een opgekrikt voertuig bevindt:
gebruik de krik alleen in de aangegeven
standen. Gebruik de krik niet voor
zwaardere lasten dan is aangegeven op het
plaatje op de krik. Start de motor nooit
wanneer het voertuig opgekrikt is. Als het
voertuig meer dan noodzakelijk is opgekrikt,
kan alles onstabieler worden, met het
risico dat het voertuig met een harde klap
omlaag komt. Krik daarom het voertuig
alleen op zover als nodig is, om toegang te
krijgen tot het reservewiel.113)Als het wieldeksel niet goed
gemonteerd is, kan het tijdens het rijden
losraken. Voer nooit werkzaamheden
aan het ventiel uit. Steek nooit
gereedschap tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als de band van het
noodreservewiel, zie de spanningswaarden
die zijn aangegeven in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
114)Gebruik het ruimtebesparende
reservewiel nooit langer dan strikt
noodzakelijk en rijd nooit harder dan 80
km/h. Op het noodreservewiel is een oranje
sticker aangebracht waarop de
belangrijkste waarschuwingen over het
gebruik en de betreffende beperkingen zijn
vermeld. Deze sticker mag nooit verwijderd
of afgedekt worden. Waarschuwing! Alleen
voor tijdelijk gebruik! max. 80 km/h!
Vervang het noodreservewiel zo snel
mogelijk door het standaard wiel.
BELANGRIJK
35)Zorg voor voldoende werkruimte bij het
opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
36)Neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk om het
correcte aandraaimoment van de
bevestigingsbouten te laten controleren.
126
NOODGEVALLEN